ECLI:NL:RBDHA:2021:5371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
C/09/609563 / FA RK 21-2076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling schadevergoeding op grond van artikel 44 Wet zorg en dwang met betrekking tot inbewaringstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 44 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Verzoeker, een kwetsbare jongere, heeft schadevergoeding geëist van zowel de zorgaanbieder Parnassia als de gemeente Den Haag, naar aanleiding van een inbewaringstelling die op 5 maart 2021 door de burgemeester van Den Haag was gelast. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek tegen Parnassia, omdat deze instelling niet als zorgaanbieder kan worden aangemerkt in de context van de inbewaringstelling. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op basis van de medische verklaring van een psychiater terecht heeft gehandeld, gezien de acute dreiging van ernstig nadeel voor verzoeker en anderen. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker, die stelde dat er minder ingrijpende alternatieven waren, verworpen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de acties van de politie voorafgaand aan de inbewaringstelling. De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding van verzoeker afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/609563 / FA RK 21-2076
Datum beschikking: 20 mei 2021

Schadevergoeding op grond van artikel 44 Wet zorg en dwang (Wzd)

Beschikking op het op 24 maart 2021 ingediende verzoekschrift van:

[de man 1] ,

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. I.G.M. van Gorkum te Den Haag,
ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding door:

de gemeente Den Haag,

gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gemeente,
en

Parnassia Groep, regio Haaglanden,

gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: Parnassia,
Als overige belanghebbenden worden aangemerkt:
[de man 2]en [de vrouw],
de ouders, tevens de curatoren van verzoeker,
hierna te noemen: de ouders.

Procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift van 23 maart 2021 met bijlagen;
- de beschikking van de rechtbank Rotterdam, ingekomen ter griffie op 6 april 2021;
- het verweerschrift van de gemeente van 9 april 2021;
- het verweerschrift van Parnassia van 19 april 2021, ingekomen ter griffie op 20 april 2021;
- de e-mail van de advocaat van 20 april 2021.
Op 22 april 2021 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld door mr.
J.C. van den Dries als rechter-commissaris.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechter-commissaris omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de ouders;
- de [psychiater 1] ;
- de [jurist van Parnassia]
- de [jurist van de gemeente Den Haag]

Feiten

Op 5 maart 2021 is door de burgemeester van Den Haag een inbewaringstelling verleend. Bij beschikking van 11 maart 2021 heeft de rechtbank Rotterdam het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling afgewezen.

Verzoek en verweer

Verzoeker heeft verzocht om voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair de zorgaanbieder, subsidiair de gemeente Den Haag te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding ter hoogte van € 150,00 per dag dat verzoeker als gevolg van de inbewaringstelling opgenomen is geweest, althans een in goede justitie vastgesteld bedrag. Voorts verzoekt verzoeker veroordeling van de zorgaanbieder, althans de gemeente Den Haag tot betaling van de proceskostenvergoeding.
Verzoeker heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – gesteld dat er met de inbewaringstelling onrechtmatig jegens hem is gehandeld. De wet is niet in acht genomen door de zorgaanbieder, althans de gemeente. Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel zoals staat beschreven in de medische verklaring, is gebaseerd op incidenten uit het verleden en niet recenter dan 24 februari 2021, ruim een week voor de inbewaringstelling. Voorts stelt verzoeker dat onzorgvuldig is gehandeld rondom het medisch onderzoek, waarbij de [psychiater 1] ten onrechte geen oog lijkt te hebben gehad voor de vraag of de situatie op dat moment echt zo dreigend was dat alleen een inbewaringstelling nog uitkomst bood. Niet is gebleken dat er geen minder bezwarende alternatieven dan opname mogelijk waren en een procedure ter verkrijging van een rechterlijke machtiging niet kon worden afgewacht. Zo stond de individuele begeleider van verzoeker klaar om hem op dagelijkse basis intensief te begeleiden. Verzoeker is een buitengewoon kwetsbaar persoon, de gebeurtenissen hebben er toe geleid dat hij nog kwetsbaarder en angstiger is geworden. Het feit dat de politie verzoeker onder valse voorwendselen heeft meegenomen naar het bureau maakt de angst voor politie en om te worden opgesloten nog groter.
De schadevergoeding dient ten laste van Parnassia te worden gebracht, nu Parnassia de zorgaanbieder is van verzoeker, immers de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld is werkzaam bij Parnassia en Parnassia is als hulpverlener geraadpleegd bij de besluitvorming rondom de inbewaringstelling.
Subsidiair meent verzoeker dat de schadevergoeding ten laste van de gemeente Den Haag dient te worden gebracht, nu de burgemeester van de gemeente Den Haag de inbewaringstelling heeft bevolen zonder deugdelijk onderzoek naar de spoedeisendheid ervan en nu de politie, die verzoeker heeft opgehaald, onderdeel uitmaakt van de veiligheidsdriehoek binnen de gemeente en (deels) door de gemeente Den Haag wordt aangestuurd.
Parnassia heeft – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het deel van het verzoek dat zich richt tegen Parnassia niet ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dient te worden afgewezen, met veroordeling van verzoeker in de kosten van onderhavige procedure, daaronder inbegrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde.
Parnassia is ten onrechte door verzoeker aangemerkt als zorgaanbieder en kan derhalve niet worden gehouden om een schadevergoeding te voldoen. Daarbij heeft Parnassia zich evenmin schuldig gemaakt aan een onzorgvuldige handelswijze. Er was sprake van een eenmalige beoordeling door een psychiater die bij Parnassia werkzaam is ten behoeve van een aanvraag voor een inbewaringstelling, hetgeen Parnassia niet tot zorgaanbieder maakt. Verzoeker is vervolgens geplaatst in een Wzd accommodatie, niet verbonden aan Parnassia. Bij de beoordeling van verzoeker door [psychiater 1] zijn de wettelijke bepalingen in acht genomen.
De gemeente Den Haag heeft – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de burgemeester op de deskundigheid en de medische verklaring van de psychiater waarin gemotiveerd is opgenomen dat sprake was van ernstig nadeel en een stoornis in de zin van de Wzd mocht vertrouwen. Uit de medische verklaring is gebleken dat verzoeker een verstandelijke beperking heeft en dat daarnaast ook sprake is van autisme, ADHD en een gedragsstoornis. Verzoeker heeft zich verzet tegen opname en verblijf, terwijl er sprake was van ernstig nadeel in de vorm van levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade en hinderlijk gedrag van verzoeker waarmee hij agressie of extreme onrust van anderen oproept. Voor het handelen van de politie en de Opvang Verwarde Personen (OVP) kan de burgemeester niet verantwoordelijk en aansprakelijk worden gesteld. Ten slotte maakt de omstandigheid dat de rechtbank Rotterdam de verzochte machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling heeft afgewezen, niet dat het verzoek tot schadevergoeding dient te worden toegewezen.
Indien de rechtbank van oordeel is dat een schadevergoeding dient te worden toegekend, dient het bedrag ten laste van de gemeente Den Haag te worden beperkt voor de maximale termijn waarin iemand van zijn vrijheid kan worden beroofd zonder tussenkomst van de rechter, te weten drie dagen.
De vader van verzoeker heeft ter zitting aangevoerd dat de ouders al lange tijd om hulp vragen. Verzoeker is door de uithuisplaatsing van twee jaar ernstig beschadigd geraakt. Belangrijk is dat verzoeker zijn medewerking gaat verlenen aan de hulpverlening, maar de vader heeft alle vertrouwen in de begeleiding van de [begeleider] . De moeder heeft daar op aangevuld dat de opname van verzoeker zeer onverwachts heeft plaatsgevonden.

Beoordeling

De rechtbank kan op grond van artikel 44, eerste lid, Wzd op verzoek van de cliënt of zijn vertegenwoordiger een schadevergoeding door respectievelijk de gemeente of de zorgaanbieder toekennen indien de wet niet in acht is genomen bij het gelasten van een inbewaringstelling of bij de toepassing van artikel 15.
Indien de wet niet in acht is genomen door de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris of de zorgverantwoordelijke kan de rechtbank op grond van het tweede lid een schadevergoeding door de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris of de zorgverantwoordelijke toekennen.
Schadevergoeding door de zorgaanbieder
Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of Parnassia in deze kan worden aangemerkt als een zorgaanbieder. De rechtbank heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat verzoeker voorafgaand aan de inbewaringstelling is verzocht voor verhoor langs te komen bij het Hoofdbureau Politie Den Haag, aan de Burgemeester Patijnlaan 35. Aldaar hebben de betrokken politieagenten op enig moment besloten verzoeker te laten beoordelen door een onafhankelijk psychiater, te weten [psychiater 1] , werkzaam bij de crisisdienst van Parnassia, in samenwerking met de Acute Zorg GGZ regio Haaglanden. Nadat de psychiater op 5 maart 2021 de procedure ter verkrijging van een inbewaringstelling is gestart, heeft zij om 15:17 uur de medische verklaring ondertekend. Deze beoordeling heeft ertoe geleid dat de burgemeester van de gemeente Den Haag diezelfde dag op 15:36 uur een inbewaringstelling voor verzoeker heeft gelast. Uit de beschikking van de burgemeester blijkt dat de zorgaanbieder Stichting Ipse de Bruggen te Zoetermeer met de uitvoering van de inbewaringstelling is belast, waarna verzoeker is opgenomen in de locatie Kijvelanden van Stichting Ipse de Bruggen.
Op grond van artikel 1 artikel 1, eerste lid, onder f, Wzd is een zorgaanbieder een natuurlijke of rechtspersoon die respectievelijk beroepsmatig of bedrijfsmatig zorg als bedoeld in het vierde lid of opname en verblijf in een accommodatie verleent, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig zorg als bedoeld in het vierde lid of opname en verblijf in een accommodatie verlenen of doen verlenen, of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg als bedoeld in het vierde lid of opname en verblijf in een accommodatie doet verlenen.
De rechtbank is van oordeel dat in de procedure ter opname en verblijf in crisissituaties zoals bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2.5 van de Wzd niet Parnassia, maar Stichting Ipse de Bruggen is aangemerkt als verantwoordelijke zorgaanbieder. Het is immers Stichting Ipse de Bruggen die de opname van betrokkene na afgifte van de inbewaringstelling ten uitvoer heeft gelegd. De betrokkenheid van Parnassia is beperkt tot het aanleveren van de ter zake deskundige arts ter verstrekking van een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de voorwaarden van een inbewaringstelling (artikel 30, eerste lid, Wzd), waarvan wettelijk is bepaald dat deze onafhankelijk van de zorgaanbieder functioneert (artikel 30 lid 2 Wzd) en gesteld noch gebleken is dat dat in het onderhavige geval anders was.
Het primaire verzoek tot vaststellen van een schadevergoeding door Parnassia zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoeding door de gemeente
Ten aanzien van het verzoek tot schadevergoeding door de gemeente Den Haag, oordeelt de rechtbank als volgt.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene bekend is met autisme, een verstandelijke beperking, ADHD en een gedragsstoornis. Daarnaast is benoemd dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel als gevolg van voornoemde stoornissen, bestaande uit het doen van dreigende en schofferende uitspraken op social media en gerichte oproepen aan pedohunters om zijn begeleider wat aan te doen met vermelding van diens naam en adres. Ook heeft verzoeker meermaals doodsbedreigingen geuit richting zijn vader en hem fysiek letsel toegebracht, waarna verzoeker een tijdelijk huisverbod is opgelegd. Ten slotte zijn zowel verzoeker als zijn vader in het verleden in elkaar geslagen door buurtbewoners door het gedrag van verzoeker. Door alle gebeurtenissen is er veel politie inzet nodig geweest en de politie schatte in dat het risico op levensgevaar voor betrokkene of anderen aannemelijk was. Blijkens de medische verklaring heeft de psychiater geoordeeld dat een opname noodzakelijk was, Het risico op ernstig nadeel kon niet worden afgewend door andere mogelijkheden in de thuissituatie en een procedure ter verkrijging van een rechterlijke machtiging kon niet worden afgewacht vanwege het risico op acuut ernstig nadeel.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de burgemeester op grond van de feiten en omstandigheden op dat moment bij de afgifte van de crisismaatregel niet op de bevindingen van de psychiater mocht vertrouwen. De burgemeester gelast op grond van de wet een inbewaringstelling pas nadat een ter zake deskundig arts een verklaring heeft verstrekt. De burgemeester is er dan ook op grond van de informatie uit de medische verklaring terecht vanuit gegaan dat op 5 maart 2021 sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en een ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis van betrokkene, dat enkel door een crisismaatregel kon worden weggenomen, terwijl de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
Daarbij merkt de rechtbank op dat, hoewel verzoeker stelt dat een andere mogelijkheid ter afwending van het ernstig nadeel mogelijk was in de vorm van intensieve begeleiding door de individuele begeleider van verzoeker, uit de op 7 maart 2021 verzonden e-mail van deze individueel begeleider, de [begeleider] , blijkt dat het traject genaamd Participeer010, waarbij met betrokkene zou worden gewerkt aan het vergroten van praktische vaardigheden, emotieregulatie en het opdoen van succeservaringen, juist vertraging had opgelopen door ziekte van zijn begeleider na een coronavaccinatie. De ernst van de gedragingen die verzoeker ten tijde van het afgeven van de inbewaringstelling liet zien, alsmede de gedragingen die hij in de dagen daaraan voorafgaand heeft laten zien, waaronder een incident op 1 maart jl., maakt dat voldoende vast is komen te staan dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het voorgaande, voldaan aan de voorwaarden voor het gelasten van inbewaringstelling, waarbij de rechtbank tevens van oordeel is dat de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in acht zijn genomen.
Ten slotte sluit rechtbank zich aan bij het standpunt van de gemeente Den Haag dat de burgemeester op grond van de Wzd niet verantwoordelijk en aansprakelijk kan worden gesteld voor de gedragingen van individuele politieagenten voorafgaand aan de last tot inbewaringstelling.
Het subsidiaire verzoek tot vaststellen van een schadevergoeding door de gemeente Den Haag zal worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart het (primaire) verzoek ten aanzien van Parnassia niet ontvankelijk;
wijst het (subsidiaire) verzoek ten aanzien van de gemeente Den Haag af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.J. Peters, E.M.M. Engbers, en J.C. van den Dries, rechters, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 mei 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van hoger beroep open.