Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 februari 2020, met producties 1 t/m 3;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 10;
- het tussenvonnis van 10 februari 2021, waarbij de mondelinge behandeling is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 4 t/m 12;
- de akte nadere producties, met producties 11 t/m 26;
- de mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
2.De beslissing
3.De beoordeling in conventie en in reconventie
‘Indien echter [de vrouw, de rb.] in het in artikel 10 lid b bedoelde geschrift een reden meldt, op grond waarvan – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geoordeeld – van [de man, rb.] niet verwacht kan worden dat hij de relatie voortzet (bijvoorbeeld een ‘nieuwe liefde’), zal [de man, rb.] desondanks aan [de vrouw, rb.] (…) het overeengekomen bedrag van de alimentatie betalen gedurende twee jaar vanaf de dag dat de relatie is beëindigd, (…)’.
‘Partijen zijn zich ervan bewust dat in de praktijk die situatie niet zwart-wit is en beseffen zich terdege dat om die reden in dit contract slechts richtlijnen worden opgenomen om – indien de vraag door een rechter beantwoord moet worden – de rechter handvatten heeft om te begrijpen wat partijen met deze regeling beoogden en redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.’