ECLI:NL:RBDHA:2021:5312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
8638974 RP VERZ 20-50408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot opschorting van reiskostenvergoeding door werkgever tijdens thuiswerkperiode niet instemmingsplichtig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad (GOR) van McDermott. De GOR verzocht de kantonrechter te verklaren dat het besluit van McDermott om de betaling van de reiskostenvergoeding op te schorten voor de duur van de coronamaatregelen instemmingsplichtig was en derhalve nietig. De GOR stelde dat de tijdelijke stopzetting van de reiskostenvergoeding een wijziging van het Arbeidsreglement inhield, waarvoor instemming van de GOR vereist was op grond van artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).

McDermott daarentegen betoogde dat de opschorting van de reiskostenvergoeding geen wijziging van het Arbeidsreglement betekende, maar in lijn was met de bestaande regeling die voorziet in stopzetting van de vergoeding bij langdurige afwezigheid. De kantonrechter heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.

De rechter oordeelde dat de reiskostenvergoeding geen regeling is die onder de instemmingsplicht van artikel 27 WOR valt. De kantonrechter concludeerde dat de opschorting van de reiskostenvergoeding niet onder de bepalingen van de WOR valt, omdat het een secundaire arbeidsvoorwaarde betreft die niet in de lijst van onderwerpen in artikel 27 WOR is opgenomen. Hierdoor was het besluit van McDermott om de reiskostenvergoeding op te schorten niet instemmingsplichtig en kon de GOR de nietigheid van het besluit niet inroepen. Het verzoek van de GOR werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team kanton Den Haag
CB/cd
Zaaknr.: 8638974 RP VERZ 20-50408
22 januari 2021
Beschikking op een verzoekschrift ex artikel 36 WOR in de zaak van:
de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad van CB&I Oil & Gas Europe B.V., CB&I Nederland B.V., Lummus Technology Heat Transfer B.V. en Lutech Resources B.V.,
gevestigd te Den Haag,
hierna gezamenlijk te noemen: de GOR,
verzoekende partij,
gemachtigden: mr. A. Birkhoff en mevr. mr. S.S. Wahab (Kneppelhout & Korthals Advocaten),
tegen
de onderneming
McDermott (CB&I Oil & Gas Europe B.V., CB&I Nederland B.V., Lummus Technology Heat Transfer B.V. en Lutech Resources B.V.),
gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: McDermott,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.B. de Graaf (BarentsKrans Advocaten).

1.De procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 9 juli 2020 met negen producties (nrs. 1 tot en met 9);
  • het verweerschrift, ingekomen bij de griffie op 12 oktober 2020 met vier producties (nrs. 1 tot en met 4);
  • de brief van de gemachtigde van de GOR van 13 oktober 2020 met drie aanvullende producties (nrs. 10 tot en met 12);
  • de brief van de gemachtigde van de GOR van 8 januari 2021 met vier aanvullende producties (nrs. 13 tot en met 16);
  • de e-mail van de gemachtigde van de GOR van 8 januari 2021 met pleitnotie;
  • de e-mails van de gemachtigde van McDermott van 8 januari 2021 met respectievelijk de spreekaantekeningen en een aanvullende productie (nr. 5).
1.2
Op 8 januari 2021 heeft via Skype de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Daaraan hebben namens de GOR [betrokkene 1] en [betrokkene 2] deelgenomen, alsmede de gemachtigden van de GOR en namens McDermott [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , alsmede de gemachtigde van McDermott. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden van zowel de GOR als McDermott een pleitnotitie respectievelijk spreekaantekeningen overgelegd. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3
Na de mondelinge behandeling is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
McDermott is een groep van ingenieurs-, inkoop-, bouw- en installatiebureaus, die zich richten op het ontwerpen en bouwen van on- en offshore olie- en gasprojecten over de hele wereld.
2.2
McDermott heeft (in Nederland) een gemeenschappelijke ondernemingsraad voor de ondernemingen, die partij zijn bij deze procedure.
2.3
Voor het personeel van McDermott geldt een regeling voor vergoeding van reiskosten, die is opgenomen in het Arbeidsreglement.
2.4
In verband met het feit dat het personeel van McDermott vanwege de corona-pandemie voornamelijk thuis werkt is de (vaste) reiskostenvergoeding voor het personeel vanaf mei 2020 opgeschort.

3.Het verzoek, de onderbouwing daarvan en het verweer

3.1
De GOR verzoekt de kantonrechter bij beschikking en uitvoerbaar bij voorraad: (-) voor recht te verklaren dat het besluit om de reiskostenvergoeding tijdelijk stop te zetten instemmingsplichtig is en vanwege het ontbreken van instemming van de ondernemingsraad nietig is; (-) de ondernemer te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering dan wel toepassing van het nietige besluit; (-) de ondernemer te verplichten de reiskostenvergoeding te blijven voldoen totdat het besluit rechtsgeldig is genomen.
3.2
De GOR onderbouwt zijn verzoek met de stelling dat de (tijdelijke) stopzetting van de reiskostenvergoeding een wijziging inhoudt van het bij de onderneming geldende Arbeidsreglement. Voor elke wijziging daarvan, ook een tijdelijke, behoeft McDermott op grond van artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) de instemming van de GOR en die ontbreekt. Daardoor is het besluit nietig en dient McDermott de reiskostenvergoeding onverkort door te betalen.
3.4
McDermott zet daar tegenover dat de (tijdelijke) stopzetting van de reiskostenvergoeding geen wijziging van het Arbeidsreglement impliceert. Het stopzetten van de vergoeding is in lijn met de reeds in het Arbeidsreglement bestaande systematiek dat de reiskostenvergoeding stopt bij langere afwezigheid, zoals arbeidsongeschiktheid, zwangerschapsverlof of langdurige vakantie.

4.De beoordeling

4.1
De in deze procedure te beantwoorden vraag is of het besluit van McDermott om de betaling van reiskostenvergoeding aan werknemers op te schorten voor de duur van de periode dat het personeel hoofdzakelijk vanuit huis werkt onder het instemmingsrecht van de GOR in de zin van artikel 27 WOR valt.
4.2
Het betreffende artikel uit het Arbeidsreglement betreffende de reiskostenvergoeding luidt als volgt:
Afhankelijk van de woonplaats en het daardoor bepaalde woon/werkverkeer wordt maandelijks een reiskostenvergoeding toegekend. De reisroute, alsmede de daaruit volgende onkostenvergoeding, wordt jaarlijks in overleg met de OR vastgesteld. De vergoeding is, afhankelijk van de woonplaats van de werknemer, op basis van openbaar vervoer HTM vergoeding of kilometervergoeding conform de belastingdienst a € 0,19 per kilometer.
In Appendix 4A bij het Arbeidsreglement is nog het volgende bepaald:
(….)
Indien door ziekte gedurende meer dan 5 weken niet regelmatig naar kantoor wordt gereisd, zal de reiskostenvergoeding na deze 5 weken worden stopgezet. Gedurende vakanties wordt de vergoeding normaal verstrekt tot een maximum van 5 aangesloten weken.
(….)
Gedurende uitzendperioden ontvangt men een ‘radius allowance’/’cost difference allowance’ en vervalt de reiskostenvergoeding. Werknemer kan gedurende zijn uitzendperiode op vertoon van zijn openbaar vervoer maandabonnement schadeloos worden gesteld. In geval de vergoeding gebaseerd is op een jaarkaart, zal de werkgever op vertoon van de jaarkaart zorgdragen voor compensatie.
(….)
4.3
Per 24 maart 2020 zijn bij McDermott in verband met het feit dat het personeel van McDermott als gevolg van de corona-pandemie voornamelijk vanuit huis werkte, zgn. Temporary Smart Working Guidelines van kracht geworden. In deze Guidelines is ten aanzien van de reiskostenvergoeding het volgende bepaald:
Transportation allowances will be paid as normal.
De Temporary Smart Working Guidelines zijn in overleg met de GOR tot stand gekomen.
4.4
Bij wijze van ‘Interoffice Correspondence’ van 6 mei 2020 is aan de leden van de GOR het volgende verzoek gericht:
Dear members of the Works Council,
In this Request for Endorsement we would like to temporarily discontinue the monthly payment of the travel allowance per May 2020, (….)
(.…)
To summarize:
We will temporarily stop all the travel allowance as per the salary payment of May 2020 as long as the Remote Working Scheme is in place. Employees who are working in the office will still receive their travel allowance.
4.5
Per e-mail van 18 mei 2020 heeft de GOR laten weten de opschorting van de reiskostenvergoeding af te wijzen. De GOR schreef:
The Works Council decided not to endorse your request.
Bij wijze van een ‘Interoffice Correspondence van een dag later, 19 mei 2020, heeft de GOR dat standpunt nog eens herhaald en bevestigd.
4.6
Bij wijze van ‘Interoffice Correspondence’ van 28 mei 2020 heeft de GOR de nietigheid van het besluit tot opschorting van de reiskostenvergoeding ingeroepen. McDermott heeft hierop gereageerd, per ‘Interoffice Correspondence’ van 6 juli 2020, dat naar haar mening voor de beslissing om de reiskostenvergoeding op te schorten geen instemmingsrecht toekomt.
4.7
Het toetsingskader voor dit voorliggende verzoek is artikel 27 WOR. Uit de toelichting bij artikel 27 WOR in de Tekst & Commentaar uitgave wordt duidelijk dat dit artikel betrekking heeft op besluiten van de ondernemer inzake het sociale beleid binnen de onderneming in ruime zin en dat de lijst van onderwerpen die in het artikel worden genoemd uitputtend is.
4.8
Kijkend naar de lijst van onderwerpen in artikel 27 WOR blijkt inderdaad dat de wetgever heeft gewild dat de ondernemingsraad instemmingsrecht heeft met betrekking tot onderwerpen, die de wijze van werken binnen de onderneming, het welzijn en de verdere ontwikkeling van de werknemers betreffen. Daarbij valt op dat in artikel 27 WOR het woord ‘Arbeidsreglement’ niet voorkomt. Daaruit blijkt voor de beoordeling of de ondernemingsraad voor een bepaald voorgenomen besluit van de ondernemer de
inhoudvan een bepaalde regeling doorslaggevend is en niet de
vorm, waarin de regeling is gegoten. Het gaat er bij de beoordeling van het voorliggende verzoek daarom meer om of de reiskostenvergoeding onder een van de regelingen valt, die
– limitatief – in artikel 27 WOR worden genoemd, dan de vraag of sprake is van opschorting of wijziging van het Arbeidsreglement als zodanig.
4.9
In het licht van het voorgaande heeft de kantonrechter te beoordelen of een reiskostenvergoeding valt onder een van de regelingen, die in artikel 27 WOR worden genoemd. De kantonrechter komt tot het oordeel dat dat niet het geval is. Het volgende is daartoe redengevend.
4.1
Een reiskostenvergoeding is een regeling, in feite een secundaire arbeidsvoorwaarde, waardoor een werknemer zonder daartoe kosten te hoeven maken naar en van zijn of haar werkplek kan reizen. Uit de bewoording van de desbetreffende bepaling in het Arbeidsreglement van McDermott blijkt naar de overtuiging van de kantonrechter dat de reiskostenregeling van McDermott ook als zodanig bedoeld is. Duidelijk wordt dat de betreffende werknemers een kostenvergoeding krijgen op basis van de werkelijke kosten van openbaar vervoer of op basis van de belastingvrije autokostenvergoeding voor het geval de werknemer met eigen auto reist. In beide gevallen staat er voor de betreffende werknemer geen ander voordeel tegenover de reiskostenvergoeding dan dat hij geen kosten heeft om naar en van het werk te reizen. Het is ook om die reden dat een degelijke reiskostenvergoeding niet in de heffing van loon- of inkomstenbelasting betrokken wordt, omdat de vergoeding fiscaal niet gezien wordt als inkomen. Wellicht combineren sommige werknemers een vervoermiddel en/of kiezen bepaalde werknemers voor een goedkopere wijze van reizen (bijvoorbeeld per fiets in plaats van per openbaar vervoer), maar in dat geval weten zij hoogstens voor zichzelf een bepaald voordeel te realiseren, die echter het karakter van de reiskostenvergoeding als een fiscaal neutrale vergoeding niet wijzigt.
4.11
In het licht van de overweging dat de reiskostenvergoeding een zuivere
kostenvergoeding is, is het logisch dat de vergoeding in de gevallen genoemd in het Arbeidsreglement (zoals ziekte, langdurige vakantie en uitzending) vervalt, maar is het ook logisch dat de vergoeding vervalt indien thuiswerken de norm wordt. Dat bepaalde werknemers in dat geval een zeker voordeel missen, maakt niet dat de reiskostenvergoeding daarmee een regeling in de zin van artikel 27 WOR wordt. De lijst van regelingen in artikel 27 WOR is immers limitatief en kostenvergoedingen in het algemeen en reiskostenvergoedingen in het bijzonder worden in het artikel niet genoemd.
4.11
Ook het argument dat het Arbeidsreglement wellicht eerder aan de instemming van de GOR onderworpen is geweest en dat McDermott ook voor de tijdelijke verlenging van de reiskostenvergoeding tussen half maart 2020 en 1 mei 2020 de instemming dan wel goedkeuring of ‘endorsement’ van de GOR had gekregen, maakt niet dat daarmee de opschorting van de reiskostenvergoeding voor de duur van de coronacrisis instemmingsplichtig wordt. Daarbij geldt dat de GOR onvoldoende heeft onderbouwd dat tussen McDermott en de GOR een (generieke) afspraak bestaat, waarmee de lijst van onderwerpen, waarvoor de GOR instemmingsrecht heeft, is uitgebreid. Het enkele feit dat de GOR heeft ingestemd met de Temporary Smart Working Guidelines (zie rechtsoverweging 4.3), waarin is bepaald dat de reiskostenvergoeding van kracht zou blijven, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat er een generieke afspraak als hiervoor bedoeld bestaat.
4.12
Omdat het besluit van McDermott om de reiskostenvergoeding op te schorten niet instemmingsplichtig was, kon de GOR ook niet de nietigheid van het besluit inroepen. Dat houdt in dat het verzoek van de GOR in zijn beide facetten, voor recht verklaren dat het besluit nietig is en McDermott verbieden om de vergoeding in te houden zal worden afgewezen.
Kostenveroordeling
4.13
Op grond van artikel 22a WOR is voor een veroordeling van de GOR, als de in deze procedure in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten geen plaats.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek van de GOR af.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.