Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 30 juli 2019 ingekomen verzoek van:
[X]
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift met bijlagen (producties 1 tot en met 15) namens de vrouw;
- de brief van 20 augustus 2019 met bijlagen (waaronder het betekeningsexploot) namens de vrouw;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift met bijlagen (producties 1 tot en met 18) namens de man;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek met bijlagen (producties 16 tot en met 25, waaronder de machtiging van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] aan de vrouw) namens de vrouw;
- het F9 formulier van 11 februari 2020 met bijlage (formulier verdelen en verrekenen) namens de vrouw;
- het F9 formulier van 14 februari 2020 met bijlage (opstelling vermogen en verdeling) namens de man;
- het faxbericht van 28 februari 2020 namens de man;
- de brief van 4 maart 2020 namens de vrouw;
- het faxbericht van 9 maart 2020 namens de man;
- het F9 formulier van 24 juli 2020 namens de man;
- het F9 formulier van 4 februari 2021, met de machtiging van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 2] aan de vrouw als bijlage, namens de vrouw;
- het aanvullend verzoek kinderalimentatie met bijlagen (productie 26 tot en met 31) namens de vrouw, ingekomen op 18 februari 2021;
- de brief van 19 februari 2021 met bijlagen (producties 19 tot en met 36), tevens houdende gewijzigde verzoeken, namens de man;
- de brief van 22 februari 2021 met bijlagen (vervangende leesbare producties 29 en 32) namens de man;
- de reactie na wijziging verzoeken teven reactie na indienen aanvullende stukken namens de vrouw, ingekomen op 25 februari 2021;
- het F9 formulier van 1 maart 2021 namens de vrouw;
- het F9 formulier van 1 maart 2021 namens de man.
Verzoek en verweer
ubsidiair: bepaling dat de man € 420,00 per maand aan [jong-meerderjarige 2] dient te voldoen in verband met door de vrouw te dragen verblijfskosten voor de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 2] , onderdeel uitmakende van zijn kosten van studie en levensonderhoud, met ingang van de datum waarop hij meerderjarig is geworden, zijnde [geboortedag] 2020, althans met ingang van een door de rechtbank vast te stellen datum, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
primair en subsidiair: bepaling dat de man voor [jong-meerderjarige 1] met ingang van de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding de verblijfsoverstijgende kosten voor studie en levensonderhoud voldoet;
Feiten
Er zal tussen de echtgenoten geen enkele huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap bestaan. (…)
6. De verrekening kan niet worden gevorderd:
over de periode dat de echtgenoten niet samenwonen en het verbreken van de samenwoning in overwegende mate te wijten is aan onredelijk gedrag van de verrekengerechtigde echtgenoot;
indien en zolang de verrekengerechtigde echtgenoot in staat van faillissement of surséance van betaling verkeert, onder curatele staat, diens vermogen onder bewind staat, danwel het schuldsaneringsregime op deze echtgenoot van toepassing is verklaard;
nadat tussen de echtgenoten een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is aangevangen;
indien het vermogen van de verrekengerechtigde echtgenoot op eenendertig december van het jaar waarop de verrekening betrekking heeft negatief is.
7. Onder “inkomsten uit arbeid” wordt verstaan al hetgeen daaronder naar gangbare
- premies en koopsommen voor oudedagsvoorzieningen, voor zover de echtgenoten gehouden zijn deze onderling te verrekenen of te verevenen in geval van echtscheiding;
- de inkomstenbelasting en de voorheffingen daarop;
8. Partijen sluiten het bepaalde in artikel 141 lid 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
uit.”
Beoordeling
- om de week gedurende het weekend (dit is het weekend waarin de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] en de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 2] ook bij de man zijn);
- tijdens de vakanties, in onderling overleg te bepalen;
- op de verjaardagen van de man, opa (vaderszijde) en oma (vaderszijde);
ten aanzien van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1]:
ten aanzien van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 2]:
ten aanzien van de minderjarige [minderjarige] :
zijngedaan en dat het elk jaar om verschillende al dan niet eenmalige (grote danwel kleine) uitgaven gaat. De rechtbank stelt vast dat deze uitgaven mede de welstand van partijen tijdens het huwelijk bepaalden.
:“….en voorts winsten uit onderneming en de winsten van een niet op naam van de echtgenoot uitgeoefende onderneming voor zover deze echtgenoot in overwegende mate bij machte is te bepalen dat deze winsten hem rechtstreeks of middellijk ten goede komen, voor zover in het maatschappelijk verkeer als redelijk wordt beschouwd dat deze onder de verrekenplicht vallen.”De man is enig aandeelhouder van de holding en kan dus bepalen of en wanneer de holding dividend uitkeert aan privé. Het in de holding opgebouwde dividend vormt daarom een bron van inkomsten uit arbeid zoals omschreven in de huwelijkse voorwaarden. De vrouw verwijst in dit kader naar de door haar als productie 24 overgelegde notitie van [naam 2] Volgens de vrouw bedragen de niet uitgekeerde winsten per 31 december 2017 € 970.426,00, zijnde het balanstotaal per 31 december 2017 uit de jaarrekening van de holding (bijlage 4 bij het verzoekschrift), dan wel € 944.122,00 (het door [naam 2] genoemde bedrag in productie 24). De vrouw stelt dat zij voor 2018 bij gebrek aan inzicht in de jaarstukken uitgaat van een dividendvordering van € 145.000,00 en voor de eerste helft van 2019 van een dividendvordering van € 72.500,00. De vrouw stelt dat haar in totaal een bedrag van € 593.963,00 toekomt (de helft van € 970.426,00 plus € 145.000,00 plus € 72.500,00), al dan niet gecorrigeerd tot € 580.811,00 (de helft van € 944.122,00 plus € 145.000,00 plus € 72.500,00). Volgens de vrouw ziet de zinssnede in artikel 6 lid 7 van de huwelijkse voorwaarden “
Onder “inkomsten uit arbeid” worden niet gerekend de waardegroei van de aanmerkelijk belang aandelen” op de waardegroei van de aandelen ánders dan door dividenduitkeringen vanuit de werkmaatschappij.
Deze huwelijksvoorwaarden zijn destijds opgemaakt in verband met het feit dat de heer [Y] via een persoonlijke holding voor 12,5% ging deelnemen in het bedrijf waar hij werkzaam was, met een tweeledig doel.
voor zover in het maatschappelijk verkeer als redelijk wordt beschouwd dat deze onder de verrekenplicht vallen, terwijl de tweede volzin juist het tegendeel lijkt te beogen. Daarbij springt verder in het oog dat niet nader is gedefinieerd wat is bedoeld met waardegroei van de aanmerkelijk belangaandelen.
.Weliswaar is niet gedefinieerd wat onder waardegroei van aanmerkelijk belangaandelen wordt verstaan, echter in het algemeen pleegt een dergelijke waardegroei (ook) te worden veroorzaakt door daarin gestorte, van een deelneming afkomstige, winsten
.Gelet op de toelichting van de bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden betrokken de (kandidaat)notaris, in combinatie met de mededeling van de man ter zitting dat de notaris de vrouw, die eerder met de man in gemeenschap van goederen gehuwd was, er tegen heeft willen beschermen dat de man zich een (te) laag salaris uit het familiebedrijf zou (doen) toekennen, moet er naar het oordeel van de rechtbank van worden uitgegaan dat artikel 6 lid 7 van de huwelijksvoorwaarden is geschreven voor de situatie dat het salaris van de man naar beneden zou worden bijgesteld. Dit is echter nooit gebeurd. Het (riante) salaris dat de man ontving uit de werkmaatschappij is verrekend, evenals het buitenlandse inkomen van de man, alsmede het voor 70% verloonde deel van de management fee (uit de werkmaatschappij) die de man ontving uit de holding. De vrouw heeft uit dien hoofde in totaal omstreeks € 240.000,00 wegens verrekening van overgespaard inkomen ontvangen. Bij de huwelijkse voorwaarden is verder de echtelijke woning aan de vrouw toegedeeld. De waardegroei van die woning komt dus uitsluitend aan de vrouw toe. Dit alles maakt dat in dit geval in redelijkheid geen andere uitleg mogelijk is dan dat de vanuit de werkmaatschappij aan de holding uitgekeerde dividenden die in de holding van de man zijn achtergebleven, onderdeel uitmaken van de waardegroei van de aanmerkelijk belang aandelen in de holding, waarover partijen uitdrukkelijk niet wilden verrekenen in de huwelijkse voorwaarden.
Beslissing
- om de week gedurende het weekend (waarin de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] geboren op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] , en de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats 3] , ook bij de man zijn);
- tijdens de vakanties, in onderling overleg te bepalen;
- op de verjaardagen van de man, opa (vaderszijde) en oma (vaderszijde);
- ten aanzien van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 1] , een bedrag van € 350,00 per maand zolang [jong-meerderjarige 1] thuiswonend is, waarbij ook de eigen verblijfskosten bij de man en de verblijfsoverstijgende kosten van [jong-meerderjarige 1] voor rekening van de man komen;
- ten aanzien van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige 2] , een bedrag van € 350,00 per maand zolang [jong-meerderjarige 2] thuiswonend is, waarbij ook de eigen verblijfskosten bij de man en de verblijfsoverstijgende kosten van [jong-meerderjarige 2] voor rekening van de man komen;
- ten aanzien van de minderjarige [minderjarige] , een bedrag van € 450,00 per maand zolang [minderjarige] thuiswonend is, waarbij ook de eigen verblijfskosten bij de man en de verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige] voor rekening van de man komen, met dien verstande dat ten aanzien van de verblijf overstijgende kosten van [minderjarige] , de vrouw pas na voorafgaand overleg met en toestemming van de man uitgaven mag doen ten behoeve van [minderjarige] voor rekening van de man;