ECLI:NL:RBDHA:2021:5288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Togolese vrouw op basis van geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Togolese vrouw. De vrouw, die vreesde voor haar leven na de dood van haar vader en broers, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de vrouw tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 14 april 2021 heeft de vrouw haar verhaal toegelicht, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van haar asielrelaas beoordeeld, waarbij de staatssecretaris twijfels had geuit over de consistentie van haar verklaringen. De vrouw had verklaard dat zij uit Togo was gevlucht omdat zij vreesde te worden vermoord, maar de rechtbank vond dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims, met name over de dood van haar vader en broers, die volgens haar het gevolg waren van schulden.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had geoordeeld dat de vrouw niet geloofwaardig was. De inconsistenties in haar verklaringen, zoals het niet tijdig indienen van haar asielaanvraag en het gebrek aan details over de lening van haar vader, werden als belangrijke factoren beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op basis van de relevante wetgeving. Uiteindelijk werd het beroep van de vrouw ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.