ECLI:NL:RBDHA:2021:5288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
NL21.3951
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Togolese vrouw op basis van geloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Togolese vrouw. De vrouw, die vreesde voor haar leven na de dood van haar vader en broers, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de vrouw tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 14 april 2021 heeft de vrouw haar verhaal toegelicht, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van haar asielrelaas beoordeeld, waarbij de staatssecretaris twijfels had geuit over de consistentie van haar verklaringen. De vrouw had verklaard dat zij uit Togo was gevlucht omdat zij vreesde te worden vermoord, maar de rechtbank vond dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims, met name over de dood van haar vader en broers, die volgens haar het gevolg waren van schulden.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had geoordeeld dat de vrouw niet geloofwaardig was. De inconsistenties in haar verklaringen, zoals het niet tijdig indienen van haar asielaanvraag en het gebrek aan details over de lening van haar vader, werden als belangrijke factoren beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op basis van de relevante wetgeving. Uiteindelijk werd het beroep van de vrouw ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.3951

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J. Mačkiç).

ProcesverloopBij besluit van 12 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen V.M. Corcelle. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Togolese nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1980.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij uit Togo is gevlucht omdat zij vreesde te worden vermoord. Haar vader had namelijk zijn lening niet terugbetaald aan [A] en is daarom bedreigd en vervolgens vergiftigd. Haar broers zijn na de dood van haar vader ook bedreigd vanwege de geldschuld die haar vader had. Vervolgens zijn haar beide broers ook vermoord. In de twee weken die volgden kwamen er veel mensen naar haar huis. Zij vreesde dat deze mensen haar ook zouden vermoorden, daarom heeft haar buurvrouw haar geholpen uit Togo te vluchten.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Dood van haar vader en broers vanwege schulden.
Verweerder acht het eerste relevante element geloofwaardig en het tweede element niet. Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft verweerder betrokken dat eiseres te weinig informatie heeft gegeven over de lening van haar vader, terwijl het raakt aan de kern van haar asielrelaas. De verklaringen over de dood van haar broers zijn ongerijmd en zij heeft de omstandigheden rondom de dood van haar vader niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast ziet verweerder niet in waarom eiseres nog twee weken in haar huis is blijven wonen, terwijl zij vreesde voor dezelfde mensen die haar vader en broers hebben vermoord. Bovendien heeft eiseres niet zo spoedig mogelijk haar asielaanvraag ingediend.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden. Ten onrechte is overwogen dat de omstandigheid dat eiseres, volgens verweerder, haar asielaanvraag niet tijdig heeft gedaan, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar relaas. Volgens eiseres heeft zij bovendien voldoende kunnen verklaren over de lening. Dat zij niet alle details hiervan weet is niet vreemd, want het niet is gebruikelijk is om details van leningen van familieleden te weten. Het is verder onjuist dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de dood van haar broers. Dat eiseres hierover niet heeft verklaard in het aanmeldgehoor komt omdat zij de vraag niet goed had begrepen. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres vreemd heeft verklaard over de dood van haar vader. Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over de dood van haar broers, had verweerder niet mogen volstaan met de stelling dat eiseres zich baseert op vermoedens. Verder is door verweerder niet ingegaan op de omstandigheid dat eiseres pas na twee weken na de dood van haar broers is weggegaan omdat zij toen pas doelwit werd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het tweede relevante element ongeloofwaardig is.
6.1.
Verweerder heeft daarbij van belang mogen achten dat eiseres ongerijmd over de dood van haar broers heeft verklaard. Aan eiseres is in het aanmeldgehoor specifiek de vraag gesteld of er naast haar vader nog andere relevante gezins- of familieleden zijn overleden. Zij heeft daarop niet geantwoord dat haar broers zijn overleden. Pas in het nader gehoor heeft eiseres over de dood van haar broers verklaard. Nu de dood van haar broers een belangrijk element in haar asielrelaas vormt, heeft verweerder het ongerijmd mogen achten dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor haar broers niet bij de overleden gezinsleden heeft genoemd, terwijl daar specifiek een vraag over is gesteld. Het betoog van eiseres dat zij dacht dat alleen werd gevraagd naar verdere familieleden, zoals ooms en tantes, volgt de rechtbank niet. In het rapport aanmeldgehoor staat immers dat ook wordt gevraagd of andere gezinsleden dan de vader van eiseres zijn overleden. De rechtbank ziet bovendien niet in waarom zij haar antwoord niet gecorrigeerd heeft in de correcties en aanvullingen.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gang van zaken rondom de dood van haar vader ook bevreemdend mogen achten. Eiseres heeft haar verklaring dat haar vader zou zijn vermoord door gif op het erf waar hij is ingestapt, niet nader onderbouwd. Verweerder heeft het niet ten onrechte bevreemdend kunnen vinden dat de vader van eiseres op deze manier zou worden vermoord, terwijl er ook andere mensen gebruik maakten van het erf. Verweerder heeft het bovendien bevreemdend mogen achten dat eiseres niet de hulp van een arts heeft ingeschakeld terwijl zij vermoedde dat haar vader vermoord was. Eiseres heeft immers zelf verklaard dat er een ziekenhuis en klinieken in de buurt van haar dorp zijn. Het ligt in de rede dat in het geval van een potentiële moordzaak hulpdiensten worden ingeroepen.
6.3.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres summier heeft verklaard over de dood van haar broers. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder de plausibiliteit van haar vermoedens omtrent de dood van haar broers had moeten onderzoeken. Het ligt op haar weg om haar asielrelaas aannemelijk te maken. Verweerder heeft in de vermoedens van eiseres dat de dood van haar vader en broers iets met [A] te maken zouden hebben geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te doen.
6.4.
Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres summier heeft verklaard over de lening van haar vader. Volgens eiseres hebben de problemen met de lening van haar vader tot zijn dood, de dood van haar broers en haar bedreiging geleid. Het vormt de kern van haar asielrelaas. De rechtbank acht het daarom niet onredelijk dat verweerder van eiseres verwacht dat zij meer over de lening van haar vader wist dan slechts het bedrag dat hij heeft geleend en dat hij per maand terug moest betalen. Te meer nu zij heeft verklaard dat haar broers wel meer over de lening wisten. Het betoog van eiseres dat het niet gebruikelijk is om informatie over leningen met familieleden te delen, volgt de rechtbank dan ook niet. Het argument van eiseres dat haar niets over de lening is verteld omdat zij de jongste en een vrouw is, heeft verweerder evenmin hoeven volgen. Van eiseres kon worden verwacht dat zij na de dood van haar vader aan broers vraagt hoe het precies zit met zijn lening en geldschulden. De rechtbank ziet ook niet in dat de tijd tussen de dood van de vader en de broers zodanig kort was dat hiervoor geen gelegenheid was. Eiseres heeft in het nader gehoord verklaard dat haar vader in januari 2009 is vermoord en haar broers in februari 2009 en dat [A] tussendoor nog een aantal keer bij haar broers is langsgekomen om de geldschulden betaald te krijgen.
6.5.
Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij nog twee weken in haar huis is gebleven voordat zij naar Ghana is vertrokken. Met verweerder ziet de rechtbank niet in waarom eiseres in het huis zou blijven waar zij makkelijk te vinden zou zijn voor de mannen die haar vader en broers vermoord zouden hebben. De stelling dat zij pas later doelwit werd, volgt de rechtbank niet. [A] zou immers al in de bedreigingen aan haar vader gezegd hebben dat hij met eiseres wilde trouwen als vergoeding voor de lening. Eiseres heeft tevens verklaard dat haar broers tegen [A] gezegd zouden hebben dat hij niet met hun zus zou trouwen. De rechtbank ziet dan ook niet in dat eiseres zich pas na de waarschuwing van haar buurvrouw bedreigd voelde.
7. Ten aanzien van de omstandigheid dat eiseres haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend heeft verweerder ter zitting toegelicht dat die omstandigheid geen rol heeft gespeeld bij de geloofwaardigheidsbeoordeling, maar slechts bij de vraag of aan eiseres op grond van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 het voordeel van de twijfel kan worden verleend. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat dit punt onjuist in het bestreden besluit is weergegeven. Voor zover in het bestreden besluit staat dat het niet tijdig melden van eiseres bij de geloofwaardigheidsbeoordeling is betrokken, leidt dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot een gegrond beroep. Hetgeen onder 6 tot en met 6.5 is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om het geloofwaardigheidsoordeel van verweerder te dragen.
8. Gelet op het voorgaande komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid vanmr. F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.