ECLI:NL:RBDHA:2021:5278

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AWB 20/6826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige en hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Ghanese nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel arbeid als zelfstandige. Het primaire besluit van 15 juli 2019 wees deze aanvraag af, en het bestreden besluit van 10 augustus 2020 verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar onderneming een wezenlijk Nederlands economisch belang dient. Eiseres heeft niet alle gevraagde gegevens en stukken overgelegd ter onderbouwing van haar ondernemingsplan. De rechtbank stelt vast dat het aan eiseres was om aan te tonen dat zij voldeed aan de voorwaarden voor de aanvraag, en dat zij hierin niet is geslaagd. Eiseres voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte had afgezien van het horen in bezwaar, maar de rechtbank oordeelt dat de gronden in het bezwaarschrift en de overgelegde stukken niet tot een andersluidend besluit hadden kunnen leiden.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft afgezien van het horen in bezwaar, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de bezwaren niet konden leiden tot een ander besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6826

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.S. Maas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
In het besluit van 10 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1990 en heeft de Ghanese nationaliteit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser niet heeft aangetoond dat met de te verrichten arbeid als zelfstandige een wezenlijk Nederlands economisch belang wordt gediend. Eiseres heeft niet alle gevraagde gegevens en stukken ter onderbouwing van het ondernemingsplan overgelegd, zodat geen aanleiding bestaat om de aanvraag van eiseres voor advies voor te leggen aan de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij aan de voorwaarde van een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Daarin is zij niet geslaagd.
3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en voert het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte afgezien van het horen in bezwaar. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat aangevoerde bezwaren geen doel konden treffen. Daarbij is van belang dat eiseres heeft aangegeven waarom zij niet meteen bij de aanvraag een uitgebreid en onderbouwd ondernemingsplan kon overleggen. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende onderbouwd welke informatie of stukken eiseres had moeten overleggen voor een deugdelijk ondernemingsplan. Verweerder had contact op moeten nemen met eiseres alvorens op het bezwaar te beslissen.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen worden afgezien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit.
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de gronden in het bezwaarschrift en de overgelegde stukken niet tot een andersluidend besluit hadden kunnen leiden, zodat verweerder heeft mogen afzien van het horen in bezwaar. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres in bezwaar een vrijwel ongewijzigd ondernemingsplan heeft overgelegd. De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat verweerder niet heeft onderbouwd welke informatie en stukken zij had moeten overleggen. Op het aanvraagformulier staat welke bewijsstukken meegeleverd moeten worden. Bovendien heeft verweerder in het primaire besluit deugdelijk gemotiveerd op welke aspecten de aanvraag werd afgewezen, zodat eiseres wist wat zij nog diende aan te vullen. Indien eiseres vragen had over de benodigde stukken, lag het op haar weg om daarover contact op te nemen met verweerder.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.