ECLI:NL:RBDHA:2021:5275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AWB 19/10124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren op [geboortedag] 1964 met de Syrische nationaliteit, en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had op 28 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om zijn zoon te bezoeken. Het primaire besluit van 5 september 2019 wees deze aanvraag af. In het bestreden besluit van 5 december 2019 verklaarde de minister het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet was ondertekend, ondanks dat er herstelverzuim was geboden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 16 maart 2021, die via Skype plaatsvond, heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep, omdat hij het beoogde doel van een visum kort verblijf niet kan behalen. Dit is te wijten aan de coronamaatregelen die momenteel van kracht zijn, waaronder een 'entry ban' voor niet-essentiële reizen naar de Europese Unie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onzeker is hoe lang deze maatregelen zullen voortduren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de visumaanvraag van eiser niet zal worden meegenomen in een eventuele toekomstige aanvraag, omdat deze niet inhoudelijk is behandeld. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/10124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: [zoon] ),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

Procesverloop

In het besluit van 5 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een visum voor kort verblijf afgewezen.
In het besluit van 5 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden per Skypeverbinding op 16 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1964 en heeft de Syrische nationaliteit. Op
28 augustus 2019 heeft hij een aanvraag voor een visum kort verblijf gedaan om zijn zoon, [zoon] , te bezoeken.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat, ondanks dat er herstelverzuim is geboden, het bezwaarschrift niet is ondertekend.
3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en voert aan dat zijn gemachtigde het herstelverzuim nooit heeft ontvangen. Gemachtigde heeft alleen de bevestiging van het ontvangst van het bezwaarschrift ontvangen.
4. Wat er ook van het verzuim van het bezwaarschrift zij, de rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep.
5. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt. [1]
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen procesbelang meer bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep omdat hij het voor hem beoogde doel, een visum kort verblijf voor Nederland, niet kan behalen. Ter zitting is besproken dat het voor eiser vanwege de maatregelen rondom de coronapandemie niet mogelijk is om naar Nederland te reizen. Op dit moment geldt namelijk een ‘entry ban’ voor niet-essentiële reizen naar de Europese Unie. Daarnaast is het op dit moment nog onzeker hoe lang de coronapandemie zal voortduren en wanneer de maatregelen zullen worden opgeheven.
7. De zoon van eiser heeft aangegeven zich zorgen te maken dat deze afwijzing van het visum kort verblijf van zijn vader van invloed zal zijn op een volgende aanvraag. Ter zitting is met partijen besproken dat het eiser vrij staat om een nieuwe aanvraag in te dienen, die op zijn eigen merites zal worden beoordeeld. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de huidige afwijzing niet wordt meegenomen in de boordeling van een volgende visumaanvraag van eiser omdat deze verder niet inhoudelijk is behandeld.
8. Gelet op het voorgaande heeft eiser geen procesbelang bij de beoordeling van dit beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3415.