ECLI:NL:RBDHA:2021:5260
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning voor zelfstandige op basis van onvoldoende bewijs van duurzame middelen van bestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Marokkaanse nationaliteit houder met de status van langdurig ingezetene in Spanje, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige'. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat hij als zelfstandige duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikte. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de Staatssecretaris.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid in loondienst' had gedaan, die ook was afgewezen. Eiser had een eenmanszaak opgericht en stelde dat hij als zelfstandige werkte, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij daadwerkelijk als zelfstandige opereerde. De rechtbank wees op de afhankelijkheid van eiser van één opdrachtgever en het ontbreken van bewijs van een ondernemersrisico. Eiser had ook geen investeringen gedaan of een acquisitiestrategie gepresenteerd.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris op goede gronden had geoordeeld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning als zelfstandige. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 mei 2021, en eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.