ECLI:NL:RBDHA:2021:5254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
C/09/607683 / FA RK 21-1145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf en verlening van verplichte zorg

Op 11 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, en de verlening van verplichte zorg aan een vrouw, geboren in 1973 in Iran. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 15 februari 2021, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank had eerder op 3 maart 2021 aangegeven dat een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) mogelijk passender zou zijn. Tijdens de zitting op 11 mei 2021 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater, een gedragsdeskundige en een arts verstandelijk gehandicapten. De betrokkene heeft aangegeven graag naar huis te willen, maar haar advocaat heeft opgemerkt dat zij problemen ondervindt door diabetes en dat haar toestand verslechterd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft besloten om een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Het verzoek tot een rechterlijke machtiging is afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/607683 / FA RK 21-1145
Datum beschikking: 11 mei 2021

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het op 15 februari 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (Iran),
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie: [verblijfplaats]
advocaat: mr. M.B.H. Breitschaft te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Bij beschikking van 3 maart 2021 van deze rechtbank heeft de rechtbank onder toepassing van artikel 38 lid 10 Wzd kenbaar gemaakt dat zij zich afvraagt of in de gegeven omstandigheden een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) niet passender is. Het CIZ en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld een standpunt ter zake in te nemen. In afwachting hiervan is iedere verdere beslissing aangehouden.
Vervolgens heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
- een e-mailbericht van 22 april 2021 van de officier van justitie waarin de rechtbank wordt verzocht om op basis van het bepaalde van artikel 38 lid 10 Wzd het verzoek tot een rechterlijke machtiging van het CIZ te beschouwen als een verzoek tot een zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz;
- een e-mailbericht van 29 april 2021 van het CIZ, waarin wordt verklaard dat het CIZ meegaat in de zienswijze van de officier van justitie;
- een e-mailbericht van 30 april 2021 van de officier van justitie waarin de officier verzoekt een aantal vormen van verplichte zorg te verlenen.
De behandeling van het verzoek is voortgezet ter zitting van 11 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt, in het bijzijn van de [begeleiders] ;
- de advocaat;
- de [psychiater]
- de [gedragsdeskundige]
- de [arts verstandelijk gehandicapten] ;
- de [cliëntondersteuner] .

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting – kort en zakelijk weergegeven – meegedeeld dat zij graag naar huis wil. Haar advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Betrokkene heeft het lang thuis goed gedaan met een voorwaardelijke machtiging, maar toen kreeg zij problemen kreeg door de diabetes. Als betrokkene in het kader van de Wvggz behandeld kan worden met de juiste diagnostiek, kan ze mogelijk goed gestabiliseerd worden, aldus de advocaat.
De gedragsdeskundige heeft meegedeeld dat het toestandsbeeld van betrokkene, dat door de psychiater is geschetst, niet veranderd is, maar eerder is verslechterd.
De arts verstandelijk gehandicapten heeft ter zitting onder meer meegedeeld dat het toestandsbeeld van betrokkene een meer teruggetrokken beeld laat zien en dat ze daarom niet regelmatig op de groep verblijft. Ze heeft weinig ziekte-inzicht. Omdat ze vaak op haar kamer verblijft, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan, zoals brand. Betrokkene rookt en heeft een aansteker. Betrokkene kan daarnaast verbaal zeer agressief zijn. Om nader diagnostisch onderzoek te kunnen doen, kan betrokkene naar Antes. Het is nog niet bekend wanneer ze daar naar toe kan. De diabetes is onder controle Voor de stoornis die voortkomt uit de schizofrenie krijgt ze de juiste medicatie. Het probleem is dat desondanks nog steeds niet duidelijk is waar het gevaarlijke gedrag van betrokkene uit voortkomt. Antes kan dat gedrag onderzoeken en diagnosticeren.
De psychiater heeft ter zitting onder meer meegedeeld dat er sprake is van wanen met achterdocht en ongewenst gedrag. De schizofrenie is onder controle. Aanvankelijk werd betrokkene vrijwillig behandeld, maar toen de rechterlijke machtiging werd aangevraagd vertoonde ze weerstand. Later wilde ze toch weer vrijwillig meewerken. Dit gaat al jaren zo en daar wordt niet veel verandering in gezien. Ze vertoont veel teruggetrokken gedrag en heeft veel begeleiding nodig. Betrokkene kan bij [verblijfplaats] blijven terwijl Antes het onderzoek doet, aldus de psychiater. Ze is bij [verblijfplaats] terecht gekomen vanwege de problemen met haar diabetes.
De cliëntondersteuner heeft onder meer meegedeeld dat Antes het onderzoek naar het gedrag van betrokkene kan verrichten. Er moet goed worden uitgezocht wat er met betrokkene aan de hand is. Daartoe zal ze een periode geobserveerd moeten worden op de kliniek van Antes zelf. Dat onderzoek kan niet bij [verblijfplaats] plaatsvinden, ook omdat ze nu op een crisisafdeling verblijft. Zodra de diagnostiek is verricht, kan vastgesteld worden wat er nodig is om betrokkene weer te stabiliseren.

Beoordeling

De rechtbank verwijst naar en blijft bij haar beschikking van 3 maart 2021.
Ten aanzien van het verzoek overweegt zij het volgende.
Op 4 januari 2021 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend met een geldigheidsduur tot en met 15 februari 2021.
Zoals de rechtbank in haar beschikking van 3 maart 2021 al heeft overwogen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, een verstandelijke beperking of een daaraan gelijk gestelde aandoening, te weten een schizo affectieve stoornis en een licht verstandelijke beperking cq NAH.
Deze aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
De problematiek rond het gebrek aan inzicht in en het weigeren van de juiste behandeling voor haar diabetes, waardoor betrokkene al verschillende keren in comateuze toestand in het ziekenhuis is opgenomen, staat op dit moment op de voorgrond. Om het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de oorzaak van de cognitieve beperking van betrokkene onduidelijk is. Het is mogelijk dat deze voortvloeit uit niet aangeboren hersenletsel en voor een optimale behandeling van betrokkene is het van belang dat dat dit wordt onderzocht in een Wvggz-accommodatie. Zowel het CIZ en de officier van justitie zijn van mening zijn dat het Wvggz-kader in deze situatie beter passend is en de officier van justitie heeft dan ook verzocht het verzoek te beschouwen als een verzoek tot een zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank gaat hierin mee en zal het verzoek tot een rechterlijke machtiging beschouwen als een verzoek tot een zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene wil naar huis en is niet consistent in haar wens om op vrijwillige basis mee te werken aan onderzoek en zorg te ontvangen. Om die reden is verplichte zorg nodig. De door de officier van justitie in het e-mailbericht van 30 april 2021 genoemde vormen van zorg zijn tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en
gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg
hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken en het besprokene ter zitting blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Gelet hierop zal een zorgmachtiging worden verleend voor de duur van zes maanden. Het verzoek tot een rechterlijke machtiging zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (Iran),
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding en lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en
gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg
hebben dat betrokkene iet moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 augustus 2021.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, bijgestaan door F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 mei 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.