ECLI:NL:RBDHA:2021:5254
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf en verlening van verplichte zorg
Op 11 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, en de verlening van verplichte zorg aan een vrouw, geboren in 1973 in Iran. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 15 februari 2021, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank had eerder op 3 maart 2021 aangegeven dat een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) mogelijk passender zou zijn. Tijdens de zitting op 11 mei 2021 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater, een gedragsdeskundige en een arts verstandelijk gehandicapten. De betrokkene heeft aangegeven graag naar huis te willen, maar haar advocaat heeft opgemerkt dat zij problemen ondervindt door diabetes en dat haar toestand verslechterd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft besloten om een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Het verzoek tot een rechterlijke machtiging is afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.