ECLI:NL:RBDHA:2021:5253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AWB 20/6180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv nareis op basis van verbroken feitelijke gezinsband

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een minderjarige Soedanese jongen, eiser, die de biologische zoon is van referent. Eiser had op 4 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 8 juli 2020 was genomen. De staatssecretaris had de aanvraag voor de mvv afgewezen, omdat hij van mening was dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referent was verbroken. Tijdens de zitting op 12 februari 2021 werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris ook een gemachtigde had. Daarnaast waren er een referent en een tolk aanwezig.

De rechtbank overwoog dat eiser zijn identiteit en familierechtelijke relatie met referent had aangetoond, maar dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de gezinsband verbroken was. Eiser had nooit met referent samengewoond en er was geen bewijs van financiële ondersteuning of betrokkenheid bij de opvoeding. De rechtbank stelde vast dat er gedurende het leven van eiser geen contact was geweest met referent, en dat de omstandigheden niet het gevolg waren van externe factoren. Eiser had betoogd dat hij afhankelijk was van referent, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/6180
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer tussen

[eiser], eiser,

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Eiser heeft op 4 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 juli 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 12 februari 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig [referent] (referent) en [naam] (tolk).

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Soedanese nationaliteit. Hij is de biologische minderjarige [1] zoon van referent. Aan referent is op 23 mei 2017 een verblijfsvergunning asiel verleend. Hij heeft op 12 juli 2017 een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis in asielzaken aangevraagd voor eiser. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 27 maart 2018 afgewezen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 18 maart 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd. Bij brief van 12 augustus 2019 heeft verweerder medegedeeld dat het besluit van 18 maart 2019 is ingetrokken.
2. Eiser is op 11 december 2019 gehoord op de Nederlandse ambassade te Khartoem. Referent is op 22 juni 2020 gehoord via een ambtelijke hoorzitting. Vervolgens heeft verweerder op 8 juli 2020 opnieuw een besluit op bezwaar genomen en het bezwaar wederom ongegrond verklaard.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiser zijn identiteit aannemelijk heeft gemaakt en zijn familierechtelijke relatie met referent heeft aangetoond. Verweerder heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat volgens hem sprake is van de uitzonderlijke situatie waarin de gezinsband tussen eiser en referent is verbroken. Verweerder heeft daartoe overwogen dat referent nooit voor eiser heeft gezorgd en (langdurig) niet met eiser heeft samengewoond. Niet aannemelijk is gemaakt dat referent eiser financieel heeft ondersteund. Referent heeft niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat hij betrokken is geweest bij de opvoeding van eiser. Verder is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat referent vóór zijn komst naar Nederland contact met eiser heeft onderhouden, dan wel dat dat contact niet mogelijk was.
4. Eiser heeft in beroep betwist dat op grond van de door verweerder aangenomen feiten en omstandigheden kan worden gezegd dat de gezinsband met referent is verbroken. Eiser stelt onder meer dat hij als jongvolwassene moet worden beschouwd en afhankelijk blijft van referent, die hem ondersteunt in zijn levensonderhoud. Het weigeren van verblijf is volgens eiser in strijd met artikel 8 van het EVRM. [2]
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Een minderjarig kind van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel kan in aanmerking komen voor een afgeleide (nationale) asielvergunning op grond van de regeling voor nareis in asielzaken. [3] Eén van de voorwaarden daarbij is dat het kind feitelijk behoorde tot het gezin van deze vreemdeling (de referent) op het moment van binnenkomst van de referent in Nederland en dat die feitelijke gezinsband nadien niet is verbroken. De referent onderbouwt de feitelijke gezinsband met documenten en verklaringen. Als het niet mogelijk is om de gezinsband met documenten aan te tonen, moet de referent met aanvullende gegevens en/of plausibele en consistente verklaringen aantonen dat het gezinslid feitelijk behoort tot zijn gezin. Bij de beoordeling of sprake is van een feitelijke gezinsband betrekt verweerder alle feiten en omstandigheden van het geval.
6. Tussen ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen wordt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aangenomen en daarmee ook de feitelijke gezinsband. Verweerder neemt dit niet aan als het kind zelfstandig woont en in eigen levensonderhoud voorziet. [4]
Slechts in uitzonderlijke situaties wordt deze door geboorte ontstane gezinsband verbroken.
7. Niet in geschil is dat eiser is geboren uit het huwelijk van referent en diens toenmalige echtgenote en dat eiser ten tijde van de aanvraag minderjarig was. Eiser woonde zowel op het moment van binnenkomst van referent in Nederland als ten tijde van het bestreden besluit nog altijd bij zijn biologische moeder in Khartoem, samen met andere familieleden, onder wie een oudere broer. Verder is ter zitting duidelijk geworden dat eiser nooit met zijn vader heeft samengewoond, omdat eiser pas na de scheiding van zijn ouders is geboren.
8. Onbestreden is dat referent vóór zijn komst naar Nederland nooit persoonlijk contact met eiser heeft gehad. Referent heeft in zijn asielprocedure verklaard dat hij eiser nooit heeft gezien. [5] Ook eiser heeft verklaard dat hij pas sinds januari of maart 2018 – toen eiser inmiddels zeventien jaar oud was – contact heeft met referent. [6] Referent heeft hiervoor geen duidelijke verklaring gegeven. Voor zover referent heeft verklaard na de scheiding naar Libië te zijn vertrokken, heeft verweerder er op kunnen wijzen dat referent in zijn asielprocedure heeft verklaard dat hij na de scheiding tot 2015 in Soedan, op korte afstand van eiser, is blijven wonen. Referent heeft verder verklaard tot zijn aankomst in Nederland uitsluitend contact te hebben gehad met zijn broer (eisers oom). [7] Uit zijn verklaringen valt niet af te leiden dat hij zich daadwerkelijk heeft bemoeid met de opvoeding van eiser. Van aantoonbare financiële ondersteuning door referent van eiser is niet gebleken. Eiser heeft in zijn gehoor op 11 december 2019 verklaard dat hij altijd financieel is ondersteund door zijn moeder. [8] Hij werkt inmiddels wanneer hij werk vindt [9] en zegt voor zichzelf te kunnen zorgen en niet van referent afhankelijk te zijn. [10] Referent heeft zijn stelling van het tegendeel niet onderbouwd.
9. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat er gedurende vrijwel het gehele minderjarige leven van eiser geen sprake is geweest van enig contact met referent of aantoonbare bemoeienis van referent met de opvoeding van eiser, terwijl er geen aanwijzingen zijn dat dit het gevolg is van omstandigheden waarop referent geen invloed heeft kunnen uitoefenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht geconcludeerd dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referent geacht moet worden te zijn verbroken op het moment van binnenkomst van referent in Nederland.
Gelet hierop komt eiser niet in aanmerking voor de gevraagde mvv. Van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is geen sprake.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Eiser was minderjarig ten tijde van de aanvraag.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Artikel 29, tweede lid onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Paragraaf B7/3.8.1 van de Vc.
5.Correcties en aanvulling 7 augustus 2016, p. 2.
6.Rapport interview 11 december 2019, p 6
7.Verslag hoorzitting referent 22 juni 2020, p 4
8.Rapport interview 11 december 2019, p 8
9.Rapport interview 11 december 2019, p3
10.Rapport interview 11 december 2019, p. 8-9.