ECLI:NL:RBDHA:2021:5201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen loonheffingen en vergrijpboetes; omkering en verzwaring van de bewijslast

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan over de naheffingsaanslagen loonheffingen en vergrijpboetes die aan eiser zijn opgelegd door de Belastingdienst. Eiser, die vier cafés exploiteerde, had over de jaren 2013, 2014 en 2015 geen of onjuiste aangiften loonheffingen gedaan. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast omgekeerd en verzwaard moest worden, omdat eiser niet de vereiste aangiften had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen berustten op een redelijke schatting en dat eiser niet overtuigend had aangetoond dat de uitspraken op bezwaar onjuist waren. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat eiser niet kon aantonen dat er toezeggingen waren gedaan door de Belastingdienst. De rechtbank achtte de opgelegde vergrijpboetes van 45% passend, maar verminderde deze met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 19/3789, SGR 19/3792 tot en met SGR 19/3798, SGR 19/3800,
SGR 19/3802 en SGR 19/3804

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 mei 2021 in de zaken tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: B. de Bruijn),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over de jaren 2013, 2014 en 2015 naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en bij beschikkingen vergrijpboetes opgelegd van 45% van de nageheven belastingen. Ook is belastingrente aan eiser in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 13 mei 2019 de naheffingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een pleitnota ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [A] en mr. [B] , mr. [C] en mr. [D] .
Ter zitting zijn tevens behandeld de zaken van eiser met de zaaknummers SGR 19/2592, SGR 19/2594, SGR 19/2595 en SGR 19/2597 (de omzetbelastingzaken). Alles wat in die zaken is verklaard en overgelegd, wordt geacht ook verklaard en overgelegd te zijn in deze zaken.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten met de mededeling dat over zes weken schriftelijk uitspraak zou worden gedaan. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder verzocht om de aangiftegegevens van eiser te overleggen.
Verweerder heeft op 18 januari 2021 de aangiftegegevens overgelegd. Eiser heeft van deze stukken kennis genomen en daarop gereageerd bij brief van 10 februari 2021.
De rechtbank heeft daarna het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser exploiteerde (onder meer) in de jaren 2013 tot en met 2015 vier cafés, te weten:
- grandcafé [cafe 1] ;
- café [cafe 2] (verkocht op 1 februari 2015);
- café [cafe 3] ;
- café [cafe 4] .
2. Het Haags Economisch Interventie team (HEIt) heeft bij de cafés van eiser bedrijfsbezoeken afgelegd. Van de bevindingen tijdens deze bedrijfsbezoeken zijn rapporten opgemaakt, waarvan kopieën in het dossier zitten. Doel van deze bedrijfsbezoeken was:
- inventarisatie van de actuele bedrijfsactiviteiten;
- controle op de naleving van de Wet op de Identificatieplicht;
- het verzamelen van actuele informatie over relevante ontwikkelingen binnen het bedrijf;
- het controleren of de administratieve verplichtingen worden nageleefd (de administratie zelf is tijdens de bedrijfsbezoeken niet beoordeeld).
3. In de onderhavige jaren hebben de volgende bedrijfsbezoeken plaatsgevonden:
- 4 juli 2013 bij café [cafe 2] ;
- 4 september 2014 bij café [cafe 2] ;
- 27 november 2015 bij café [cafe 4] .
4. Tijdens het bedrijfsbezoek op 4 juli 2013 is in café [cafe 2] één persoon werkend aangetroffen.
5. Tijdens het bedrijfsbezoek op 4 september 2014 is bij café [cafe 2] ook één persoon werkend aangetroffen. Deze persoon heeft verklaard sinds juni 2014 voor
24 uur per week in dienstbetrekking te zijn bij eiser.
6. Tijdens het bedrijfsbezoek op 27 november 2015 zijn bij café [cafe 4] twee personen werkend aangetroffen. Eén persoon heeft verklaard daar al drie weken te werken. Zij zou nog geen loon hebben ontvangen omdat zij haar diploma nog niet had behaald. De andere persoon verklaarde dat zij niet in het café werkzaam was, maar dat zij op dat moment haar vriendin hielp.
7. Op 30 januari 2018 is een boekenonderzoek bij eiser ingesteld. Onderzocht is, voor zover hier van belang, de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen voor de jaren 2014 en 2015. Later is het onderzoek uitgebreid met het jaar 2013. De bevindingen uit het onderzoek zijn neergelegd in een rapport met dagtekening 29 november 2018, waarvan een kopie tot de gedingstukken behoort (het controlerapport).
8. Op basis van de bevindingen tijdens de bedrijfsbezoeken en het boekenonderzoek is voor de onderhavige jaren het volgende vastgesteld:
  • er zijn geen werkroosters;
  • er zijn geen schriftelijke arbeidsovereenkomsten;
  • de contante loonbetalingen zijn niet in het kasboek verwerkt en er zijn voor deze loonbetalingen ook geen kwitanties verstrekt;
  • uit de loonadministratie is niet te herleiden wie wat en wanneer ontvangt. De nettolonen worden door de gemachtigde via één memoboeking in één bedrag geboekt;
  • voor café [cafe 1] en café [cafe 2] zijn voor het jaar 2013 geen loonaangiften gedaan;
  • voor café [cafe 1] zijn voor alle tijdvakken van 2014 nihilaangiften zijn gedaan;
  • voor café [cafe 4] zijn voor de tijdvakken 4 tot en met 12 van 2014 nihilaangiften zijn gedaan;
  • voor café [cafe 3] zijn voor de tijdvakken 6 tot en met 12 van 2014 nihilaangiften gedaan;
  • voor café [cafe 2] zijn voor de tijdvakken 6 tot en met 12 van 2014 nihilaangiften zijn gedaan;
  • voor cafés [cafe 4] , [cafe 3] en [cafe 1] zijn voor de tijdvakken 1 tot en met 10 van het jaar 2015 nihilaangiften gedaan;
  • op 17 november 2015 zijn alsnog correctieberichten voor 2014 ingestuurd en in november 2015 en december 2015 zijn correctieberichten voor 2015 ingestuurd.
9. De controleur heeft zich naar aanleiding van de voormelde gebreken op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de administratieplicht. De administratie is daarom verworpen. Een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a, eerste lid van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen is niet gegeven. De controleur heeft vervolgens een berekening gemaakt van de minimale urenbesteding in de onderhavige tijdvakken en op basis daarvan geconcludeerd dat eiser in de aangiften voor de loonheffingen niet alle uren heeft verantwoord. Met dagtekening 11 december 2018 zijn aan eiser de volgende naheffingsaanslagen opgelegd:

Café [cafe 4] (L01)

Jaar
Naheffing
Blastingrente
Boete
2013
21.722
4.278
9.774
2014
35.618
5.679
16.028
2015
20.25
2.418
9.112

Café [cafe 3] (L03)

Jaar
Naheffing
Belastingrente
Boete
2013
23.027
4.535
10.362
2014
28.117
4.483
14.058
2015
31.16
3.721
14.022

Café [cafe 1] (L04)

Jaar
Naheffing
Belastingrente
Boete
2013
41.112
8.096
18.5
2014
25.867
4.124
11.64
2015
14.119
1.686
6.353

Café [cafe 2] (L06)

Jaar
Naheffing
Belastingrente
Boete
2013
45.027
8.867
20.262
2014
6.296
1.003
2.833
De vergrijpboetes zijn gematigd tot 45% omdat de correcties zijn gebaseerd op een theoretische berekening.

Geschil10. In geschil is of de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes terecht aan eiser zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of eiser de vereiste aangiften heeft gedaan. Zo dat niet het geval is, is in geschil of eiser overtuigend heeft aangetoond dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn en of de naheffingsaanslagen zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Verder is in geschil of het vertrouwensbeginsel aan naheffing in de weg staat en of sprake is van détournement de pouvoir.

11. Eiser stelt dat een medewerker van het HEIt bij hem het vertrouwen heeft gewekt dat met het indienen van de correctieberichten de onderhavige jaren afgehandeld zouden zijn. Reeds daarom kan er niet worden nageheven. Verder stelt eiser dat hij wel de vereiste aangiften heeft gedaan. De correctieberichten uit 2015 die hij op verzoek van de voormelde medewerker van het HEIt heeft ingediend, waren namelijk juist. De door verweerder berekende verschuldigde loonheffingen zijn volstrekt onredelijk. De cafés waren in de onderhavige jaren vaak gesloten en ook waren de openingstijden veel minder ruim dan verweerder heeft aangenomen. Tot slot stelt eiser dat hij de indruk heeft dat verweerder zijn bevoegdheid om een boekenonderzoek in te stellen en naheffingsaanslagen en boetes op te leggen heeft misbruikt om een einde te maken aan eisers ondernemerschap.
12. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslagen en de boetes terecht aan eiser zijn opgelegd. Eiser heeft niet de vereiste aangiften gedaan. De bewijslast moet daarom worden omgekeerd en verzwaard. Eiser heeft niet doen blijken dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Ook zijn de naheffingsaanslagen gebaseerd op een redelijke schatting aangezien de controleur bij zijn berekeningen is uitgegaan van een minimale urenbesteding. Eiser heeft bewust onjuiste aangiften ingediend. De boetes zijn daarom terecht aan eiser opgelegd. Van gewekt vertrouwen is geen sprake. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een toezegging is gedaan. Tot slot weerspreekt verweerder dat sprake is van misbruik van bevoegdheden. Er is te weinig loonbelasting betaald en daarom is er nageheven.
Beoordeling van het geschil
Vereiste aangiften
13. Verweerder beroept zich op omkering en verzwaring van de bewijslast. Hij voert daartoe aan dat eiser niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Hij verwijst daarbij naar de door de controleur berekende minimale urenbesteding zoals vermeld in het controlerapport en diens conclusie dat eiser in de aangiften niet alle uren heeft verantwoord. Uit het verschil tussen de na te heffen loonheffingen en de aangegeven loonheffingen (inclusief de correctieberichten) blijkt volgens verweerder dat zowel absoluut als relatief aanzienlijk te weinig loonheffingen zijn aangegeven. Eiser moet zich daarvan bewust zijn geweest.
Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat de nihilaangiften sowieso onjuist zijn.
Eiser weerspreekt dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Hij voert daartoe aan dat de correctieberichten juist zijn.
14. Vooropgesteld dient te worden dat met de vereiste aangifte in artikel 10 van de Algemene wet inzake rijksbelasting (Awr) wordt bedoeld de aangifte die binnen een door de inspecteur gestelde termijn van ten minste een maand na het einde van het tijdvak moet worden gedaan. Het indienen van een correctiebericht is derhalve niet aan te merken als het doen van de vereiste aangifte.
15. Vaststaat dat eiser voor een groot aantal tijdvakken nihilaangiften heeft gedaan. Voor café [cafe 4] betreft het de tijdvakken april tot en met december van 2014 en de tijdvakken januari tot en met oktober 2015. Voor café [cafe 3] betreft het de tijdvakken juni tot en met december van 2014 en de tijdvakken januari tot en met oktober van 2015. Aangezien eiser in deze tijdvakken wel personeel in dienstbetrekking had, kunnen deze nihilaangiften niet juist zijn. Eiser heeft ter zitting ook erkend dat deze nihilaangiften niet juist zijn. Verder heeft eiser voor grandcafé [cafe 1] en café [cafe 2] voor alle tijdvakken in 2013, 2014 en 2015 aanvankelijk geen aangiften gedaan. Hij heeft voor deze cafés alleen correctieberichten ingediend. Ook voor café [cafe 4] heeft eiser voor het tijdvak maart 2014 aanvankelijk geen aangifte gedaan, maar alleen later een correctiebericht ingediend. Dat betekent dat voor deze cafés voor de genoemde tijdvakken niet de vereiste aangiften zijn gedaan. Dat, naar eiser ter zitting heeft gesteld, de correctieberichten wel juist zijn, wat daar overigens van zij, maakt dat niet anders.
16. Ten aanzien van de tijdvakken waarvoor wel aangiften, anders dan nihilaangiften, zijn gedaan voor de cafés [cafe 4] en [cafe 3] , heeft het volgende te gelden. In het controlerapport worden de openingstijden van de cafés vermeld. Deze openingstijden komen overeen met de tijden die zijn vermeld in de rapporten van de bedrijfsbezoeken. Verder heeft eiser tegenover de controleur verklaard dat de cafés zeven dagen per week zijn geopend en gemiddeld slechts drie à vier weken per jaar zijn gesloten wegens vakantie. Eiser heeft weliswaar in beroep verklaard dat in werkelijkheid de openingstijden minder ruim waren en dat de cafés vaker gesloten waren, maar hij heeft dit verder niet geconcretiseerd en met bewijs gestaafd. De rechtbank ziet in die enkele stelling dan ook geen aanleiding niet uit te gaan van de in de rapporten vastgelegde normaal geldende openingstijden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat eiser na ontvangst van de rapporten heeft meegedeeld dat die informatie onjuist was. Wel blijkt uit de stukken van het geding dat café [cafe 4] in 2013 drie maanden gesloten is geweest, kennelijk vanwege daar plaats gehad hebbende geweldpleging. Ook dat is echter geen reden niet uit te gaan van de informatie uit de rapporten, omdat voor dit café in 2013 voor alle maanden aangiften loonheffingen zijn gedaan voor vrijwel identieke bedragen, zodat kennelijk sprake is geweest van de doorbetaling van personeel tijdens die sluiting. Tijdens de openingstijden moet er in elk café minimaal één persoon werkzaam zijn geweest. Gelet op de ruime openingstijden zullen er per dag ten minste twee personen in elk café werkzaam zijn geweest met uitzondering van café [cafe 2] in 2014. Eiser heeft onweersproken gesteld dat café [cafe 2] in 2014 pas om 16:00 uur open ging. In 2014 was dat café 9 uur op een dag geopend en kan het zijn dat er per dag ook maar één persoon werkzaam was. Dat er in de cafés, met uitzondering van café [cafe 2] , ten minste twee personen werkzaam zullen zijn geweest, komt ook overeen met wat er is vermeld in de rapporten van de bedrijfsbezoeken. Zo heeft eiser tijdens een bedrijfsbezoek in 2012 bij café [cafe 3] verklaard dat in dit café twee personen werkzaam zijn, allebei voor 38 uur per week. Tijdens een bedrijfsbezoek in 2012 bij café [cafe 1] heeft eiser verklaard dat in dit café twee personen werkzaam zijn, allebei voor 38 uur per week. Eén van deze personen is [F] , een broer van eiser. Bij een bedrijfsbezoek aan café [cafe 2] in 2013 is één persoon werkend aangetroffen. Bij een bedrijfsbezoek aan café [cafe 2] in 2014 is ook één persoon werkend aangetroffen. Deze persoon verklaarde voor ongeveer 24 uur per week werkzaam te zijn in het café. Bij een bedrijfsbezoek aan café [cafe 4] in 2015 zijn twee personen werkend aangetroffen.
17. In de door eiser ingediende aangiften (anders dan de nihilaangiften) komt het bedrag aan loonheffingen slechts vier keer uit boven de € 1.000 en dat is dan telkens in mei, de maand waarin over het algemeen vakantiegeld wordt uitbetaald. Afgezien van de maand mei bedragen voor café [cafe 3] (rekening houdend met de correctieberichten) de maandelijkse aangiften in 2013 ongeveer € 465, in 2014 tussen de € 260 en de € 703 en in 2015 € 263. Voor café [cafe 4] bedragen de maandelijkse aangiften (afgezien van de maanden mei en rekening houdend met de correctieberichten) in 2013 ongeveer € 557, in 2014 € 204 en in 2015 € 263 met uitschieters in november en december naar € 456 en € 598. Zelfs als zou worden uitgegaan van een bruto uurloon van € 5 per uur, komt het aantal verloonde uren per maand volgens de aangiften slechts uit op 41 tot maximaal 141 terwijl de cafés zoals hiervoor vermeld 7 dagen per week geopend waren. Aangezien dus tenminste 240 uur (30 dagen per maand, 8 uur per dag) verantwoord zou moeten worden, zijn de aangiften onwaarschijnlijk laag. Indien veronderstellenderwijs de voldoening over de drie maanden waarin café [cafe 4] in 2013 gesloten was, zou worden toegerekend aan de overige negen maanden, is er nog steeds slechts 148 uur per maand verloond. De rechtbank is van oordeel dat dit lage aantal uren niet, althans niet alleen kan worden verklaard door de stelling van eiser dat zijn broers en zijn vader ook vaak in de cafés hielpen/aanwezig waren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat één van de broers ( [F] ) bij eiser in dienstbetrekking werkzaam is en daarvoor dus loon ontvangt. Verder zijn tijdens de bedrijfsbezoeken geen andere familieleden dan deze broer werkend in de cafés aangetroffen. De rechtbank acht ook niet aannemelijk dat er personen in de cafés hebben gewerkt zonder daarvoor loon te hebben ontvangen. Tot de stukken die door verweerder zijn overgelegd in de omzetbelastingzaken behoort een e-mail van 24 september 2015 van een inspecteur van het Uwv aan een medewerker van de Belastingdienst waaruit blijkt dat het Uwv een mogelijk geval van uitkeringsfraude onderzoekt. Het gaat daarbij om een persoon die zwart werkt of heeft gewerkt bij café [cafe 4] . De inspecteur van het Uwv schrijft dat er sinds mei 2015 geen personeel meer op de loonlijst zou staan bij café [cafe 4] . Tijdens het bedrijfsbezoek aan dat café op 27 november 2015 zijn echter twee personen werkend aangetroffen. Ook is er bij e-mail van 14 februari 2013 van het Uwv aan de FIOD melding gedaan van mogelijk zwart werken bij de cafés van eiser. De rechtbank acht gelet op dit een en ander aannemelijk dat eiser lonen niet dan wel tot te lage bedragen heeft verantwoord. Gezien het lage aantal uren waarover loonheffingen zijn aangegeven zijn zowel absoluut als relatief aanzienlijk te lage bedragen aan loonheffingen aangegeven. Eiser moet zich daar redelijkerwijs ook van bewust zijn geweest. Aldus heeft eiser ook voor de andere tijdvakken dan de tijdvakken genoemd onder 15 niet de vereiste aangiften gedaan.
Omkering bewijslast
18. Aangezien eiser niet de vereiste aangiften heeft gedaan, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de Awr, de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Dit brengt mee dat de beroepen van eiser ongegrond moeten worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraken op het bezwaar onjuist zijn. Eiser dient daarom overtuigend aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar niet in stand kunnen blijven. Met de loutere stellingen dat de berekeningen van verweerder niet juist kunnen zijn omdat de cafés minder vaak open waren, zijn broers meehielpen in de cafés en zijn vader ook vaak in één café aanwezig was, is eiser daarin niet geslaagd.
Redelijke schatting
19. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslagen berusten op een redelijke schatting. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. De controleur is bij zijn berekening uitgegaan van een minimale urenbesteding. Hij is ervan uitgegaan dat tijdens de openingstijden van de cafés telkens maar één personeelslid aanwezig is geweest. Dit uitgangspunt is alleszins redelijk. Verder is de controleur ervan uitgegaan dat eiser zelf 14 uur per dag en zeven dagen per week in de cafés heeft gewerkt. Dat is een aanzienlijk aantal uren. De door de controleur gehanteerde openingstijden van de cafés sluiten aan bij wat er is vermeld in de rapporten van de bedrijfsbezoeken. Verder is de controleur uitgegaan van wat eiser zelf heeft verklaard, te weten dat de cafés slechts drie à vier weken per jaar zijn gesloten in verband met vakantie en dat de cafés ook open zijn met de feestdagen. Voor café [cafe 2] is rekening gehouden met de verklaring van eiser dat dit café met ingang van 2014 pas vanaf 16:00 uur openging. Aldus kan niet worden geoordeeld dat de berekening van de minimale urenbesteding berust op onredelijke uitgangspunten. Verder is verweerder bij een gebrek aan personeelsgegevens uitgegaan van een bruto uurloon voor een 23-jarige. Ook dit acht de rechtbank alleszins redelijk, temeer nu uit de bedrijfsbezoeken blijkt dat eiser in ieder geval ook ouder personeel in dienstbetrekking had. Eiser heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de berekeningen van de controleur onredelijk zijn. De controleur heeft ook kunnen en mogen uitgaan van het anoniementarief, omdat eiser te weinig gegevens van zijn personeel heeft overgelegd. In de stukken die aan de rechtbank zijn overgelegd, zijn slechts voor twee werknemers kopieën van identiteitsbewijzen aangetroffen.
Vertrouwensbeginsel
20. Eiser heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Hij voert hiertoe aan dat hij en zijn gemachtigde werden ontboden op het stadhuis door de heer [E] van het HEIt. [E] zou eiser toen hebben verzocht om correctieberichten in te dienen. Eiser stelt dat daarmee bij hem het vertrouwen is gewekt dat de correctieberichten akkoord zouden worden bevonden en dat daarmee de loonheffingen voor de onderhavige jaren geregeld zouden zijn.
21. Eiser heeft zijn stelling niet met bewijs onderbouwd. Nog daargelaten dat kan worden betwijfeld of eiser aan uitlatingen van een ambtenaar van het HEIt verwachtingen kan ontlenen aangaande op te leggen naheffingsaanslagen loonbelasting, blijkt uit niets dat is toegezegd dat met het indienen van correctieberichten de loonheffingen voor de onderhavige jaren geregeld zouden zijn en dat er dus geen naheffingsaanslagen opgelegd zouden worden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt daarom.
Misbruik van bevoegdheden
22. Eiser heeft voorts gesteld dat hij de indruk heeft dat verweerder zijn bevoegdheid om een boekenonderzoek in te stellen en naheffingsaanslagen en vergrijpboetes op te leggen heeft misbruikt. Verweerder zou het boekenonderzoek slechts hebben ingesteld en naheffingsaanslagen en vergrijpboetes hebben opgelegd om een einde te maken aan eisers ondernemerschap. Eiser wijst daarbij op het boeteadvies, waarvan een kopie tot de stukken behoort. In dat advies van 12 november 2018 wordt vermeld dat een zijdelingse actie om in juni/juli te proberen de cafés in beslag te nemen en eventueel te verkopen om onduidelijke interne redenen niet is geslaagd. Eiser merkt op dat hij in juni/juli nog geen belastingschuld had en het onderzoek nog gaande was.
23. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Het stond verweerder vrij om een boekenonderzoek in te stellen. De bevindingen uit dat onderzoek gaven verweerder aanleiding om naheffingsaanslagen en boetes op te leggen. Uit de omstandigheid dat er kennelijk in juni/juli een poging is gedaan om de cafés in beslag te nemen, volgt geenszins dat het boekenonderzoek is ingesteld om eiser het ondernemerschap te ontnemen of dat enkel om die reden naheffingsaanslagen en boetes zijn opgelegd. Waarom er een poging is gedaan tot inbeslagneming is niet bekend en houdt niet noodzakelijkerwijs verband met het boekenonderzoek.
Belastingrente
24. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de rentebeschikkingen en ook overigens is niet gebleken dat de belastingrente in strijd met de wettelijke bepalingen is berekend.
Vergrijpboetes
25. Aan eiser zijn op de voet van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst vergrijpboetes opgelegd van 50% van de nageheven belastingen. Verweerder heeft de bedragen van deze boetes verminderd met 10% tot boetes van 45%, omdat de boetegrondslagen zijn gebaseerd op een theoretische berekening.
26. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat, zoals hij stelt, in onderhavig geval sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Verweerder heeft in dat verband onder meer gewezen op het feit dat eiser welbewust nihilaangiften heeft ingediend, terwijl hij wist dat deze onjuist waren. Hiermee heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat het aan opzet van eiser is te wijten dat aanvankelijk te weinig loonheffingen zijn betaald. De boetes zijn daarom terecht aan eiser opgelegd. De boetes zijn reeds gematigd in verband met het feit dat de boetegrondslagen zijn gebaseerd op een theoretische berekening. Voor een verdere matiging ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank acht vergrijpboetes van 45%, gelet op de ernst van het vergrijp, passend en geboden. Wel dienen de vergrijpboetes te worden verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De vergrijpboetes zijn aangekondigd bij brief van 14 november 2018.
Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn er dus meer dan twee jaar verstreken. De overschrijding bedraagt, afgerond naar boven, zes maanden. De vergrijpboetes worden om die reden ambtshalve verminderd met 10% tot de volgende bedragen:
Café [cafe 4]
2013: € 8.796
2014: € 14.425
2015: € 8.200
Café [cafe 3]
2013: € 9.325
2014: € 12.652
2015: € 12.619
Café [cafe 1]
2013: € 16.650
2014: € 10.476
2015: € 5.717
Café [cafe 2]
2013: € 18.235
2014: € 2.549
Slotsom
27. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
28. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • vermindert de vergrijpboetes tot de bedragen hiervoor genoemd onder 26.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. E. Kouwenhoven en
mr. A.J. van Doesum, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2021.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.