ECLI:NL:RBDHA:2021:5144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
09/247133-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging afpersing en diefstal in vereniging met deels voorwaardelijke jeugddetentie

Op 22 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en diefstal in vereniging. De verdachte heeft op 1 oktober 2018 samen met anderen geprobeerd om met geweld een geldbedrag van aangever 1 af te nemen. Daarnaast heeft hij op 11 november 2019 samen met anderen goederen van aangever 2 gestolen. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van zes maanden, waarvan 134 dagen voorwaardelijk. De verdediging steunde deze eis, mits de voorwaarden van de Raad voor de Kinderbescherming werden nageleefd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten, waarbij het slachtoffer fysiek en emotioneel is beschadigd. De rechtbank heeft besloten tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte €800,00 moet betalen aan aangever 1, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de verplichting voor de verdachte om zich aan de opgelegde voorwaarden te houden en heeft de gijzeling op 0 dagen bepaald.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Parketnummers 09/247133-19 en 09/079527-20 (t.t.g.)
Datum uitspraak 22 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1]
advocaat: mr. J. Looman te Den Haag.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zitting van 22 april 2021.
De officier van justitie in deze zaak is mr. M. van Empelen. De verdachte en zijn raadsman zijn ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting, ten laste gelegd dat hij op 1 oktober 2018 te Den Haag samen met een of meer anderen heeft geprobeerd met geweld en bedreiging met geweld van [aangever 1] een geldbedrag weg te nemen, dan wel dat hij met een of meer anderen heeft geprobeerd aangever af te persen, dan wel dat hij op deze datum openlijk geweld tegen aangever heeft gepleegd, hetzij hem heeft mishandeld.
Daarnaast is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij op 11 november 2019 te Rijswijk samen met anderen uit een woning ( [adres 2] ) verschillende goederen van [aangever 2] heeft weggenomen, dan wel dat hij behulpzaam is geweest bij de diefstal van deze goederen.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte het onder dagvaarding met parketnummer 09-247133-19 primair dan wel subsidiair ten laste gelegde feit en onder dagvaarding met parketnummer 09-079527-20 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
09-247133-19
Het subsidiair ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder verdere bespreking bewezen worden verklaard en verder zal alleen nog een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden worden gegeven.
De bewijsmiddelen:
  • De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 22 april 2021;
  • Het proces-verbaal inhoudende de verklaring van aangever van 1 oktober 2018, PL1500-20182654-1, pagina 6-10.
09-079527-20 (t.t.g)
Het primair ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder verdere bespreking bewezen worden verklaard en verder zal alleen nog een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden worden gegeven.
De bewijsmiddelen:
  • De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 22 april 2021;
  • Het proces-verbaal inhoudende de verklaring van [aangever 2] van 12 november 2019, PL1500-2019315952-1, pagina 59-63.
  • Het proces-verbaal inhoudende verhoor van aangeefster van 14 november 2019, PL1500-2019315952-8, pagina 64-65.
  • Het proces-verbaal inhoudende verhoor van aangeefster van 13 december 2019, PL1500-2019315952-55, pagina 70-71.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart, op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat
09-247133-19
hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te ’s-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag dat aan [aangever 1] toebehoorde:
- heeft aangebeld bij en gebonkt op de deur van de woning van [aangever 1] en
- de woning van [aangever 1] is binnengedrongen en
- tegen [aangever 1] heeft gezegd: "geef mijn kankergeld" althans
woorden
vangelijke aard of strekking en
- [aangever 1] meerdere malen in zijn gezicht en tegen zijn
hoofd heeft geslagen en/of gestompt en
- [aangever 1] meerdere malen tegen zijn lichaam heeft getrapt
en/of geschopt en
- terwijl [aangever 1] op de grond lag [aangever 1] meerdere malen in
zijn buik en/of tegen zijn benen, althans tegen zijn lichaam heeft geschopt en/of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
09-079527-20
hij op of omstreeks 11 november 2019 te Rijswijk
tezamen en in vereniging met anderen uit een woning
( [adres 2] ) meerdere laptops en een laptoptas en een lederen tas en een JBL
box en meerdere sieraden en meerdere playstationspellen en
een camcorder en een portable dvd-speler
toebehorendeaan [aangever 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het bewezenverklaarde feit levert op:
Feit 1:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.De straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 134 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft naar voren gebracht zich te kunnen vinden in een voorwaardelijke jeugddetentie en dat de verdachte instemt met de voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn genoemd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het medeplegen van een afpersing. Het slachtoffer, toen nog maar vijftien jaar oud, is daarbij meerdere malen geschopt en geslagen in zijn gezicht en lichaam, ook terwijl hij op de grond lag. De verdachte heeft bij het plegen van dit feit kennelijk alleen maar gedacht aan het geld dat zijn aandeel in het geweld hem zou kunnen opleveren en hij heeft zich op geen enkel moment afgevraagd hoe bang het slachtoffer moet zijn geweest en hoeveel pijn hij heeft gehad. Mensen die zoiets ergs overkomt, zijn dat meestal niet snel vergeten en hebben er vaak nog op allerlei manieren, fysiek of psychisch, last van. De grote impact van het feit op het slachtoffer is ook te lezen in de toelichting op de vordering van de benadeelde partij. Niet alleen heeft het slachtoffer een hersenschudding, een gescheurde lip opgelopen en heeft pijn hij gehad van het schoppen en slaan, maar hij heeft zich na afloop ook nog eens heel onveilig en angstig gevoeld.
De verdachte heeft zich daarnaast samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van een grote hoeveelheid spullen uit een woning. Ook bij het plegen van dit feit heeft de verdachte zich kennelijk uitsluitend laten leiden door het geld dat hij hiermee zou kunnen verdienen. Bovendien hebben de verdachte en zijn medeverdachten geen enkel respect getoond voor andermans bezit en de onvervangbaarheid van verschillende van de gestolen spullen, die voor het slachtoffer een emotionele waarde hadden.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat, blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie
van 9 april 2021, de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht hier van toepassing is.
Gelet op de laatste veroordeling, van 18 juli 2019, liep de verdachte ten tijde van een veroordeling tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met ene proeftijd van 2 jaar en tot een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 12 maanden wegens het medeplegen van de diefstal. Hij liep daarvoor nog in een proeftijd. De verdachte heeft door zijn handelen laten zien zich onvoldoende hiervan te hebben aangetrokken. Dit geldt ook voor de schorsing van de voorlopige hechtenis waarin hij nog liep.
De rechtbank heeft acht geslagen op het gezinsplan van Jeugdbescherming west
van 18 augustus 2020 en de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), waaronder meest recent het rapport van 16 februari 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
In de tijd dat de ten laste gelegde feiten zich afspeelden blowde de verdachte veel en ging hij met verkeerde vrienden om. Naar aanleiding van de verdenkingen is de verdachte in januari 2019 psychologisch onderzocht. Bij de verdachte is toen een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (gecombineerd beeld, matig), oppositioneel-opstandige stoornis (ernstig) en ongespecificeerde cannabisgerelateerde stoornis gediagnosticeerd. Deze verouderde diagnose is de achtergrond van waaruit behandeling en begeleiding heeft plaatsgevonden.
Vanaf zijn schorsing in februari 2020 leek het beter met de verdachte te gaan. Hij stelde zich open voor behandeling bij de Waag en zette zich in bij het leertraject. Eind januari 2021 heeft de verdachte, waarschijnlijke getriggerd door het gebruik van lachgas, een psychose gekregen. Hij is daarvoor in behandeling bij een psychiater en het is van belang dat die behandeling wordt voortgezet. Ook is het van belang dat hij daarbij niet wordt overvraagd op andere leefgebieden. Met het blowen en het gebruik van lachgas is de verdachte gestopt, maar de jeugdreclassering dient extra aandacht te blijven houden voor het middelengebruik. Daarnaast is de verdachte gebaat bij een geschikte dag- en vrijetijdsbesteding. Hij werkt nu twee dagen in de week bij een werkproject en dat gaat goed. Gelet op het herstel van zijn psychose is nog niet zeker of de verdachte volgend jaar kan doorstromen naar een vervolgopleiding. Hij is hier wel voor gemotiveerd en zodra hij het aankan zou coaching kunnen helpen bij het invullen van een structurele dagbesteding.
De verdachte voelt zich verantwoordelijk voor zijn betrokkenheid bij de feiten, toont zelfinzicht en is gemotiveerd om niet meer in de problemen te komen.
Gelet op het feit dat de verdachte zich gedurende zijn schorsing aan strenge voorwaarden heeft gehouden, zijn kwetsbare geestelijke toestand en het belang bij voortgezette behandeling adviseert de Raad aan de verdachte een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, gedurende een door de gecertificeerde instelling (JBW) te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- wordt verplicht de behandeling die is ingezet in verband met zijn psychose door Parnassia of een soortgelijke instelling te volgen zo lang de behandelaar dat nodig acht en de aanwijzingen die hem door of namens de behandelaar in het kader van zijn behandeling worden gegeven, op te volgen;
- gedurende de proeftijd onderwijs volgt of een andere adequate dagbesteding heeft;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming west te Den Haag, de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van de Raad en de jeugdreclassering nogmaals benadrukt dat de verdachte vooral gebaat is bij voortgezette behandeling en hulpverlening om zijn leven op de rit te krijgen. De verdachte stelt zich hier, ondanks dat het een dagelijks gevecht voor hem is, ook voor open. Daar komt bij dat hij goed snapt dat als hij nog eens de fout in gaat, de gevolgen veel groter voor hem kunnen zijn, omdat hij nu volwassen is. De in het raadsrapport voorgestelde voorwaarde dat gedurende de behandeling aanwijzingen van de behandelaar worden gevolgd is overbodig. Wel wordt door de Raad voorgesteld om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte zich houdt aan de afspraken met de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt dat hij zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte ter zitting volledige openheid heeft gegeven over zijn betrokkenheid bij de bewezenverklaarde feiten en heeft geprobeerd zo goed mogelijk antwoord te geven op vragen die hem zijn gesteld. Hij heeft daarmee een open (proces)houding getoond. Uit de reactie van de verdachte blijkt bovendien dat hij goed snapt hoe erg het is wat hij de slachtoffers heeft gedaan.
6.3.3
De straf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank naast de ernst van de feiten en de persoon en persoonlijke omstandigheden van de dader ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de, weliswaar lichte, overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat bij een eerdere veroordeling geen rekening is gehouden met het subsidiair bewezen verklaarde feit onder dagvaarding 09-247133-19 (artikel 63 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de strafbare feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Gelet op alle omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de jeugddetentie te matigen en het gedeelte van de jeugddetentie dat na aftrek van het voorarrest overblijft voorwaardelijk op te leggen, nu zowel de Raad als de jeugdreclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk vinden. Dit voorwaardelijke strafdeel is ook bedoeld om er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Als er nog een voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd, zal de verdachte, ook als het even wat minder goed gaat, zich hopelijk toch blijven houden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden en zich niet laat verleiden tot het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna (onder 10.) te noemen straf passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[aangever 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 800,00, bestaande uit immateriële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met toewijzing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging zijn geen opmerkingen naar voren gebracht ten aanzien van de vordering benadeelde partij.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder parketnummer 09-247133-19 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank zal de vordering, bestaande uit € 800,00, hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 oktober 2018 is ontstaan.
Bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder parketnummer 09-247133-19 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 800,00,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 1] . De rechtbank zal de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311, 317 Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van de strafbare feiten dan wel zoals zij gelden op het moment van de uitspraak.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair van dagvaarding
09-247133-19en onder 1 primair van dagvaarding
09-079527-20ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 90 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 47 dagen, bij de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
43 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de daaruit voortvloeiende afspraken, ook als dit inhoudt dat hij zal meewerken aan een plaatsing binnen (het kader van) begeleid wonen en zich zal houden aan de regels die gelden binnen die instelling;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Parnassia of een soortgelijke instelling, teneinde zich (verder) te laten behandelen voor zijn psychose, zo lang de behandelaar dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen, dan wel een andere zinvolle dagbesteding in de vorm van stage of werk zal hebben;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [aangever 1] , te betalen een bedrag van € 800,00 (zegge: achthonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de [aangever 1] te betalen € 800,00,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt de gijzeling op 0 dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de [aangever 1] en omgekeerd;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. S.M. Borkent, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 22 april 2021.
Mr. De Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage:
I. De tenlastelegging

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
09-247133-19
hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
- heeft aangebeld bij en/of gebonkt op de deur van de woning van [aangever 1] en/of
- (vervolgens) de woning van [aangever 1] is binnengedrongen en/of
- (vervolgens) tegen [aangever 1] heeft gezegd: "geef mijn kankergeld" althans
woorden gelijke aard of strekking en/of
- (vervolgens) [aangever 1] een of meerdere malen in zijn gezicht en/of tegen zijn
hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (vervolgens) [aangever 1] een of meerdere malen tegen zijn lichaam heeft getrapt
en/of geschopt en/of
- (vervolgens) terwijl [aangever 1] op de grond lag [aangever 1] een of meerdere malen in
zijn buik en/of tegen zijn benen, althans tegen zijn lichaam heeft geschopt en/of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan [aangever 1] toebehoorde:
- heeft aangebeld bij en/of gebonkt op de deur van de woning van [aangever 1] en/of
- (vervolgens) de woning van [aangever 1] is binnengedrongen en/of
- (vervolgens) tegen [aangever 1] heeft gezegd: "geef mijn kankergeld" althans
woorden gelijke aard of strekking en/of
- (vervolgens) [aangever 1] een of meerdere malen in zijn gezicht en/of tegen zijn
hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (vervolgens) [aangever 1] een of meerdere malen tegen zijn lichaam heeft getrapt
en/of geschopt en/of
- (vervolgens) terwijl [aangever 1] op de grond lag [aangever 1] een of meerdere malen in
zijn buik en/of tegen zijn benen, althans tegen zijn lichaam heeft geschopt en/of
getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te 's-Gravenhage
openlijk, te weten, in de gang/hal van de woning gelegen aan de [adres 3]
(van welke woning op dat moment de deur open stond) , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [aangever 1]
door:
- die [aangever 1] een of meerdere malen in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd te slaan
en/of te stompen en/of
- (vervolgens) [aangever 1] een of meerdere malen tegen zijn lichaam te schoppen
en/of te trappen en/of
- (vervolgens) terwijl [aangever 1] op de grond lag [aangever 1] een of meerdere malen in
zijn buik en/of tegen zijn benen, althans tegen zijn lichaam te schoppen en/of te
trappen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
uiterst subsidiair:
hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te ’s-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[aangever 1] heeft mishandeld door:
- die [aangever 1] een of meerdere malen in zijn gezicht en/of tegen zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- ( vervolgens) [aangever 1] een of meerdere malen tegen zijn lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- ( vervolgens) terwijl [aangever 1] op de grond lag [aangever 1] een of meerdere malen in zijn buik en/of tegen zijn benen, althans tegen zijn lichaam te schoppen en/of te trappen.
09-079527-20
hij op of omstreeks 11 november 2019 te Rijswijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning
( [adres 2] ),
een of meerdere laptops en/of een laptoptas en/of een lederen tas en/of een JBL
box en/of een of meerdere sieraden en/of een of meerdere playstationspellen en/of
een camcorder en/of een portable dvd-speler, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een ander of anderen op of omstreeks 11 november 2019 te Rijswijk uit een woning
( [adres 2] ), een of meerdere laptops en/of een laptoptas en/of een lederen tas en/of een JBL box en/of een of meerdere sieraden en/of een of meerdere playstationspellen en/of een camcorder en/of een portable dvd-speler, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die ander of anderen en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 november 2019 te Rijswijk opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- zich niet te distantiëren van het wegnemen van de goederen/niet in te grijpen tijdens het wegnemen van de goederen;
- kort na het wegnemen van de goederen via google te informeren naar de mogelijke geldelijke waarde van één van de weggenomen goederen (Swarovski-ketting);
- na het wegnemen van de goederen met anderen afspraken te maken/te spreken over het te gelde maken van weggenomen goederen (laptop, goud) en het verdelen van de opbrengst daarvan;
- te delen in de opbrengsten van het feit.