ECLI:NL:RBDHA:2021:5143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
09/267426-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak met niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze jeugdstrafzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2001. De verdachte was aangeklaagd voor verschillende geweldsdelicten en poging tot diefstal met geweld tegen een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte onder andere het geven van een kopstoot, bedreigingen en het gebruik van geweld tegen het slachtoffer. De officier van justitie, mr. L.E.M. Wösten, heeft gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken, stellende dat er geen bewijs was voor het gebruik van geweld door de verdachte. De verdediging heeft deze vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verdachte niet betrokken was bij de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 500 voor immateriële schade. De rechtbank heeft de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank heeft ook bepaald dat de benadeelde partij de kosten van de verdediging van de verdachte moet vergoeden, welke kosten op nihil zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van kinderrechters.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Parketnummer 09/267426-19
Datum uitspraak 22 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
advocaat: mr. J.P.R. Broers te Rotterdam.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zitting van 22 april 2021.
De officier van justitie in deze zaak is mr. L.E.M. Wösten. De raadsman en de verdachte zijn ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer horloges en/of een (schouder)tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- deze [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven, en/of;
- deze [slachtoffer] heeft bedreigd met de woorden: 'Je hebt geluk dat er camera's zijn,
anders had ik je geblazen hierzo.' en/of 'Laat je tas los anders steek ik je.' en/of;
- deze [slachtoffer] aan zijn arm, althans aan zijn lichaam, heeft getrokken/gerukt, en/of;
- deze [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of;
- deze [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt tegen het lichaam en/of;
- deze [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. De verdachte heeft geen geweld gebruikt of op een andere manier aan dit geweld bijgedragen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Uit het dossier en de beelden volgt dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt en niet betrokken is geweest bij het ten laste gelegde.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding bestaande uit € 500, immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. S.M. Borkent, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 22 april 2021.
Mr. Bouwman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.