ECLI:NL:RBDHA:2021:5071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
C/09/610721 / FA RK 21-2634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie voor een cliënt met dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf in een accommodatie, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 14 april 2021. De machtiging is aangevraagd voor de duur van zes maanden op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, geboren in 1939, verblijft in een verpleeghuis en heeft te maken met ernstige psychogeriatrische aandoeningen, waaronder dementie. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de cliënt en haar echtgenoot betrokken zijn bij verbale en soms fysieke agressie, wat de thuissituatie onhoudbaar maakt.

De rechtbank heeft de medische verklaring, die meer dan zes weken oud was, als voldoende actueel beoordeeld, gezien de progressieve aard van de aandoening van de cliënt. De behandelend arts heeft bevestigd dat de cliënt lijdt aan dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de zorgbehoefte van de cliënt de mogelijkheden in de thuissituatie overstijgt.

De rechtbank heeft de formele verweren van de advocaat van de cliënt verworpen, waaronder het verzet tegen de opname. De cliënt heeft weliswaar verbaal verzet getoond, maar de rechtbank oordeelt dat dit voldoende is om te spreken van verzet in wettelijke zin. De rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 4 november 2021, om de veiligheid van de cliënt en anderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/610721 / FA RK 21-2634
Datum beschikking: 04 mei 2021

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 14 april 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1939 te [geboorteplaats]
verblijvende in het verpleeghuis [verblijfplaats]
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 april 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 24 december 2020;
  • een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 23 maart 2021;
  • een op 19 maart 2021 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts 1] die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
  • een zorgplan van 16 maart 2021.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 04 mei 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt, in aanwezigheid van de arts en een verpleegkundige;
  • de behandelend [arts 2]
  • de advocaat van cliënt.

Standpunten ter zitting

De behandelend arts heeft verklaard dat cliënt in eerste instantie vanwege haar echtgenoot is opgenomen, waarna is gebleken dat de problemen ook voortkomen uit het ziektebeeld van cliënt. Tussen de echtelieden is sprake van verbale en soms fysieke agressie, vaak van korte duur waarna zij het allebei weer zijn vergeten. Vanwege de incidenten was de thuissituatie onhoudbaar geworden en het mantelzorgsysteem overbelast. Evenals bij haar man is ook bij cliënt sprake van forse geheugen- en oriëntatieproblemen, overzichtsverlies en beperkte zelfzorg. Cliënt is verbaal sterk maar andere cognitieve domeinen zijn fors aangedaan wat veel invloed heeft op haar functioneren. Vanwege de interactie tussen de echtelieden is de veiligheid van henzelf maar ook van medebewoners soms in geding. De artsen overwegen nog of het juist beter is om hen uit elkaar of bij elkaar te houden. Vanwege het dagelijkse verbale verzet van cliënt is de rechterlijke machtiging noodzakelijk om het verblijf en de nodige zorg te continueren.
Cliënt heeft verklaard dat het goed met haar gaat en dat er niets aan de hand is. Zij verblijft tijdelijk met haar man in de accommodatie en wil weer terug naar hun eigen woning. Zij (h)erkent de zorgen over de thuissituatie niet.
Namens cliënt heeft de advocaat een formeel verweer gevoerd tegen de gedateerde medische verklaring, die meer dan zes weken geleden is opgemaakt en om die reden – volgens de vaste jurisprudentie onder de Wet Bopz – niet actueel is. Daarnaast is aangevoerd dat het verzoek ook afgewezen moet worden omdat cliënt zich niet expliciet verzet tegen het verblijf. Zij geeft verbaal aan niet te willen blijven, maar maakt geen aanstalten om te vertrekken.

Beoordeling

De rechtbank verwerpt het formele verweer van de advocaat ten aanzien van de medische verklaring en overweegt dat deze weliswaar meer dan zes weken geleden is opgemaakt maar, tegen de achtergrond van de reeds in 2018 gediagnosticeerde psychogeriatrische aandoening, wel een actueel beeld schetst van het (progressieve) ziektebeeld waar cliënt aan lijdt. De arts heeft ter zitting dit beeld bevestigd door de actuele stand van zaken te schetsen, die niet anders is dan de waarneming van de onafhankelijke arts. De rechtbank beoordeelt de medische verklaring om voornoemde redenen voldoende actueel en ter zake dienend.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel, bestaande uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Tussen cliënt en haar echtgenoot ontstaan, als gevolg van dementie bij hen beiden, hoog oplopende ruzies met verbale en fysieke agressie. Dit heeft geleid tot diverse forse incidenten, waarbij inzet van politie noodzakelijk is geweest. De ruzies ontstaan wisselend vanuit hen beiden en zijn het gevolg van het ziektebeeld. Door de dementie is cliënt ongeduldig, snel geagiteerd en achterdochtig. Dit is met name gericht op haar echtgenoot, maar tijdens de huidige opname ook naar medebewoners. Cliënt raakt spullen kwijt en verdenkt anderen van stelen. Ook is de zelfzorg zeer matig, wat heeft geleid tot gewichtsverlies, en zijn er zorgen over dwaalgedrag. Eerder is cliënt ook een keer door de politie thuis gebracht nadat zij is gaan dwalen. Bij cliënt ontbreekt ziektebesef en inzicht in haar (dis)functioneren en de gevolgen van haar handelen.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De 24-uurs zorg, begeleiding, structuur en het toezicht is noodzakelijk om cliënt een veilige woonomgeving te bieden waar zij de hulp krijgt die aansluit bij haar zorgbehoefte. Naar het oordeel van de rechtbank is begrijpelijk gemotiveerd dat cliënt ook een bovengemiddelde zorgbehoefte heeft, ook als zij niet meer met haar man zou samenwonen. Daardoor kunnen onveilige situaties worden voorkomen en wordt het mantelzorgsysteem ontlast.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De zorgbehoefte van client overstijgt die mogelijkheden. De mogelijkheden in de thuissituatie zijn uitgeput, waaronder thuis- en mantelzorg, en niet afdoende gebleken.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie. Anders dan de advocaat heeft betoogd is het door client getoonde verbale verzet naar het oordeel van de rechtbank afdoende om te spreken van verzet in wettelijke zin. Cliënt heeft zowel blijkens de stukken als tijdens de zitting duidelijk aangegeven dat zij niet opgenomen wil zijn. Volgens de arts zegt zij dit vrijwel dagelijks. Dat cliënt geen aanstalten maakt om naar huis te gaan, bijvoorbeeld door naar de uitgang te lopen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan haar duidelijke en consistente wens om naar huis te gaan.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd.
De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1939 te te [geboorteplaats]
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 november 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Stalenberg, rechter, bijgestaan door mr. S.T. Viezee als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 04 mei 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 mei 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.