ECLI:NL:RBDHA:2021:5057
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij urgentieverklaring voor woning vanwege zorgbehoefte en rolstoeltoegankelijkheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 19 mei 2021 uitspraak gedaan op het verzoek van een man met een ernstige neurologische aandoening en epilepsie, die een urgentieverklaring had aangevraagd voor een woning. De verzoeker woont momenteel met zijn familie in een vijfkamer parterrewoning, maar zijn huidige woning is niet meer geschikt vanwege zijn ziekte. De verzoeker heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat hij alleen kan reageren op woningen met één slaapkamer, wat hij te krap vindt in verband met zijn rolstoel en de 24-uurs zorg die hij nodig heeft. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de urgentieverklaring alleen voor de verzoeker is gedaan en dat de zorgverleners niet worden meegerekend bij de beoordeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de termijn van drie maanden voor het vinden van een geschikte woning niet te kort is, aangezien de urgentieverklaring bedoeld is om een noodsituatie op te lossen en niet om woonwensen te vervullen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker niet aan de voorwaarden voldeed en de urgentieverklaring niet bedoeld is voor het realiseren van woonwensen.