ECLI:NL:RBDHA:2021:5034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 mei 2021, is de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres aan de orde. Eiseres, werkzaam als productiemedewerkster in de tuinbouw, had zich op 24 september 2018 ziek gemeld met rugklachten. De uitkering werd per 3 november 2019 beëindigd op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat zij in staat was om meer dan 65% van haar oude loon te verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bestreden besluit werd door de rechtbank in stand gehouden. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres voerde aan dat haar klachten niet adequaat waren onderzocht, maar de rechtbank vond dat zij onvoldoende bewijs had geleverd om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de ZW-uitkering op goede gronden was gebeurd en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Procesverloop

In het besluit van 2 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 3 november 2019 wordt beëindigd.
In het besluit van 27 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 15 april 2021 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
D.V. Dimitrova is als tolk in de Bulgaarse taal verschenen.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure.
1. Eiseres was werkzaam als productiemedewerkster tuinbouw voor gemiddeld 40,25 uur per week. Zij heeft zich op 24 september 2018 ziek gemeld met rugklachten waarna een ZW-uitkering aan haar is toegekend.
De besluitvorming.
2. In het kader van de zogeheten eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts van 10 september 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 1 oktober 2019. De conclusie van de onderzoeken is dat eiseres per 23 september 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Op basis van deze conclusie heeft verweerder in het primaire besluit de ZW-uitkering van eiseres per 3 november 2019 beëindigd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 6 maart 2020 en in het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 24 maart 2020. De conclusie van dat onderzoek is onveranderd. Eiseres kan tenminste 65% van het oude loon verdienen.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder deze bevinden overgenomen en beslist dat eiseres geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
Standpunt van eiseres.
5. Eiseres voert aan dat zij last heeft van rugklachten, welke in hevigheid wisselen.
Daarnaast ervaart zij nek-, schouder-, arm- en handklachten. Volgens eiseres is ten
onrechte de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet aangepast. Er hadden meer
beperkingen moeten worden aangenomen. In ieder geval een medische urenbeperking. Ook
had een beperking moeten worden aangenomen op werkzaamheden met een persoonlijk
risico omdat eiseres de pijnstiller oxycodon gebruikt. Als gevolg van haar klachten en
beperkingen vindt eiseres dat zij niet in staat is om te werken. Het medisch onderzoek is
volgens eiseres onzorgvuldig verricht, mede omdat de verzekeringsarts b&b geen
lichamelijk onderzoek heeft verricht. Hierdoor zijn de nek-, schouder-, arm- en handklachten niet onderzocht.
Beoordeling door de rechtbank.
6. Bij de beoordeling van het beroep is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De medische beoordeling.
7. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 3 november 2019 is. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
8. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en een arbeidsdeskundige. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
9.1
De rechtbank vindt dat de rapporten van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b aan de drie genoemde voorwaarden voldoen. De verzekeringsartsen hebben een onderzoek verricht overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De eerste verzekeringsarts heeft eiseres op 10 september 2019 op het spreekuur gezien en haar lichamelijk en psychisch onderzocht. Hij heeft zich bij het lichamelijk onderzoek met name gericht op de rugklachten van eiseres. De rechtbank vindt dit navolgbaar omdat eiseres op het spreekuur bij deze arts geen andere lichamelijke klachten heeft gemeld.
9.2
Verder vindt de rechtbank dat het feit dat de verzekeringsarts b&b geen (aanvullend) lichamelijk onderzoek heeft verricht, niet betekent dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts b&b onaanvaardbare tekortkomingen kent. De rechtbank volgt de vaste rechtspraak op dit punt. [1] Van belang is hierbij dat de verzekeringsarts b&b dossierstudie heeft verricht en eiseres op de hoorzitting van 5 maart 2020 heeft gezien. Hierbij is uitgebreid aandacht besteed aan de claimklachten en de ervaren belemmeringen van eiseres. De verzekeringsarts b&b heeft opgemerkt dat eiseres voor de in bezwaar geclaimde nek-, schouder-, arm- en handklachten niet bij de huisarts is geweest. Dit heeft eiseres tijdens de hoorzitting verteld. Er is daarom geen (begin van een) objectivering van deze klachten en er zijn geen concrete aanwijzingen dat deze klachten bij eiseres rond de datum in geding (3 november 2019) al aanwezig waren. De rechtbank vindt het daarom niet onzorgvuldig dat de verzekeringsarts b&b geen aanvullend lichamelijk onderzoek bij eiseres heeft verricht om deze klachten nader te onderzoeken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verzekeringsarts b&b ook kennis heeft genomen van het rapport van de eerste verzekeringsarts en dat hij de beschikbare medische informatie van de behandelend sector bij zijn beoordeling heeft betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om extra beperkingen aan te nemen voor eiseres.
10.1
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat sprake is van een beperking voor werkzaamheden met een persoonlijk risico omdat zij oxycodon slikt. De rechtbank leidt uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 6 maart 2020 af dat eiseres dit medicijn slechts korte tijd en vervolgens op incidentele basis heeft gebruikt. In het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b van 27 november 2020 is afdoende uiteengezet dat het gebruik van oxycodon rond de datum in geding is gestaakt. Eiseres heeft op de zitting ook bevestigd dat zij dit medicijn slechts een korte periode heeft gebruikt. Zij is er nu helemaal mee gestopt. De rechtbank volgt daarom het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat geen sprake is van een beperking voor werkzaamheden met een persoonlijk risico.
10.2
De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar standpunt dat verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen vanwege de pijnklachten die zij heeft in haar rug. De eerste verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiseres is aangewezen op rugsparend werk. In zijn rapport staat vermeld dat zitten, staan en lopen het liefst afwisselend dienen plaats te vinden. Langdurig gedwongen houden of standen dienen vermeden te worden. Ook volgt uit het rapport van de eerste verzekeringsarts dat hoog frequente en extreme rompbewegingen niet zijn toegestaan. Alle krachtfuncties zijn beperkt, met name qua zware belastingen en qua piekbelastingen. Sterke schokken en trillingen aan de rug dienen vermeden te worden. Deze beperkingen staan vermeld in de rubrieken
‘aanpassingen aan fysieke omgevingseisen’, ‘dynamische handelingen’ en ‘statische houdingen’ van de FML. De verzekeringsarts b&b heeft op basis van de informatie van de behandelend sector geconstateerd dat bij eiseres geen sprake is van ernstige afwijkingen aan de rug. Daarom vormen deze voor de verzekeringsarts b&b geen grond voor het aannemen van meer beperkingen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. Het is niet gebleken dat eiseres met de hiervoor genoemde beperkingen tekort is gedaan.
Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat zij op de datum in geding op medisch objectieve gronden meer beperkt is dan in de FML is vastgelegd.
10.3.1
De beroepsgrond van eiseres dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een medische urenbeperking treft evenmin doel. De rechtbank stelt voorop dat in deze zaak de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid van toepassing is en niet de Standaard verminderde arbeidsduur waarnaar eiseres in beroep verwijst. De beroepsgronden die hierop zien kunnen reeds daarom niet slagen.
10.3.2
Volgens de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid is een urenbeperking slechts toepasselijk in strikt omschreven gevallen:
- bij een energetische beperking als gevolg van ziekte en gebrek;
- een beperkte beschikbaarheid in verband met een noodzakelijke medische behandeling of
- vanuit preventief oogpunt ter voorkoming van een verslechtering van de medische toestand van de betrokkene.
10.3.3
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 6 maart 2020 op heldere wijze uiteengezet dat deze gevallen niet van toepassing zijn op eiseres. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van een ernstige ziekte. Ook is eiseres hiervan niet recent hersteld. Evenmin is sprake van een intensieve behandeling die de beschikbaarheid in uren per dag/week duidelijk vermindert, aldus de verzekeringsarts b&b. Er zijn geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat ten onrechte geen medische urenbeperking is opgenomen.
10.3.4
De beroepsgrond van eiseres dat zij door haar pijnklachten vermoeid raakt, zodat ook een verdere beperking op het gebied van werktijden aannemelijk is, volgt de rechtbank niet. De rechtbank verwijst in dit verband naar de vaste rechtspraak [2] waaruit volgt dat slechts sprake is van arbeidsongeschiktheid als iemand op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten de in aanmerking komende arbeid niet kan of mag verrichten. Niet beslissend is de eigen opvatting van eiseres dat zij vanwege pijnklachten niet (volledig) kan werken, maar of eiseres als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken daartoe niet in staat is.
11. Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding (3 november 2019).
De arbeidskundige beoordeling.
12. De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van de FML de functies die de eerste arbeidsdeskundige had geselecteerd, beoordeeld. De functie stikster, vallend onder de functie textielproductenmaker (SBC-code 111160), vindt hij niet geschikt voor eiseres omdat de maximaal toegestane til- en draagbelasting wordt overschreden. Daarvoor in de plaats heeft hij de functie medewerker gordijnen, ook vallend onder de functie textielproductenmaker, geselecteerd. Ook vind de arbeidsdeskundige b&b de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en monteur printplaten (SBC-code 267051) geschikt voor eiseres. Dit geldt ook voor de reservefunctie machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk) (SBC-code 264122).
13. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de geduide functies niet geschikt zijn voor eiseres vanwege het feit dat deze op één of meerdere onderdelen haar belastbaarheid overschrijden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
14. Voor de functies productiemedewerker industrie en monteur printplaten geldt dat dit werk is dat voornamelijk zittend wordt uitgevoerd. Eiseres moet gezien de FML in staat worden geacht om zittend werk te doen. Daarbij moet er dan wel voldoende gelegenheid zijn om tussentijds van houding te wisselen, dus een langdurige statische houding moet worden vermeden. Ook moet er af en toe een mogelijkheid zijn om kort te staan of te lopen. De verzekeringsarts b&b heeft in/na overleg met de arbeidsdeskundige b&b te kennen gegeven dat de betreffende functies aan deze randvoorwaarden voldoen. |Gezien ook hetgeen is beschreven in het Resultaat functiebeoordelingen van de bedoelde functies ziet de rechtbank geen aanleiding om de juistheid van dit standpunt in twijfel te trekken.
15. Eiseres heeft verder gesteld dat in de functie textielproductenmaker (medewerker gordijnen) veel moet worden getordeerd. De rechtbank stelt voorop dat eiseres voor ‘torderen’ niet beperkt is geacht. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor over de medisch beoordeling is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om dit onjuist te achten. Dit betekent dat de normaalwaarde van toepassing is. Van eiseres wordt verwacht dat zij de romp 45 graden kan draaien. Bij de score ‘normaal’ worden alle functies boven 60 graden gesignaleerd en bij meer dan 60 keer per uur ook alle functies van 30 graden en meer. Dit staat vermeld in de Basisinformatie CBBS die verweerder hanteert bij het selecteren van functies. Wel dient eiseres hoog frequente en extreme rompbewegingen te vermijden. In deze functie dient dagelijks tijdens 8 werkuren 90 maal ongeveer 45 graden achtereen te worden getordeerd. Dit levert een signalering op ten teken dat de belastbaarheid van eiseres wordt overschreden. De rechtbank vindt de motivering die de arbeidsdeskundige b&b op dit punt heeft gegeven voldoende. Die motivering komt er op neer dat voor het torderen de normaalwaarde niet als bovengrens geldt voor eiseres en dat de frequentie van het torderen niet excessief is in de bedoelde functie. Hieruit blijkt dat geen sprake is van hoog frequente en extreme rompbewegingen. Er is dan ook geen sprake van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op dit punt.
Ook overigens heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat deze functie voor eiseres geschikt is. Er is geen sprake van een overschrijding van de belastbaarheid ten aanzien van ‘kortcyclisch torderen’. Het bezwaar dat 105 keer per uur moet worden gebogen treft daarom geen doel. Wat punt 3.8.1 (trillingen) betreft staat in het Resultaat functiebeoordeling een signalering vermeld die door de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 24 maart 2020 niet is gemotiveerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft dit alsnog gedaan in het nadere rapport van 6 april 2021. Hij wijst erop dat de beperking die door de verzekeringsarts is geduid op dit onderdeel betrekking heeft op trillingen op de rug. Dit komt niet voor in de functie textielproductenmaker. Het gaat om geringe trillingen in de hand en arm waarvoor eiseres niet beperkt is geacht. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige b&b de signalering op punt 3.8.1 hiermee afdoende heeft gemotiveerd. Risico met het oog op medicijngebruik is niet langer aan de orde, nu eiseres het gebruik van oxycodon heeft gestaakt en eiseres deze grond niet langer handhaaft.
16. Pas in beroep zijn alle signaleringen voorzien van een deugdelijke onderbouwing. Daarmee is het bestreden besluit weliswaar niet deugdelijk gemotiveerd, maar de rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren omdat in de beroepsfase de bedoelde toereikende motivering alsnog is gegeven. Het bestreden besluit kan dus in stand worden gelaten.
17. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder de ZW-uitkering van eiseres op goede gronden per 3 november 2019 heeft beëindigd.
18. Het beroep is ongegrond.
19. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Die kosten stelt de rechtbank vast op € 1.068,- (één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1.)
20. De rechtbank ziet ook aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.068,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 48,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage:
Op grond van artikel 19aa van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken, een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten strekt het verzekeringsgeneeskundig onderzoek ertoe vast te stellen of betrokkene ten gevolge van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ongeschikt is tot werken. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel onderzoekt de verzekeringsarts daarbij of bij betrokkene sprake is van een vermindering of verlies van lichamelijke of psychische structuur of functie, die vermindering of verlies van normale gedragingen en activiteiten en van normale sociale rolvervulling tot gevolg heeft. Ingevolge het derde lid van genoemd artikel stelt de verzekeringsarts tevens vast welke beperkingen betrokkene in zijn functioneren in arbeid ondervindt ten gevolge van het verlies of vermindering van vermogens, bedoeld in het tweede lid, alsmede in welke mate betrokkene belastbaar is voor arbeid.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten voldoet het verzekeringsgeneeskundig onderzoek aan de volgende vereisten:
a. de gebruikte onderzoeksmethoden, argumentatie, bevindingen en conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek worden schriftelijk vastgelegd;
b. een door een andere verzekeringsarts uitgevoerd verzekeringsgeneeskundig onderzoek zal tot dezelfde bevindingen en conclusies kunnen leiden;
c. de redeneringen en conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zijn vrij van innerlijke tegenspraak.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel geschieden de vaststellingen en het onderzoek, bedoeld in artikel 3, aan de hand van algemeen aanvaarde verzekeringsgeneeskundige onderzoeksmethoden die gericht zijn op het kunnen vaststellen van ongeschiktheid tot werken als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), ECLI:NL:CRvB:2012:BW6853,
2.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 13 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1629.