ECLI:NL:RBDHA:2021:5017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
C/09/610520 / JE RK 21-868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 mei 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek is ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, de gecertificeerde instelling, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige]. De ouders van [minderjarige] zijn gescheiden en gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. [minderjarige] verblijft om de week bij elk van de ouders, maar de hulpverlening is gestagneerd door de echtscheidingsproblematiek en de vader's gebrek aan emotionele betrokkenheid. Er zijn zorgen over de kindeigen problematiek van [minderjarige], die behandeling nodig heeft, en er hebben zich meerdere incidenten voorgedaan waarbij hij met een mes rondliep.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en [minderjarige] is in raadkamer gehoord. De vader is niet verschenen, terwijl de moeder wel aanwezig was en instemde met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderrechter oordeelt dat [minderjarige] autisme heeft en dat zijn gewetensontwikkeling zorgwekkend is. De huidige onderwijssetting is niet passend, en de echtscheidingsproblematiek van de ouders belemmert de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten dat het noodzakelijk is om [minderjarige] uit huis te plaatsen om hem de benodigde begeleiding en behandeling te bieden.

De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 10 augustus 2021, en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier V.A.H. Schoorl. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/610520 / JE RK 21-868
Datum uitspraak: 4 mei 2021

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 12 april 2021 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 4 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder.
[minderjarige] is op 4 mei 2021 in raadkamer gehoord.
De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk om de week bij de andere ouder.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 4 september 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 10 september 2020 tot 10 augustus 2021.

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 10 augustus 2021.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De hulpverlening voor [minderjarige] is al een langere periode gestagneerd. Dit komt met name door de echtscheidingsproblematiek van de ouders waar [minderjarige] ernstig mee wordt belast. De vader geeft geen emotionele toestemming, verschijnt niet op de afspraken en erkent de bijzondere problematiek van [minderjarige] niet. Ook zijn er zorgen over de kindeigen problematiek van [minderjarige] waar hij behandeling voor nodig heeft. De afgelopen periode hebben meerdere incidenten plaatsgevonden waarbij [minderjarige] heeft rondgelopen met een mes. Er is geprobeerd om passende hulpverlening binnen de regio te vinden, maar [minderjarige] is door diverse aanbieders afgewezen omdat het behandelaanbod niet voldoende aansluit bij wat [minderjarige] nodig heeft. De gecertificeerde instelling heeft daarom ook buiten de regio gezocht en [minderjarige] kan mogelijk bij Horizon worden geplaatst. De vader trekt zich echter terug uit de samenwerking en de moeder staat niet achter de plek vanwege de reisafstand. Een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk voor [minderjarige] om zich verder te kunnen ontwikkelen.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. De moeder heeft aangegeven dat [minderjarige] continu provocerend gedrag laat zien en nauwelijks een geweten heeft. Op school is het te druk voor hem en wordt hij gepest. De moeder is het er mee eens dat [minderjarige] behandeling nodig heeft, maar ze wil niet dat hij ver buiten de regio wordt geplaatst, mede omdat dit de verlofmomenten in het weekend bemoeilijkt en hoge reiskosten met zich meebrengt.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er bij [minderjarige] sprake is van autisme en dat er zorgen zijn over zijn gewetensontwikkeling. Hij is beïnvloedbaar, overziet de gevolgen van zijn gedrag niet en is zelfbepalend. De setting van het huidige onderwijs is niet passend voor hem, waardoor hij overprikkeld wordt. Daarnaast wordt [minderjarige] belast door de echtscheidingsproblematiek van de ouders, waardoor hij niet kan profiteren van de hulpverlening en zijn ontwikkeling is gestagneerd. De vader erkent de zorgen onvoldoende en geeft [minderjarige] niet de sturing die hij nodig heeft. De moeder is overbelast en maakt zich ernstig zorgen. [minderjarige] onttrekt zich regelmatig aan het gezag, wat zorgt voor onveilige situaties. Hierdoor is de situatie thuis niet langer houdbaar. De kinderrechter is daarom van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om meer zicht te krijgen op het functioneren van [minderjarige] en hem de begeleiding en behandeling te bieden die hij nodig heeft. Het is van belang dat de gezinsrelaties worden hersteld en [minderjarige] rust en stabiliteit krijgt om zich verder te kunnen ontwikkelen. Het is jammer dat er niet in de regio een instelling gevonden is, maar uiteindelijk gaat het om de beste behandeling voor [minderjarige] , ook als dit buiten de regio is. De gezinsvoogdes heeft moeder haar hulp toegezegd bij het onderzoeken naar mogelijkheden voor een bijdrage in de reiskosten.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 4 mei 2021 tot 10 augustus 2021, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 mei 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.