ECLI:NL:RBDHA:2021:5016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
C/09/610986 / JE RK 21-960
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

Op 4 mei 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van signalen van structureel fysiek en verbaal geweld in het gezin. De kinderrechter heeft op 22 april 2021 al een voorlopige ondertoezichtstelling ingesteld en machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een pleegzorgvoorziening. Tijdens de zitting op 4 mei 2021 is de zaak verder behandeld, waarbij de vader en (stief)moeder niet in staat waren om adequaat deel te nemen aan de zitting zonder tolk. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veiligheid van de kinderen in het geding is en dat er voldoende redenen zijn om de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft besloten dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht worden gesteld tot 21 mei 2021 en dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] wordt voortgezet. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een volgende zitting, waarbij een tolk zal worden ingeschakeld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/610986 / JE RK 21-960
Datum uitspraak: 4 mei 2021

Beschikking van de kinderrechter

Aanhouding van het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 22 april 2021 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 1] Ierland, hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L. Rijsdam, te Leiden,

[de vrouw]

hierna te noemen: de (stief)moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 22 april 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van 22 april 2021 tot 6 mei 2021 en is machtiging verleend [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook voornoemde beschikking d.d. 22 april 2021.
Op 4 mei 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de (stief)moeder.
[minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De Raad had een tolk opgeroepen om de vader en de (stief)moeder bij te staan, maar deze was niet ter zitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er is sprake van structureel fysiek en verbaal huiselijk geweld tussen de vader en de (stief)moeder waar de kinderen getuige van zijn. Ook zijn er signalen dat de oudste dochter is geslagen door de ouders en ze heeft openheid gegeven over seksueel overschrijdend gedrag van de vader. De ouders geven onvoldoende openheid van zaken en de afspraken worden onvoldoende nagekomen. Het lukt niet om de kinderen aan te sturen en de vader distantieert zich van de opvoeding. Ook zijn er zorgen dat de vader opnieuw met de kinderen naar het buitenland zal vertrekken en er geen zicht meer is op de opvoedsituatie. [minderjarige 1] krijgt op dit moment de veiligheid en rust die ze nodig heeft binnen het pleeggezin. Een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn noodzakelijk om de komende periode onderzoek te kunnen doen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. Het gaat goed met [minderjarige 1] bij de pleegmoeder. Ze heeft hier rust gevonden en begint steeds meer openheid van zaken te geven over wat ze heeft meegemaakt. Ze heeft ook regelmatig last van nachtmerries.
De advocaat van de vader heeft aangegeven dat haar ter zitting is gebleken dat het lastig is om de zaak te behandelen zonder tolk, omdat het Nederlands en Engels van de vader en de (stief)moeder onvoldoende zijn om te kunnen begrijpen wat er ter zitting wordt besproken. De advocaat verzoekt daarom om de maatregelen voor korte duur te verlengen en de behandeling van het verzoek voor het overige aan te houden, zodat de zaak de volgende keer met behulp van een tolk kan worden behandeld.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht worden gesteld.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat thans voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog onvoldoende zijn weggenomen. Op dit moment ontwikkelt [minderjarige 1] zich positief bij het pleeggezin. De kinderrechter vindt het van belang dat de situatie zo blijft, in afwachting van de nadere zitting waartoe de tolk voor de vader en de (stief)moeder zal worden opgeroepen. De kinderrechter zal de maatregelen daarom voor korte duur verlengen. Voor het overige wordt het verzoek tot die zitting aangehouden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 6 mei 2021 tot 21 mei 2021 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de terechtzitting van
19 mei te 13:00;
zegt de aanwezigen aan om op voormelde zitting te verschijnen;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
  • de vader;
  • de advocaat van de vader: mr. L. Rijsdam;
  • de moeder;
  • [minderjarige 1] .
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 mei 2021.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.