ECLI:NL:RBDHA:2021:5011
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegang tot de rechter en toevoeging in bestuursrechtelijke procedures onder de ondergrens van € 500,-
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser, die een verzoek had ingediend voor bijzondere bijstand voor de betaling van griffierechten, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging. De Raad voor Rechtsbijstand verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, omdat de kosten van de toevoeging niet in redelijke verhouding stonden tot het belang van de zaak, die onder de € 500,- lag. Eiser stelde beroep in tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat zijn recht op toegang tot de rechter werd geschonden, in strijd met artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de toevoeging rechtmatig was. De rechtbank stelde vast dat de ondergrens van € 500,- voor het verlenen van rechtsbijstand niet in strijd was met het EVRM, aangezien de toegang tot de rechter niet werd beperkt door deze ondergrens. Eiser had de mogelijkheid om zijn zaak voor te leggen aan de rechter zonder advocaat, wat voldoende was om zijn recht op toegang tot de rechter te waarborgen. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van de afwijzing voor eiser niet onevenredig waren en dat er geen aanleiding was voor een uitzondering op de regel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank ging niet mee in het verzoek om een redelijk uurtarief voor verletkosten vast te stellen.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 mei 2021, en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State, indien hij het niet eens was met de uitspraak.