ECLI:NL:RBDHA:2021:5007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing toevoeging rechtsbijstand op basis van bedrijfsmatig handelen en noodzakelijkheid voor voortbestaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging aan eiser door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser, die juridische werkzaamheden voor een derde verrichtte, had een toevoeging aangevraagd om een civielrechtelijke procedure te kunnen voeren, omdat er een geschil was ontstaan over de betaling van deze werkzaamheden. Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de procedure noodzakelijk was voor het voortbestaan van het bedrijf van eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank overweegt dat eiser geen financiële informatie heeft verstrekt die nodig is om te beoordelen of de toevoeging kan worden verleend. De rechtbank wijst erop dat volgens de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) rechtsbijstand niet wordt verleend indien het rechtsbelang betrekking heeft op de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf, tenzij de voortzetting daarvan afhankelijk is van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand. Eiser heeft aangevoerd dat zijn bedrijf inmiddels is opgeheven en dat zijn vordering niet verloren mag gaan, maar de rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om de gevraagde financiële stukken aan te leveren.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond over het recht op toegang tot de rechter niet opgaat, omdat eiser niet heeft voldaan aan de informatieverplichting. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de rechtmatigheid van de besluiten van verweerder. Eiser kan in hoger beroep gaan indien hij het niet eens is met deze uitspraak.