ECLI:NL:RBDHA:2021:4968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
NL21.4526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse bekeerling afgewezen wegens onvoldoende geloofwaardigheid van bekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw en haar minderjarige zoon. De vrouw, eiseres, had asiel aangevraagd in Nederland op basis van haar bekering tot het christendom en de vrees voor vervolging in Iran. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag afgewezen, omdat hij de bekering van eiseres niet geloofwaardig achtte. Eiseres voerde aan dat zij in Iran werd bedreigd vanwege haar geloofsovertuiging en dat haar man, die werkzaam is bij de Iraanse inlichtingendienst, haar mishandelde. Tijdens de zitting op 8 april 2021 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de bekering ongeloofwaardig was. De rechtbank vond dat eiseres voldoende kennis van haar nieuwe geloof had en activiteiten ondernam binnen de geloofsgemeenschap. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en droeg hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de geloofwaardigheid van de bekering opnieuw moet worden beoordeeld. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4526

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [#] ,
en haar minderjarige zoon:
[zoon] ,
V-nummer: [#] ,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 18 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [tolk] als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn van Iraanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] , haar zoon op 4 januari [datum] . Op 8 oktober 2019 heeft eiseres om internationale bescherming verzocht.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vreest vermoord te worden omdat in Iran bekend is geworden dat zij zich heeft bekeerd tot het christendom. Eiseres heeft zich al in 2008/2009 afgewend van de islam, maar hield dit voor haar (schoon)familie en man verborgen. De echtgenoot van eiseres is naast jurist bij een bank tevens werkzaam bij een Iraanse inlichtingendienst. Hij mishandelde haar en heeft daarbij op 9 oktober 2018 haar arm gebroken. [naam] , een familielid, troostte haar, merkte dat zij niet meer in de islam geloofde en liet haar kennis maken met het christendom. Op 16 januari 2019 wist eiseres dat zij bekeerd was: zij kon afstand nemen van haar wraakgevoelens, vergaf haar man en deed geen aangifte van de mishandeling. Ook vergaf zij haar vader voor zijn (te) strenge opvoeding waardoor hun relatie verbeterde. Eiseres wilde met haar man en kind op een korte vakantie naar Nederland gaan. Haar man kon op het laatste moment niet meereizen, maar zou later komen. In Nederland kreeg eiseres een telefoontje waaruit bleek dat de autoriteiten [naam] hadden meegenomen. Vervolgens kreeg ze een telefoontje van haar schoonmoeder die haar uitschold omdat eiseres onrein was en de familie tot schande maakte. Hierop heeft eiseres op 6 oktober 2019 asiel aangevraagd in Nederland. Sindsdien heeft haar vader haar verstoten, en nadat haar man haar telefonisch bedreigde heeft eiseres het contact met hem verbroken. Haar zoon houdt hem echter (telefonisch) op de hoogte van haar (kerkelijke) activiteiten. Eiseres heeft zich op 29 november 2020 laten dopen in de Christelijk Gereformeerde Kerk te [plaats] . Haar man heeft gedreigd dat hij haar (in Nederland) zou laten vermoorden.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en afkomst;
afwending van de islam;
bekering tot het christendom;
problemen vanwege bekering tot het christendom.
Verweerder acht de elementen 1 en 2 geloofwaardig. Verweerder acht elementen 3 en 4 niet geloofwaardig. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres op grond van het geloofwaardig bevonden element, de afwending van de islam, niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor haar indicaties bestaan die bij terugkeer kunnen leiden tot vervolging in de zin het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade. Zij droeg haar afwending van de islam immers niet actief uit en niemand in Iran wist ervan. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, Vw.
4. Eiseres voert aan dat verweerder haar bekering ten onrechte ongeloofwaardig vindt en dat de Werkinstructie 2019/18 (WI) niet voldoende in acht is genomen. Verweerder heeft vanwege een nieuwe werkwijze in Iraanse bekeerlingzaken, 'bondig horen', onvoldoende doorgevraagd. Dit leidt tot het onnodig beperken van het vrije relaas, en daardoor van de te stellen vragen in het nader gehoor, en daardoor het inperken van het beantwoorden van eventuele nadere aanvullende vragen. Eiseres acht dit in strijd met de artikelen 15, derde lid, en 16 van de Procedurerichtlijn [1] . Eiseres meent dat aanvullende nadere vragen zijn uitgebleven, met name op aspecten die door verweerder worden tegengeworpen als onduidelijkheden, inconsistenties en tegenstrijdigheden. Ter zitting heeft eiseres geconcretiseerd dat onvoldoende is doorgevraagd over de omstandigheden van haar reis naar Nederland, haar relatie met haar vader, het vermelden van haar oude religie bij het aanmeldgehoor, haar bekering en de beweegredenen van haar doop.
4.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag van eiseres is beoordeeld volgens de WI. De stelling van eiseres dat zij door het focussen op de kernvragen van deze WI onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar relaas goed naar voren te brengen, vindt volgens verweerder geen steun in het verslag van het nader gehoor. Eiseres is er op gewezen dat zij volledig dient te verklaren. Er is verschillende keren doorgevraagd, en zij is geconfronteerd met opvallende zaken. Daarnaast heeft zij zowel in de zienswijze als in beroep kunnen reageren op de tegenwerpingen en heeft zij dat ook gedaan. Van strijd met de Procedurerichtlijn is dan ook geen sprake, aldus verweerder.
4.2
Op grond van artikel 16 van de Procedurerichtlijn zorgt de beslissingsautoriteit er bij het afnemen van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming voor dat de verzoeker voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om zo volledig mogelijk de tot staving van het verzoek noodzakelijke elementen aan te voeren, overeenkomstig artikel 4 van Kwalificatierichtlijn [2] . Dit houdt onder meer in dat de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen en/of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.
4.3
De rechtbank volgt niet het standpunt van eiseres dat de nieuwe werkwijze van verweerder, om bij Iraanse bekeerlingen bondiger te horen en zich meer te focussen op de kernvragen van de WI, ertoe leidt dat in het algemeen sprake is van strijd met de artikelen 15 en 16 van de Procedurerichtlijn. De vreemdeling wordt immers nog steeds in de gelegenheid gesteld vrijuit over de relevante elementen te verklaren, wordt hierover bevraagd door verweerder, en heeft de mogelijkheid verklaringen nader te concretiseren en tegenstrijdigheden te verduidelijken. Wel dient in iedere individuele bekeringszaak steeds weer te worden bezien of de asielzoeker een persoonlijk onderhoud heeft gehad dat in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 16 van de Procedurerichtlijn en of (mede) op basis van dat onderhoud de verklaringen van de asielzoeker al dan niet geloofwaardig zijn te achten. Die beoordeling wordt door de rechtbank hieronder gemaakt.
Bekering
5. Ter beoordeling van de rechtbank staat of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bekering ongeloofwaardig is. Daarbij neemt de rechtbank de WI als uitgangspunt bij de beoordeling. Volgens paragraaf 3.1 van WI richt verweerder zich, om de geloofwaardigheid van een bekering in het kader van een asielaanvraag te kunnen toetsen, op de drie volgende elementen:
- de motieven voor en het proces van bekering;
- de kennis van het nieuwe geloof, en;
- de activiteiten, zoals bezoeken aan religieuze bijeenkomsten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen.
De verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen moeten steeds bezien worden in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem verstrekte gegevens in de eventuele eerdere procedures. Dit betekent dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maakt, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling maar ook andere informatie in het dossier (zoals verklaringen van derde partijen) wordt betrokken. Volgens de WI toetst verweerder of aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde oprechte bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Indien dit aannemelijk is gemaakt, wordt uitgegaan van een geloofwaardige bekering.
5.1.
Verweerder betwist niet dat eiseres voldoende kennis heeft van haar nieuwe geloof, en evenmin dat eiseres activiteiten verricht binnen haar nieuwe geloofsovertuiging, zoals kerkbezoek en Bijbelstudie, en dat eiseres in Nederland is gedoopt. Verweerder heeft echter een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling gemaakt en geconcludeerd dat eiseres haar motieven voor en het proces van bekering niet aannemelijk heeft gemaakt en dat de door eiseres gestelde oprechte bekering niet gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn standpunt dat de door eiseres gestelde oprechte bekering niet gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke en dat reeds daarom niet geloofwaardig is dat eiseres is bekeerd tot het christendom onvoldoende heeft gemotiveerd. Hieronder licht de rechtbank dit oordeel nader toe.
Inreis
6. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij een aantal bevreemdende en tegenstrijdige verklaringen heeft gegeven over haar reis naar Nederland, zodat er bij voorbaat twijfels ontstaan is omtrent haar redenen om naar Nederland te komen. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres tijdens het nader gehoor niet heeft geconfronteerd met zijn twijfels. Daarbij acht de rechtbank de door eiseres gegeven toelichting in de zienswijze en beroep niet onaannemelijk of tegenstrijdig. Gelet op de functie van haar man bij de inlichtingendienst diende zij reizen geheim te houden, hetgeen iets anders is dan dat zij in cognito zouden reizen. Voorts acht de rechtbank ook niet onaannemelijk dat eiseres met haar zoon vooruit is gereisd naar Nederland omdat de vlucht en het hotel al betaald waren. Dat eiseres hierdoor niet in haar belangen wordt geschaad omdat het, zoals verweerder in het bestreden besluit overweegt, geen dragend element vormt in de beoordeling volgt de rechtbank niet. Immers, verweerder heeft dit wel betrokken in de beoordeling van de algehele geloofwaardigheid van eiseres, hetgeen ook raakt aan de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over haar bekering.
Vermelden religie
7. Ook heeft eiseres terecht aangevoerd dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over haar bekering ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij in het aanmeldgehoor en het aanmeldformulier onjuist heeft verklaard over haar religie. Verweerder heeft dit als bevreemdend en niet verschoonbaar aangemerkt. Eiseres heeft dit echter gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen, en heeft hiervoor een aannemelijke verklaring gegeven. De rechtbank volgt de verklaring van eiseres dat zij de vragen over haar religie hier verkeerd heeft begrepen en in de veronderstelling verkeerde dat zij eerst in het nader gehoor mocht spreken over de reden voor haar asielrelaas en tot die tijd haar ‘oude’ geloof diende te vermelden. Hier vindt de rechtbank bevestiging voor in de opmerkingen van eiseres in het aanmeldgehoor [3] over haar religie (in de verleden tijd): “
Vrije tekst: ik praktiseerde wel dingen, maar dat praktiseren heeft te maken met mijn asielrelaas.
Kunt u, los van uw asielrelaas, toelichten wat u bedoelt met dat u dingen praktiseert?Ik praktiseerde de islam, Sjiitische stroom.”
Motieven bekering
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft tegengeworpen dat eiseres in het nader gehoor vaag en oppervlakkig heeft verklaard over haar motieven voor haar bekering tot het christendom, en dat een authentiek en persoonlijk verhaal ontbreekt. Daartoe wordt overwogen dat eiseres in het nader gehoor kort en zakelijk heeft geantwoord op de vragen van verweerder, maar dat niet kan worden gesteld dat zij de motieven voor haar bekering niet heeft toegelicht. In het nader gehoor heeft zij verklaard dat haar man haar kwalijk nam dat hun zoon [ziek] is, dat zij werd mishandeld en dat zij wraak wilde nemen op haar man na de mishandeling in 2018. Haar christelijke geloof groeide, met behulp van [naam] , drie maanden lang tot aan het moment van haar bekering, waarna dit ervoor zorgde dat zij haar man kon vergeven en ‘Jezus haar gered heeft’. De bekering maakte dat zij afstand kon nemen van haar wraakgevoelens, dat zij innerlijk tot rust kwam, zij naastenliefde en vergevingsgezindheid ervoer. Hoewel dit inderdaad algemene termen zijn die voor meerdere mensen gelden, kan niet worden gesteld dat ze niet toepasselijk zijn op het persoonlijke verhaal van eiseres. Daarbij betrekt de rechtbank dat verweerder geloofwaardig acht dat eiseres al sinds 2009 was afgekeerd van de islam. Voorts sluit de rechtbank niet uit dat [naam] , een bevriend familielid, in haar geval het risico heeft genomen om eiseres te evangeliseren om haar te troosten. Ook al is eiseres afkomstig uit een strenggelovige familie en is haar man strenggelovig. Nu [naam] de enige bron voor het christendom was voor eiseres, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het bevreemdend zou zijn dat eiseres de betekenis van het christendom voor [naam] eveneens van belang acht voor de betekenis van het christendom voor haarzelf persoonlijk.
Relatie met vader
9. Voorts heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen, zoals door eiseres betoogd, dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar relatie met haar vader. Eiseres had immers het woordje ‘
altijd’ in haar verklaring “
ik had altijd goed contact met hem, totdat ik in Nederland was” in de correcties en aanvullingen gecorrigeerd. Uit haar relaas in het nader gehoor blijkt duidelijk dat eiseres een moeizame jeugd had en geen goede relatie had met haar vader. Gelet op deze context maakt het ontbreken van een toelichting op deze correctie in dit geval niet dat niet van de correctie kan worden uitgegaan en dat sprake is van een tegenstrijdigheid.
Motieven voor doop
10. Verder heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres te summier heeft verklaard over haar doop en geen inzicht heeft geboden in haar beweegredenen daarvoor. De rechtbank stelt vast dat in het nader gehoor slechts drie vragen zijn gesteld over de doop.
“Wat maakt uw doop zo bijzonder?
Voor mij?
Ja, voor u?
Sinds ik in Nederland ben gekomen, heb ik de voorganger van de kerk me gevraagd me te laten dopen. Vanwege corona werd het steeds uitgesteld. Het is zo bijzonder, omdat ik me verheug dat ik een geestelijke geboorteakte heb.
Wat is het doel van een doop? Waarom bent u gedoopt?
Ten eerste maak jezelf mee wat Jezus heeft meegemaakt. Hij werd ook gedoopt. Ten tweede de gevoelens die je had ten tijde van dat je begon te geloven in het Christendom: Als het ware herhaalt zich de ervaring.
U bent slechts een paar maanden van eind 2019 tot begin 2020 naar de kerk geweest in [plaats] . Wat maakt dat u in november 2020 zover was dat u als volwaardig christen gedoopt kon worden?
Toen ik in Iran was, wilde ik heel graag gedoopt worden. Dat was niet mogelijk in Iran. Daarom vroeg ik in Nederland de voorganger me te laten dopen. Ik zei dat ik het heel graag wilde. Hij zei dat hij met leden van de kerk in gesprek zou gaan en dat hij me daarna zou dopen. Toen werd de datum vastgesteld. Toen werd ik samen met een andere vriend gedoopt.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op deze feitelijke toelichting van eiseres omtrent de (gang van zaken van de) doop, niet, althans niet zonder haar daarover nadere vragen te stellen, kunnen concluderen dat eiseres te summier heeft verklaard over haar doop en geen inzicht heeft geboden in haar beweegredenen daarvoor. Dat geldt des te meer nu uit de door eiseres overgelegde verklaringen van de Christelijke Gereformeerde kerk te [plaats] blijkt dat eiseres niet zomaar op verzoek is gedoopt. Uit de brief van 31 maart 2021 blijkt dat eiseres voorafgaand aan haar doop kerkdiensten heeft bezocht en Bijbelstudies heeft gevolgd, vervolgens een belijdenistraject heeft gevolgd en een toetsend geloofsgesprek met de ouderlingen en diakenen heeft gevoerd, waarna zij volledig lid is geworden van de geloofsgemeenschap.
Conclusie
11. Het bestreden besluit is ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling van de bekering onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Indien deze beoordeling bij een nieuw te nemen besluit anders uitpakt dient verweerder ook opnieuw te bezien of de verklaringen van eiseres dat haar familie (inmiddels) van haar bekering op de hoogte is geloofwaardig zijn te achten. Immers, als er alsnog van moet worden uitgegaan dat de verklaringen van eiseres over haar bekering geloofwaardig zijn, dan kan dit ook van invloed zijn op de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres omtrent de uitlatingen van de schoonmoeder, en het (telefonische) contact tussen haar zoon en haar man en hun wetenschap van die bekering en de afkering van eiseres van de islam.
11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het geconstateerde gebrek tot gevolg heeft dat verweerder de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling aan een volledige heroverweging zal moeten onderwerpen, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid vandrs. M.A.J. Arts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013
2.Richtlijn 2011/95/EU
3.Pagina 4