ECLI:NL:RBDHA:2021:4841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vergoeding matras in verband met PTSS en knieaandoening; hoorplicht in bezwaar

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar met PTSS en een knieaandoening, en de staatssecretaris van Defensie. Eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van een matras, die was afgewezen door het ABP. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de vergoeding voor het matras, dat eiser nodig achtte voor een goede nachtrust, terecht was. Eiser had eerder een vergoeding voor een matrashoes gekregen, maar de vergoeding voor het matras zelf werd afgewezen omdat de rugklachten waarvoor hij de vergoeding vroeg, niet waren erkend in het kader van zijn dienstverband.

Eiser was van mening dat de afwijzing onterecht was en dat de hoorplicht in bezwaar was geschonden. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende gelegenheid had geboden om te worden gehoord, maar dat eiser hier geen gebruik van had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling van verweerder, die stelde dat een matras medisch niet noodzakelijk was, voldoende onderbouwd was. Eiser had geen medische contra-expertise ingediend om het standpunt van verweerder te weerleggen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de afwijzing van de vergoeding voor het matras werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak voor eisers om hun standpunten adequaat te onderbouwen met medische gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6956

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.E. Mussche),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.A.L. Schurgers).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2020 (het primaire besluit) heeft het ABP namens verweerder de aanvraag van eiser om vergoeding van een matras afgewezen.
Bij besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op het verzoek van de rechtbank of een partij gebruik wilde maken van het recht ter zitting te worden gehoord is geen reactie ontvangen. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 30 april 2021 gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een PTSS en een knieaandoening waarvoor dienstverband is aanvaard. Aan eiser is in verband met transpiratieproblemen tijdens het slapen een vergoeding voor een matrashoes toegekend. De vergoeding voor een matras in verband met rugklachten is afgewezen omdat voor die klachten geen dienstverband is aanvaard. Bij het bestreden besluit is de afwijzing gehandhaafd. Verder gaat het over het horen in bezwaar.
Wat vinden eiser en verweerder?
2. Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij stelt dat het belangrijk is dat hij een goede nachtrust heeft. Hij wordt per nacht regelmatig bezweet wakker en komt niet fit uit bed. Een goed matras is medisch gezien nodig. Hij vindt dat van een gedegen en zorgvuldig onderzoek door de medisch adviseur niet is gebleken. Eiser vindt dat in bezwaar de hoorplicht is geschonden.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit is genomen na een zorgvuldige en voldoende medische beoordeling. De verzekeringsarts heeft aan de hand van de beschikbare medische gegevens vastgesteld dat een matras medisch niet noodzakelijk is. In bezwaar heeft de verzekeringsarts informatie ingewonnen bij de psycholoog F. Klein Hofmeijer van eiser, werkzaam bij het Sinaïcentrum. Die heeft laten weten dat zij geen uitspraken doet over een matras op psychische gronden en dat eiser al langere tijd uit behandeling is. Over de schending van de hoorplicht merkt verweerder op dat de gemachtigde verweerder in verband met het niet tijdig beslissen op het bezwaar op 5 oktober 2020 in gebreke heeft gesteld. Verweerder heeft eiser daarop de gelegenheid geboden op 15 oktober 2020 te worden gehoord. De gemachtigde heeft laten weten die dag verhinderd te zijn. Verweerder heeft geen uitstel geboden omdat de gemachtigde aangaf dat men in het algemeen een vervangend kantoorgenoot niet op prijs stelt en niet gemotiveerd heeft waarom zij niet aanwezig kon zijn, dan wel zich niet kon laten vervangen.
Wat zijn de regels?
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Hoorgelegenheid
4. Eiser heeft op 16 juni 2020 ingestemd met opschorting van de beslistermijn. Op 13 augustus, 1 en 23 september 2020 heeft eiser gevraagd naar de stand van zaken. Verweerder heeft eiser daarover steeds geïnformeerd. Direct nadat eiser verweerder op 5 oktober 2020 in gebreke heeft gesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar, heeft verweerder eiser een hoorgelegenheid op 15 april 2020 geboden. Eisers gemachtigde heeft daarop niet kenbaar gemaakt dat eiser was verhinderd. Eisers gemachtigde, die werkzaam is bij een rechtsbijstandsverzekeraar, heeft niet gemotiveerd waarom zij zich in deze zaak op 15 april 2020 voor het horen niet kon laten vervangen door een kantoorgenoot. Dit had wel op haar weg gelegen. Pas in beroep is gesteld dat eiser op 15 oktober 2020 in corona-quarantaine zat. Met dit gegeven heeft verweerder dus geen rekening kunnen houden. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verweerder eiser geen gelegenheid heeft geboden om te worden gehoord. Dat daarvan geen gebruik is gemaakt komt in dit geval voor het risico van eiser.
Matras medisch noodzakelijk?
5. Het standpunt van verweerder dat een matras medisch niet noodzakelijk is voor eisers klachten waarvoor dienstverband is aanvaard is medisch onderbouwd waarbij het andersluidend standpunt van eiser is meegewogen. Nu eiser geen medische contra-expertise heeft ingebracht is er voor de rechtbank geen grond het standpunt van verweerder voor onjuist te houden. Niet is gesteld dat een matrashoes de afdeklaag van het matras onvoldoende beschermd tegen eisers zweten tijdens de slaap. Verweerder heeft 14 dagen na de ingebrekestelling een beslissing op bezwaar genomen. Het betoog van eiser dat de beslissing gehaast is genomen en daarom niet zorgvuldig, verwerpt de rechtbank. Na het indienen van de bezwaargronden op 11 juni 2020 heeft verweerder, mede naar aanleiding van door eiser ingebrachte nieuwe medische stukken, enkele malen medisch commentaar gevraagd en verkregen, voor het laatst op 27 september 2020. Dit duidt niet op onzorgvuldige besluitvorming.
6. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen.
7. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Algemene wet bestuursrechtArtikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
(…)
Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.betrokkene: de beroepsmilitair, de gewezen beroepsmilitair, de dienstplichtige militair, de gewezen dienstplichtige, alsmede de reservist en de gewezen reservist die ten gevolge van invaliditeit aantoonbare beperkingen ondervindt;
b.invaliditeit: de invaliditeit met dienstverband, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen, ook indien sprake is van een invaliditeit van minder dan 10%;
c.voorziening: het middel dat direct dan wel indirect de nadelige gevolgen van de beperkingen die de betrokkene ten gevolge van zijn invaliditeit ondervindt, opheft of vermindert dan wel voorziet in een financiële tegemoetkoming in of een financiële vergoeding van de kosten die daarvan een gevolg zijn;
d.kosten: de kosten die de betrokkene in verband met invaliditeit noodzakelijkerwijs moet maken en zonder invaliditeit niet of niet in dezelfde mate gemaakt zouden worden;
(…)
Artikel 2
Voorzieningen worden verleend in de vorm van:
a.leefvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3;
(…)
Artikel 3
Een voorziening als bedoeld in artikel 2 wordt slechts verleend indien:
a.de verstrekking daarvan in verband met de aanwezige invaliditeit om medische dan wel sociaal-medische redenen aangewezen is;
b.deze in overwegende mate op het individu gericht is;
c.deze voor langere tijd noodzakelijk is;
d.deze voor de betrokkene niet algemeen gebruikelijk is;
e.deze door betrokkene vooraf is aangevraagd. Ambtshalve toekenning kan plaatsvinden indien tijdens een medisch onderzoek in verband met de invaliditeit van betrokkene de medische noodzaak komt vast te staan;
(…)