ECLI:NL:RBDHA:2021:4834
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen wijziging WIA-uitkering door UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, waarin werd medegedeeld dat zijn WIA-uitkering per 27 mei 2020 zou worden gewijzigd. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser stelde dat het primaire besluit niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt, omdat hij pas op de hoogte was van de wijziging van zijn uitkering nadat deze was doorgevoerd.
De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van het besluit. Het UWV had het besluit op 19 februari 2020 digitaal in de berichtenbox van eiser geplaatst, waardoor de termijn eindigde op 31 maart 2020. Aangezien het bezwaarschrift pas op 10 juli 2020 was ontvangen, was het volgens het UWV te laat ingediend.
Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de plaatsing van het besluit in zijn berichtenbox. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht had aangenomen dat eiser op de hoogte had moeten zijn van de digitale communicatie, aangezien hij eerder was geïnformeerd over het ontvangen van berichten via 'Mijn UWV'. De rechtbank concludeerde dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het bijhouden van zijn berichtenbox en dat de termijnoverschrijding hem niet redelijkerwijs kon worden verweten. Daarom werd het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard en werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank wees ook een proceskostenveroordeling af.