ECLI:NL:RBDHA:2021:4822
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontslag van de curator in faillissement op grond van artikel 73 Faillissementswet
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in het faillissement van een gefailleerde, die verzocht om ontslag van de curator, mr. L.S.E. Prickartz, op basis van artikel 73 van de Faillissementswet. De gefailleerde stelde dat de verhouding met de curator ernstig verstoord was, wat de afwikkeling van het faillissement zou belemmeren. Hij voerde aan dat de curator hem intimideerde, onterecht een vordering van € 36.000,- indiende, en onwettige handelingen verrichtte, zoals het sluiten van zijn bankrekening en het storneren van automatische incasso's. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, inclusief de ingediende verzoekschriften en verweerschriften. De rechter-commissaris had geadviseerd het verzoek af te wijzen, en na de mondelinge behandeling op 24 februari 2021 heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen zwaarwegende omstandigheden waren die het ontslag van de curator rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de curator zijn taken professioneel diende uit te voeren en dat persoonlijke verhoudingen geen grond voor ontslag konden zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot ontslag van de curator afgewezen, met de conclusie dat er geen reden was om een andere curator aan te stellen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep open.