ECLI:NL:RBDHA:2021:4777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
SGR 21/2621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor ophogen agrarische gronden

Op 11 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Alpha grond en baggerdepot B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor het ophogen van agrarische gronden. Verzoekster, Alpha grond en baggerdepot B.V., had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de omgevingsvergunning die op 3 maart 2021 door verweerder was genomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de aanvoer van grond voor de rest van het jaar was gestaakt en er verwacht werd dat er binnen die termijn op het bezwaar zou worden beslist. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat verzoekster geen bezwaar had tegen de aanvoerstop voor de rest van 2021 en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2621

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2021 in de zaak tussen

Alpha grond en baggerdepot B.V., te Wilnis, verzoekster,

en

het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, verweerder(gemachtigde: mr. C.A. Manders-Chang).

Procesverloop

In het besluit van 3 maart 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aan verzoekster verleende omgevingsvergunning voor het ophogen van agrarische gronden aan de [weg] [nummer] te [plaats] ingetrokken.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1.1
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2.1
Op 23 april 2020 heeft verzoekster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het ophogen van agrarische gronden aan de [weg] [nummer] te [plaats] (het perceel). Daarbij heeft verzoekster aangegeven jaarlijks maximaal 8000 m3 grond op het perceel te zullen aanvoeren voor een periode van maximaal 5 jaar.
2.2
In het besluit van 3 augustus 2020 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2.3
Medio januari 2021 heeft verweerder van omwonenden en de Omgevingsdienst West-Holland meldingen gekregen dat op het perceel meer grond is aangevoerd dan op basis van de omgevingsvergunning is toegestaan. Uit nader onderzoek is gebleken dat verzoekster tot nu toe meer dan 8000 m3 grond heeft aangevoerd, zodat zij de jaarlijks maximaal toegestane hoeveelheid aan te voeren grond voor dit jaar reeds heeft overschreden.
2.4
In de brief van 11 februari 2021 heeft verweerder verzoekster te kennen gegeven dat hij voornemens is de op 3 augustus 2020 verleende omgevingsvergunning in te trekken. Bij brief van 23 februari 2021 heeft verzoekster hiertegen een zienswijze ingediend.
3. Verzoekster voert aan dat zij geen bezwaar heeft tegen de aanvoerstop voor de rest van 2021, maar een totale intrekking van de vergunning acht zij buitenproportioneel. Zij stelt dat zij als gevolg hiervan geen werkzaamheden kan uitvoeren op het terrein, ook niet de grond in profiel brengen, hetgeen de bedoeling is van de omgevingsvergunning.
4.1
Zoals in het verzoekschrift is aangegeven heeft verzoekster geen bezwaar tegen het stoppen van de aanvoer van grond naar het perceel gedurende de rest van dit jaar. Daar komt bij dat verweerder naar verwachting vóór het einde van dit jaar zal hebben beslist op het door verzoekster ingediende bezwaarschrift. Dit betekent dat nog vóórdat verzoekster de aanvoer van grond wenst te hervatten duidelijk zal zijn of het primaire besluit stand kan houden, waarmee de vraag wordt beantwoord of zij volgend jaar de grondtransporten naar het perceel kan hervatten.
4.2
Uit het voorgaande volgt dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2021.
de griffier is verhinderd
voorzieningenrechter
mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.