ECLI:NL:RBDHA:2021:4771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
09/807280-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak betreffende bedrijfsinbraken en poging tot woningoverval

In deze jeugdstrafzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren op 8 juli 2001, die werd beschuldigd van meerdere bedrijfsinbraken en een poging tot het bewegen van een ander tot het plegen van een woningoverval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie van de vijf ten laste gelegde feiten. De feiten betroffen inbraken in bedrijven in Den Haag, waarbij kluizen zijn weggenomen, en een poging tot diefstal in een bedrijfspand. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor twee van de feiten, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met het tijdsverloop sinds de gepleegde delicten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij zich lange tijd aan zware schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De officier van justitie had een jeugddetentie van 75 dagen geëist, maar de rechtbank oordeelde dat deze straf voldoende was, gezien de lange tijdsduur sinds de delicten en het feit dat de verdachte zijn leven op orde leek te hebben. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 75 dagen, zonder bijkomende werkstraf, en sprak de verdachte vrij van de overige ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte ook gewaarschuwd voor de ernst van zijn daden, vooral de poging tot uitlokking van een woningoverval, die had kunnen leiden tot ernstige gevolgen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, waarbij de rechtbank de relevante wetsartikelen heeft toegepast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/807280-19
Datum uitspraak: 22 april 2021
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 8 juli 2001,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 8 april 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. Kortekaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. G.J.M. Kruizinga, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zaak 2.3 Chickenspot
hij op of omstreeks 02 februari 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een televisie en/of laptop en/of kassalade (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen televisie en/of laptop en/of kassalade (met inhoud) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking of inklimming: het trekken van cilinder(sloten) uit de deuren;
2. zaak 2.4 Irak Occasions en W.N. Cars
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 februari 2019 tot en met 19 februari 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen kluizen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kluizen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming: het verbreken van een raam en/of het forceren van een deur;
3. zaak 2.5 Zonweg
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld/goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming: het forceren van (een) deur(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. zaak 2.6 Garagebedrijf Dennis, Goudlaan
hij op of omstreeks 03 april 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen kassa (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kassa (met inhoud) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak, verbreking en/of inklimming: het verwijderen en/of het verbreken van een raam (van een garagedeur);
5. zaak 2.8
hij op of omstreeks 25 maart 2019 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, heeft gepoogd om een persoon genaamd [medeverdachte 2] opzettelijk door de in artikel 47, eerste lid onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door giften, beloften en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te bewegen om (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een kluis en/of goud en/of horloges, althans geld en/of goederen, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander dan verdachte(n), en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geeld tegen die onbekend gebleven personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hebbende hij, verdachte met dat opzet:
- telefonisch contact gehad met [medeverdachte 2] en/og
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Wil jij woning ov doen?” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”osso overval” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Bij twee oude mensen” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Bij Houtwijk, kluis en goud en horloges, twee oude mensen” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Ik bel aan, we rennen gelijk naar binnen we pakken alles en gaan weg” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Maar dat moet je snel doen, drie, vier uur, dit moet je op deze tijd doen, dat kan je niet in de avond doen, wie gaat in de avond openmaken?” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Luister dan, als je klaar bent met werk, fiets gelijk naar mijn huis dan gaan we over praten”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verdachte heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte ze heeft begaan. Daarom is om integrale vrijspraak verzocht.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
3.3.1
Feit 1
De rechtbank vindt dat niet wettig kan worden bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen bevat met daarin een beschrijving van de camerabeelden van de inbraak en aangehecht een aantal stills van de inbrekers. Blijkens een proces-verbaal van herkenning heeft [verbalisant] de verdachte op die beelden herkend. Uit het proces-verbaal maakt de rechtbank op dat de verbalisant niet ook de bewegende beelden, maar slechts de stills heeft gezien. De rechtbank heeft de stills van de beelden zelf bekeken en constateert dat het om onscherpe beelden gaat, waarop nauwelijks een gezicht is te onderscheiden. De rechtbank heeft op de stills geen karakteristieke en doorslaggevende kenmerken waargenomen. Dat de lichaamshouding de verbalisant “aan de verdachte deed denken” is voor een overtuigende herkenning onvoldoende. Dat de verdachte blijkens een mutatierapport soortgelijke schoenen bleek te hebben als de persoon op de beelden, maakt dat niet anders. De rechtbank merkt daarbij op dat een van de andere verdachten die op de stills te zien zijn ook zulke schoenen aan lijkt te hebben.
Gelet op het bovenstaande en in aanmerking genomen dat er geen andere bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van de verdachte aan deze inbraak aantonen, zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.2
Feit 2
In de nacht van 18 op 19 februari 2019 is er ingebroken in een tweetal bedrijven (gevestigd in dezelfde bouwkeet) aan de Platinaweg in Den Haag. [benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal met braak namens Occasion Irak. De toegangsdeur naar zijn bedrijf was kapot en de deur naar het kantoor was opengebroken. Er was een kluis uit het kantoor verdwenen. Volgens de verklaring van de aangever was de kluis leeg geweest. [2] De heer [benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van diefstal met braak namens W.N. Cars. Het zijraam van de bouwkeet was kapot. De pin van het slot stak nog wel uit, maar de deurpost was verbogen, waardoor de deur open kon. Ook hier was een kluis weggenomen. In de kluis zaten voornamelijk papieren van de RDW. [3]
De verdachte is op 19 februari 2019 rond 9 uur ’s ochtends aangehouden, nadat er brand was uitgebroken in de kelderbox van [medeverdachte 1] . De verdachte en [medeverdachte 1] verklaarden dat zij in de kelderbox aan chillen waren geweest waarna er brand was uitgebroken, waarschijnlijk doordat er een sishapijp was omgevallen. De ouders van [medeverdachte 1] hebben verklaard dat hun zoon in de nacht van 18 op 19 februari thuis was en dat er in de ochtend van 19 februari rond 8:30 was aangebeld door een vriend van [medeverdachte 1] die een boor nodig had, en dat [medeverdachte 1] toen de sleutel van de kelderbox heeft gevraagd en gekregen. [4] In de kelderbox werden twee kluizen met braakschade aangetroffen. Vermoedelijk is getracht die kluizen open te krijgen met een gasbrander die ook is aangetroffen. De brandweer heeft aangegeven dat de brand veroorzaakt is door de gasbrander. [5] De politie heeft de kluizen in beslag, opengebroken en onderzocht. De ene kluis blijkt leeg. In de andere kluis worden papieren gevonden gericht aan W.N. Cars, t.n.v. [benadeelde 3] . [6]
In het kader van het onderzoek wordt de telefoon van een andere verdachte in dit dossier, [medeverdachte 2] , getapt. Op 1 april 2019 wordt [medeverdachte 2] gebeld door de verdachte, die kennelijk met iemand anders in een auto zit en in de buurt van de Meppelweg op zoek is naar de auto van [medeverdachte 2] . Op een gegeven moment zegt de verdachte: ”Broer ik ben nu ben ik in de Platinaweg” (…) en kort daarna: “Kijk kijk [naam 1] , stop eens zie je die raam daar…daar heb ik die kluis doorheen gegooid.” De telefoon van de verdachte straalt op dat moment ook de mast Platinaweg 25 Den Haag aan. [7]
[medeverdachte 2] is op 9 april 2019 door de politie gehoord en heeft verklaard dat hij zijn auto wel eens aan de verdachte uitleent en ook wel eens gesprekken met de verdachte heeft over dingen niet mogen. Een van die gesprekken ging volgens [medeverdachte 2] over een inbraak bij de Zilverstraat bij Irak Occasion, twee maanden geleden. [8]
De rechtbank stelt op basis van het bovenstaande vast dat de kluizen die in de nacht van 18 op 19 februari 2019 op de Platinaweg zijn weggenomen, in de (vroege) ochtend van die 19 februari zijn aangetroffen in de kelderbox waar de verdachte ook aanwezig was en waar vermoedelijk was geprobeerd om de kluizen open te krijgen. [medeverdachte 1] was de hele nacht thuis geweest en had die ochtend om 8:30 uur pas de beschikking over de sleutels van de kelderbox gekregen, zodat hij de kluizen niet zelf daar naar toe kan hebben gebracht. Gelet op de inhoud van het getapte telefoongesprek, de omstandigheid dat er een raam van die bouwkeet kapot was en de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij het begin februari met de verdachte over een inbraak bij Irak Occassions heeft gehad, alsmede de omstandigheid dat de verdachte korte tijd na de inbraak in een kelderbox was waar is getracht die kluizen te openen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal(len) met braak van de kluizen. Hoewel het hier feitelijk om twee inbraken gaat, zijn die als een strafbaar feit ten laste gelegd.
3.3.3
Feit 3
[benadeelde 4] heeft aangifte gedaan van een poging tot diefstal door middel van braak, gepleegd op 21 of 22 maart 2019 in Den Haag aan de Zonweg aan een bedrijfspand.
Op 22 maart 2019 om 1.25 uur werd aangever gebeld dat er een alarm afging bij zijn bedrijf. Ter plaatse constateerde de aangever dat er verse braaksporen aan de deur te zien waren. Van de politie hoorde de aangever dat er aan de zijkant een deur was opengebroken en dat er ook een breekijzer op de grond lag. [9] De Zonweg is gelegen op het bedrijventerrein de Binkhorst in Den Haag.
De politie heeft telefoongesprekken opgenomen die op 21 maart 2019 en 22 maart 2019 door de verdachte zijn gevoerd, op tijdstippen voorafgaand en na afloop van het tijdsbestek waarin van de inbraak moet zijn gepleegd: in sessie 30 op 21 maart 2029 om 15.08 uur geeft de verdachte aan een zekere [naam 2] aan dat ze zo meteen iets goeds gaan doen;
in sessie 42 op 21 maart om 22.53 uur vraagt ene [naam 3] aan de verdachte of het om een osso (woning) gaat waarop de verdachte aangeeft ‘’nee bedrijf man’; in sessie 49 op 22 maart 2018 om 15.03 uur vertelt de verdachte deze dat hij samen met [naam 4] en [naam 5] scheefje (te weten [medeverdachte 2] ) was en dat de ali kankerhard afging, dat het gewoon fout was gegaan en dat het bij de Binkhorst was, bij een kanker Hollander. In sessie 50 op 22 maart 2019 om 15.40 uur geeft de verdachte aan dat hij niet weet wat hij moet doen, gisteren ging het helemaal naar de klote en hij heeft nul euro in zijn zakken [10] De inbraak op de Zonweg was, aldus de politie, de enige inbraak die in de nacht van 22 maart 2019 in de omgeving van de Binkhorstlaan is gepleegd. [11]
De rechtbank acht gelet op de inhoud van de tapgesprekken, die aansluit op hetgeen in de aangifte is verklaard en hetgeen door de politie is geconstateerd, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen heeft geprobeerd in te breken in het bedrijf van de aangever.
3.3.4
Feit 4
De rechtbank komt tot de conclusie dat ten aanzien van dit feit onvoldoende bewijs voorhanden is. Hoewel aan de inhoud van het tapgesprek van 2 april 2019 het vermoeden kan worden ontleend dat de verdachte van plan was om die avond een inbraak te plegen in Kijkduin, staat geenszins vast dat daarmee [benadeelde 6] aan de Goudlaan werd bedoeld. Weliswaar is de Peugeot Partner met [kenteken] die door de verdachte regelmatig werd geleend van [medeverdachte 2] , op de plaats delict gezien door de politie en is de Peugeot ook op camerabeelden te zien, maar niet kan worden bewezen dat de verdachte in de avond en/of nacht van de inbraak in de auto heeft gezeten of gereden. Dat de sleutel van de bus op 9 april 2019 bij de verdachte thuis is aangetroffen maakt dit niet anders.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte strafrechtelijke betrokkenheid heeft bij dit feit en zal hem hiervan vrijspreken.
3.3.5
Feit 5
De rechtbank overweegt dat poging om een ander door een der in artikel 47, eerste lid onder 2e, vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan strafbaar is. De betreffende middelen kunnen zijn: giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, misleiding, of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen. Er moet sprake zijn van opzet op het laten begaan van een misdrijf door een ander. Voor bewezenverklaring is niet relevant of er (een begin van) uitvoering is gegeven aan het misdrijf waartoe gepoogd wordt te bewegen.
In een opgenomen telefoongesprek van 25 maart 2019 [12] tussen de verdachte en [medeverdachte 2] vraagt de verdachte aan [medeverdachte 2] of hij een overval wil doen, in een osso bij twee oude mensen in Houtwijk. Er zou een kluis zijn en goud en horloges. [verdachte] zegt: “Ik bel aan, we rennen gelijk naar binnen. We pakken alles en gaan weg.” Hij zegt ook nog dat het wel snel moet en niet in de avond. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] zo snel mogelijk naar zijn huis komt, dan gaan ze er over praten.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het gesprek inderdaad heeft gevoerd met [medeverdachte 2] , maar dat hij dat alleen maar deed om [medeverdachte 2] naar zijn huis te lokken, omdat [medeverdachte 2] iets van hem had, dat hij graag terug wilde hebben. Het was helemaal niet de bedoeling om samen met [medeverdachte 2] twee oude mensen te overvallen, aldus de verdachte. [13]
De advocaat heeft, samengevat, aangevoerd, dat de inlichtingen die door [medeverdachte 2] zijn verschaft te weinig concreet zijn om van uitlokking te kunnen spreken.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte [medeverdachte 2] wel degelijk concrete inlichtingen heeft verschaft. Het zou immers gaan om een woningoverval bij twee oude mensen in Houtwijk. De mogelijke buit wordt beschreven en ook de werkwijze. Het is de bedoeling dat [medeverdachte 2] naar de verdachte toe zal komen, zodat er nog verder over gepraat kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte door deze gang van zaken heeft gepoogd [medeverdachte 2] te bewegen tot het samen met hem plegen van een woningoverval.
De verklaring van de verdachte dat hij [medeverdachte 2] bij hem thuis wilde hebben omdat deze nog bepaalde spullen van hem had en hij die moest teruggeven aan de verdachte, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte in het telefoongesprek helemaal niet aan [medeverdachte 2] vraagt om bepaalde spullen mee te nemen als hij naar de verdachte toekomt. Ter zitting heeft de verdacht desgevraagd bovendien niet willen vertellen om wat voor spullen het ging. Uit het dossier is verder gebleken dat de verdachte wel vaker samen met [medeverdachte 2] inbraken pleegde. [14] De rechtbank kan gelet op het voorgaande niet inzien wat de verdachte anders bedoeld kan hebben dan het bewegen van [medeverdachte 2] om samen met hem (eventueel) een strafbaar feit te plegen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan pogen om een ander te bewegen een misdrijf te begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
t.a.v. feit 2:
in de periode van 18 februari 2019 tot en met 19 februari 2019 te ’s-Gravenhage (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kluizen, toebehorende aan [benadeelde 2] en [benadeelde 3] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door braak: het verbreken van een raam en het forceren van een deur;
t.a.v. feit 3:
hij op 22 maart 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld/goederen, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak: het forceren van (een) deur(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 5:
hij op 25 maart 2019 te ’s-Gravenhage heeft gepoogd om een persoon genaamd [medeverdachte 2] opzettelijk door het verschaffen van inlichtingen te bewegen om (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een kluis en/of goud en/of horloges, toebehorende aan onbekend gebleven personen, hebbende hij, verdachte met dat opzet:
- telefonisch contact gehad met [medeverdachte 2] en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Wil jij woning ov doen?” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”osso overval” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Bij twee oude mensen” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Bij Houtwijk, kluis en goud en horloges, twee oude mensen” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Ik bel aan, we rennen gelijk naar binnen we pakken alles en gaan weg” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Maar dat moet je snel doen, drie, vier uur, dit moet je op deze tijd doen, dat kan je niet in de avond doen, wie gaat in de avond openmaken?” en/of
- tegen [medeverdachte 2] gezegd: ”Luister dan, als je klaar bent met werk, fiets gelijk naar mijn huis dan gaan we over praten”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van alle hem ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 75 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Daarnaast is geëist om aan de verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 160 uren, bij niet verrichten te vervangen door 80 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft daarbij aangegeven geen aanleiding te zien om in het kader van voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke sanctie verplicht reclasseringstoezicht en/of behandeling op te leggen. De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met het lange tijdsverloop sinds de gepleegde delicten, het feit dat de verdachte zijn leven redelijk op orde lijkt te hebben en dat hij zich lange tijd aan zware schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, zoals elektronische controle. Het terugsturen naar de justitiële jeugdinrichting acht de officier van justitie dan ook niet meer aan de orde.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van één of meer feiten, er op gewezen dat de feiten lang geleden zijn gepleegd, dat de verdachte niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen, full time aan het werk is en een lange schorsingsperiode heeft doorstaan met zware voorwaarden. Reclasseringstoezicht heeft geen meerwaarde. De raadsman heeft daarom om matiging van de straf gevraagd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal bedrijfsinbraken (ten laste gelegde als twee feiten), waarvan er bij twee van de drie daadwerkelijk is gestolen, namelijk kluizen, en bij de derde het alleen bij een poging tot diefstal is gebleven. Dit zijn hele vervelende feiten die naast de braakschade ook veel overlast tot gevolg hebben. De verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen gewin.
De verdachte heeft ook nog geprobeerd een medeverdachte telefonisch te bewegen om een woningoverval te plegen op twee oude mensen, welke overval gelukkig niet heeft plaatsgevonden. Deze poging tot uitlokking had kunnen leiden tot een zeer ernstig feit en de rechtbank neemt het de verdachte juist ook zo kwalijk omdat uit het dossier blijkt dat de medeverdachte iemand lijkt te zijn die verstandelijk in enige mate beperkt is.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, zich in het verleden een maal eerder schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit en wel aan een vernieling (in 2016) die in 2018 met een transactie is afgedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van het psychologisch onderzoek door [naam 6] gedateerd 3 juli 2019. Nu dit rapport al bijna 2 jaar oud is en de conclusies van onderzoekster door de verdachte bovendien worden betwist zal de rechtbank met de bevindingen geen rekening kunnen houden bij de afdoening.
De rechtbank heeft acht geslagen op (oude) rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en op de zeer recente e-mail van de heer [naam 7] van de Raad voor de Kinderbescherming. Sinds de terugmelding door de jeugdreclassering in april 2020 is niet meer met de verdachte gesproken. Er is wel contact geweest met de politie omdat de verdachte werd gezien in het bijzijn van overlast gevende jongeren. De heer [naam 7] heeft gesuggereerd dat wellicht nog een vorm van toezicht kan worden opgelegd voor de duur van één jaar zodat de verdachte ook kan aantonen dat hij de goede weg is ingeslagen.
De verdachte zelf heeft ter zitting aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij full time werkt als teamleider en chauffeur bij DPD. Hij heeft gezegd dat hij hard aan het werk is we en dat hij na de zomer een eigen transportbedrijf wil beginnen.
De rechtbank houdt bij de afdoening rekening met al het bovenstaande. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke straf niet meer aan de orde is, mede gelet op het tijdsverloop waarin verdachte geen nieuwe verdenkingen op zich heeft geladen. Reclasseringstoezicht heeft blijkens het bericht van de Raad voor de Kinderbescherming ook geen meerwaarde. De verdachte is daarvoor ook niet gemotiveerd en heeft gesteld dat zijn leven goed op orde is. Of dit laatste ook echt het geval is, kon niet worden geverifieerd. Nu 3 van de 5 ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard is mede gelet op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, jeugddetentie aangewezen. Gezien de lange tijdsduur sinds het plegen van de delicten acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van het voorarrest voldoende en zal zij daarnaast niet ook nog een werkstraf opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
45, 46a, 77a, 77g, 77i, 77gg, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
t.a.v. feit 1, feit 4:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
t.a.v. feit 2, feit 3, feit 5:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 5:
poging om een ander door het verschaffen van inlichtingen te bewegen een misdrijf te begaan;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 75 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten
75 dagen, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, kinderrechter en
mr. M.J. Bouwman, kinderrechter-plaatsvervanger,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier, onderzoek Tulsa, doorgenummerd als pagina 1 tot 693.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 351
3.Proces-verbaal aangifte, p. 365
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 381-382 en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 384
5.Proces-verbaal aanhouding, p. 56 en rapport Teamchef Brandweerzorg, p. 340
6.Proces-verbaal bevindingen, p. 347
7.Gesprek, p. 389 onderaan
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 181, vierde alinea van onder.
9.Proces-verbaal aangifte, p. 391 en proces-verbaal bevindingen, p. 394
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 404 en 405
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 405
12.Proces-verbaal telefoongesprekken woningoverval, p. 477-479
13.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 8 april 2021
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 404