ECLI:NL:RBDHA:2021:4699
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor kosten van werkzaamheden aan de woning en de totstandkoming van een overeenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of gedaagde aansprakelijk is voor kosten die zijn gemaakt voor werkzaamheden aan een huurwoning, waar gedaagde en haar overleden ex-partner woonden. Eiser, die de werkzaamheden heeft uitgevoerd, vorderde betaling van een bedrag van € 2.400,13, dat resteerde na een eerdere betaling van € 2.500,01. Eiser stelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen hem en gedaagde, en dat gedaagde op grond van artikel 1:85 van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk aansprakelijk was voor de kosten, omdat de overeenkomst was aangegaan ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenkomst tussen eiser en gedaagde tot stand is gekomen. Eiser had de offerte alleen aan de overleden ex-partner van gedaagde gestuurd en gedaagde had niet bevestigd dat zij de werkzaamheden had aangevraagd of dat er afspraken waren gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat gedaagde de overeenkomst had aanvaard. Daarnaast werd overwogen of de overeenkomst een verbintenis was die door de overleden ex-partner van gedaagde was aangegaan ten behoeve van de gewone gang van de huishouding. De kantonrechter concludeerde dat de gemaakte kosten niet onder de gewone gang van de huishouding vielen, omdat het om een incidentele uitgave ging van een relatief hoog bedrag.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde. De uitspraak werd gedaan op 24 februari 2021 door kantonrechter mr. L.L. Benink.