ECLI:NL:RBDHA:2021:468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
NL20.19609 en NL20.19976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en verantwoordelijkheidskwesties onder het Dublin-systeem

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, zijn eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A. Agayev, in beroep gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins. De staatssecretaris had op 10 november 2020 besloten de asielaanvragen van eisers niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De zitting vond plaats op 8 januari 2021, maar eisers zijn niet verschenen. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen omdat de staatssecretaris op 7 januari 2021 de bestreden besluiten heeft ingetrokken en de aanvragen van eisers in de nationale procedure heeft opgenomen. Hierdoor hadden eisers geen belang meer bij de beoordeling van hun beroepen, aangezien er een nieuwe beslissing op hun asielaanvragen zou volgen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de argumenten van eisers over hun medische klachten niet voldoende onderbouwd waren met recente medische documenten, en dat het verstrijken van de overdrachtstermijn geen invloed had op de rechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit.

De rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenveroordeling van eisers afgewezen, omdat de medische documenten die zij in beroep hebben overgelegd, niet relevant waren voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 januari 2021 en bekendgemaakt op 20 januari 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.19609 en NL20.19976
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam 1] en [naam 2], eisers V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]
(gemachtigde: mr. A. Agayev), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluiten van 10 november 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2021. Eisers zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder besloten de asielaanvragen van eisers niet in behandeling te nemen omdat Duitsland verantwoordelijk is.
2. Op 7 januari 2021 heeft verweerder de bestreden besluiten ingetrokken en eisers aanvragen opgenomen in de nationale procedure, omdat eisers niet binnen de overdrachtstermijn aan Duitsland zijn overgedragen.
3. Nu verweerder opnieuw gaat beslissen op de asielaanvragen van eisers, hebben zij geen belang meer bij de beoordeling van hun beroepen. De beroepen zijn daarom niet- ontvankelijk.
4. In reactie op de intrekking van de bestreden besluiten hebben eisers nog aangevoerd dat verweerder had kunnen weten dat zij vanwege hun ernstige medische klachten niet binnen de overdrachtstermijn konden worden overgedragen.
5. Voor zover eisers hiermee willen betogen dat er aanleiding is om verweerder te veroordelen in de proceskosten, volgt de rechtbank hen niet. In de bestreden besluiten is immers overwogen dat eisers hun medische gesteldheid niet met recente medische documenten hebben onderbouwd. De in beroep overgelegde medische verklaring en afsprakenbrief dateren van na het bestreden besluit. Deze documenten raken dus niet de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. Verder geldt dat het verstrijken van de overdrachtstermijn een feitelijke omstandigheid is die niet kan afdoen aan de juistheid van het bestreden besluit.
6. De verzoeken om een proceskostenveroordeling van verweerder worden dan ook afgewezen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
20 januari 2021

Documentcode: DSR13823947

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.