ECLI:NL:RBDHA:2021:468
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en verantwoordelijkheidskwesties onder het Dublin-systeem
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, zijn eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A. Agayev, in beroep gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins. De staatssecretaris had op 10 november 2020 besloten de asielaanvragen van eisers niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De zitting vond plaats op 8 januari 2021, maar eisers zijn niet verschenen. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen omdat de staatssecretaris op 7 januari 2021 de bestreden besluiten heeft ingetrokken en de aanvragen van eisers in de nationale procedure heeft opgenomen. Hierdoor hadden eisers geen belang meer bij de beoordeling van hun beroepen, aangezien er een nieuwe beslissing op hun asielaanvragen zou volgen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de argumenten van eisers over hun medische klachten niet voldoende onderbouwd waren met recente medische documenten, en dat het verstrijken van de overdrachtstermijn geen invloed had op de rechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit.
De rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenveroordeling van eisers afgewezen, omdat de medische documenten die zij in beroep hebben overgelegd, niet relevant waren voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 januari 2021 en bekendgemaakt op 20 januari 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.