ECLI:NL:RBDHA:2021:4677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
09/818094-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over afpersing en openlijke geweldpleging door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van afpersing en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 26 juni 2018 en 7 oktober 2018, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer, [aangever], heeft afgeperst en geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 oktober 2018, onder bedreiging van geweld, het slachtoffer heeft gedwongen zijn sleutels en telefoon af te geven. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren geslagen en geschopt, wat leidde tot lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van het tonen van een mes, omdat dit niet voldoende kon worden bewezen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De rechtbank heeft besloten geen straf op te leggen, maar heeft wel de vordering van de benadeelde partij, [aangever], tot schadevergoeding van €400,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden, maar heeft de gijzeling vastgesteld op 0 dagen, gezien de minderjarigheid van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Parketnummer 09/818094-18
Datum uitspraak 29 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
[adres]
advocaat: mr. S.J.M Laurier te Den Haag.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten terechtzitting van 15 april 2021.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.P. Tuinenburg. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn ter terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat, ten laste gelegd dat hij op 7 oktober 2018 te Rijswijk en/of Den Haag samen met een ander [aangever] heeft afgeperst dan wel met geweld en bedreiging met geweld goederen van hem heeft weggenomen (feit 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief) en ook dat hij op deze datum (feit 2) en op 26 juni 2018 (feit 3) openlijk geweld tegen aangever heeft gepleegd.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1 en de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de sleutels door aangever zijn afgegeven onder dreiging van geweld en dat de telefoon onder dezelfde omstandigheden van aangever is weggenomen. Ook is er tweemaal tegen aangever openlijk geweld gepleegd door de verdachte en zijn mededader(s). De feiten hangen nauw met elkaar samen. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting acht de officier van justitie niet geloofwaardig. De aangiften worden ondersteund door andere verklaringen in het dossier alsook door de processen-verbaal, waarin de filmpjes die zijn gemaakt worden beschreven.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 partiële vrijspraak bepleit van het derde gedachtestreepje, zijnde ‘het houden van een mes(je), althans een scherp of puntig voorwerp, in de nabijheid van de keel van [aangever] , althans, het tonen van een mes(je) aan [aangever] , nu de verdachte dit steeds heeft ontkend en dit niet door de beelden of enige andere verklaring wordt ondersteund.
Voor het overige heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd. De verdachte heeft de feiten deels bekend en door tijdsverloop liggen de feiten thans, ter terechtzitting, niet meer vers in het geheugen van de verdachte.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Feiten 1 en 2
[aangever] heeft aangifte gedaan en daarbij verklaard dat hij op 7 oktober 2018 omstreeks 19.30 uur na het voetballen in sportpark Vredenburgh te Rijswijk naar de parkeerplaats liep toen hij twee personen met capuchons op zich af zag komen lopen die hij herkende als [verdachte] (de rechtbank begrijpt de verdachte) en [medeverdachte] .
De verdachte vroeg aan aangever om mee te lopen. Terwijl hij meeliep sloeg de verdachte hem ongeveer 6 à 7 keer op zijn ribbenkast. Hij ging steeds harder slaan, waardoor het pijn ging doen. Daarna zijn ze naar de tennisbaan gelopen, die ligt bij het bos aan de Paets van Troostwijkstraat. De verdachte zei tegen aangever dat deze hem 10 euro moest betalen, omdat aangever dat hem nog verschuldigd was en dat aangever zijn telefoon moest uitzetten en aan hem moest geven, zodat aangever de politie niet kon bellen. Aangever zette zijn telefoon uit en stopte deze in zijn broekzak. [medeverdachte] pakte de telefoon uit de broekzak van aangever en stopte deze in zijn jaszak.
De verdachte zei: ‘geef me je sleutels, want als je die niet geeft komen we gewoon naar binnen en pakken zelf die tien euro.’ en ‘geef me je sleutels anders ga ik je slaan.’ Daarop gaf aangever de sleutels aan de verdachte, die ze aan [medeverdachte] gaf. Die deed ze in zijn vest.
Vervolgens liepen ze naar het bos. In het bos, bij de Laan te Blotinghe, begonnen de verdachte en [medeverdachte] aangever te duwen. De verdachte sloeg aangever met een gebalde vuist op zijn linker kaak en daarna ook nog en keer met platte hand. De verdachte begon aangever ook heel hard te schoppen, 9 à 10 keer op zijn linker bovenbeen. Dit deed heel erg veel pijn. Aangever moest daarna weer meelopen, anders zou de verdachte hem slaan. Toen zij verder het bos waren ingelopen hoorde aangever [medeverdachte] en de verdachte zeggen dat hij zijn broek uit moest trekken omdat ze hem anders zouden slaan. Aangever deed zijn broek uit en heeft ongeveer 1 tot anderhalve minuut zo gestaan.
De verdachte zei tegen [medeverdachte] dat hij zijn telefoon weg moest doen en [medeverdachte] zei dat aangever zijn broek weer aan kon doen. Aangever moest weer meelopen. Onderweg naar het huis van aangever gaf [medeverdachte] de telefoon aan aangever terug. Aangever zag dat zijn moeder en twee zussen hun richting op kwamen lopen en vroeg zijn sleutels terug. [medeverdachte] gaf hierop de sleutels terug aan aangever. [2]
[medeverdachte] heeft bij de politie [3] en bij de rechter-commissaris [4] verklaard dat aangever met hen mee moest lopen, dat hij aangever heeft geduwd en geschopt en dat de verdachte aangever heeft geschopt en geslagen en tegen de aangever heeft gezegd dat hij broek uit moest doen hetgeen aangever ook heeft gedaan. Volgens [medeverdachte] heeft de verdachte de sleutels van aangever gepakt en aan hem gegeven en heeft hij, [medeverdachte] , die later in de straat bij het huis van aangever weer aan hem terug gegeven.
[medeverdachte] heeft verder verklaard dat aangever zijn telefoon aan de verdachte heeft gegeven en dat deze hem vervolgens aan hem, [medeverdachte] , heeft gegeven. [medeverdachte] heeft de telefoon, die later is teruggegeven, uitgezet.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij boos was op aangever, en dat er toen een handgemeen begon, waarbij werd geduwd en getrokken.
Hij heeft om de telefoon van aangever gevraagd zodat deze niet weg zou kunnen gaan.
De telefoon is later weer teruggegeven. [5]
De rechtbank komt, gelet op genoemde bewijsmiddelen, tot het oordeel dat de verdachte op 7 oktober 2018 te Rijswijk samen met een ander aangever door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen zijn sleutels af te geven en dat zij de telefoon van aangever hebben weggenomen. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat de telefoon en sleutels tijdens het duwen en trekken uit de broekzak van aangever moeten zijn gevallen acht de rechtbank, gezien bovenstaande, ongeloofwaardig.
De rechtbank acht de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen is opgenomen onder het derde gedachtestreepje, te weten ‘het houden van een mes(je), althans een scherp of puntig voorwerp, in de nabijheid van de keel van [aangever] , althans, het tonen van een mes(je) aan [aangever] , nu de verklaring van aangever dat de verdachte een mesje uit zijn tas pakte en het mes op zijn keel gericht hield geen steun vindt in de overige stukken uit het dossier. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.
Ook feit 2, de openlijke geweldpleging te Rijswijk op 7 oktober 2018 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het derde gedachtestreepje, zoals hiervoor is weergegeven. De rechtbank zal de verdachte voorts vrijspreken van het vijfde gedachtestreepje, te weten het filmen van aangever. Op het desbetreffende filmpje is te horen en te zien dat het filmen direct is gestopt toen aangever zei dat hij dit niet wilde, zodat niet kan worden gezegd dat de verdachte bij het openlijk geweld door het filmen werden opgejut, dan wel dat het filmen daarbij ontremmend heeft gewerkt.
Hoewel de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 tenlastegelegde feiten enige samenhang hebben, loopt de strekking van de strafbepalingen uiteen, nu het beschermd belang van de feiten anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een zodanige samenhang dat kan worden gesproken van één verwijt (eendaadse samenloop), dan wel één wilsbesluit ten aanzien van de opvolgende gedragingen (voortgezette handeling). Er is dan ook sprake van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Er kan worden volstaan met de hieronder vermelde opgaven van bewijsmiddelen [6] , omdat de verdachte dit feit heeft bekend bij de politie en de rechter-commissaris. De raadsvrouw heeft ook geen vrijspraak bepleit.
De bewijsmiddelen houden in:
  • de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 26 oktober 2018;
  • de verklaring van de verdachte van 24 oktober 2018, opgenomen in het proces-verbaal met nummer PL1500-2018271454-33 (p. 184-188);
  • de aangifte van [aangever] , d.d. 15 oktober 2018, opgenomen in het proces-verbaal met nummer PL1500-2018276107-1 (p. 112-114);
  • proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2018, opgenomen in het proces-verbaal met nummer PL1500-2018276107-1 (p. 236).
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweldpleging op 26 juni 2018 te Rijswijk.
De rechtbank overweegt daarbij dat uit het dossier, waarin de inhoud van de filmpjes is beschreven, blijkt dat het filmen op 26 juni 2018 is aan te merken als onderdeel van het gepleegde geweld, nu daarvan een opjuttende of ontremmende werking uitging. Het filmen heeft hierdoor bijgedragen aan de bedreigende en vernederende situatie waarin aangever zich bevond.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank is op grond van de onder paragraaf 3.3 genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De bewezenverklaring staat in bijlage II.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 4 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en tot een werkstraf voor de duur van 40 uren. Ten voordele van de verdachte is bij de strafeis rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is van een dusdanige overschrijding van de redelijke termijn dat het niet langer gerechtvaardigd is om aan de verdachte nog een straf op te leggen. Het na 30 maanden op terechtzitting verantwoording afleggen heeft – aldus de raadsvrouw – al voldoende pedagogisch effect, zeker nu de verdachte ook gedurende al die tijd in schorsende voorwaarden heeft gelopen. De door de officier van justitie geëiste werkstraf is niet passend.
Dat [medeverdachte] langer in voorarrest heeft gezeten, is niet aan de verdachte toe te rekenen. De raadsvrouw bepleit toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, te weten schuldigverklaring van de verdachte zonder oplegging van straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Zij hebben het slachtoffer meerdere malen geschopt en geslagen waardoor het slachtoffer pijn heeft geleden en zijn telefoon en sleutels afhandig zijn gemaakt. De verdachte en zijn mededader hebben geen enkel respect getoond voor de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer en zijn persoonlijke levenssfeer.
De verdachte heeft zich ook samen met een ander dan wel anderen twee maal schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen hetzelfde slachtoffer. Het slachtoffer is in zijn gezicht geslagen en gestompt en ook op meerdere plaatsen op zijn lichaam geslagen en geschopt. De eerste keer is hij daarbij nog extra vernederd omdat hij zijn broek moest uittrekken. De tweede keer is alle geweld bovendien gefilmd.
Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het slachtoffer heeft bij de geweldplegingen een blauw oog, pijn in zijn buik, meerdere blauwe plekken op zijn benen, zwellingen in zijn gezicht en bulten op zijn hoofd opgelopen.
Slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten kunnen bovendien gedurende langere tijd nog de psychische gevolgen daarvan ondervinden. De feiten hebben een enorme impact op het slachtoffer gehad, hetgeen is te lezen in de toelichting op de vordering van de benadeelde partij.
Dergelijke geweldsdelicten, die op openbare weg hebben plaatsgevonden, versterken ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie van 16 maart 2021, eerder (op 14 april en 31 maart 2020) strafbeschikkingen voor rijden zonder rijbewijs heeft gekregen, maar niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en de jeugdreclassering, die zijn opgemaakt over de persoon van de verdachte, waaronder het meest recente rapport van de Raad van 31 maart 2021.
In dit rapport leest de rechtbank dat de verdachte zich gedurende de afgelopen periode goed aan zijn schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat er ook geen nieuwe politiecontacten zijn geweest. De verdachte heeft zich op een positieve manier ingezet voor zijn toekomst.
Er lijken op de diverse leefgebieden geen zorgen te zijn over de verdachte. Verdere begeleiding door de jeugdreclassering is niet aangewezen. Er zijn ook geen doelen meer waaraan gewerkt zou moeten worden. Er wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting is van de zijde van de Raad bevestigd dat de verdachte zijn afspraken goed is nagekomen, positieve vrienden heeft en ook een vriendin, en dat hij een toekomstdoel voor ogen heeft. Een werkstraf kan, ook na zo’n lange tijd toch nog een pedagogisch effect hebben, omdat de verdachte moet beseffen dat hij iets heeft gedaan wat niet mag.
Van de zijde van de jeugdreclassering is aangeven dat de verdachte gedurende de eerste maanden van de begeleiding het vertrouwen van zijn familie heeft moeten terugwinnen en inmiddels veel volwassener is geworden. De verdachte regelt veel zelf en heeft steeds een bijbaantje gehad, onder andere in een ziekenhuis. Zijn ontwikkeling is positief en verdere begeleiding is niet nodig.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hard te hebben moeten werken om het vertrouwen van zijn familie terug te winnen en dit niet nog eens te willen doen. Ook heeft de verdachte verklaard inmiddels full-time bij een call center te werken en op korte termijn naar de open dag voor de opleiding tot retail administratief medewerker te zullen gaan, omdat hij in de toekomst een beroep in de marketing wil uitoefenen.
6.3.3
De strafoplegging
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte passend en geboden is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Immers de eerste handeling richting de verdachte, waaruit hij kon afleiden dat er een strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld, is 23 oktober 2018, de datum van inverzekeringstelling.
Uitgaande van de termijn voor berechting van jeugdigen binnen zestien maanden, is in de onderhavige zaak dus sprake van een overschrijding van veertien maanden.
De rechtbank zal met deze overschrijding rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat de verdachte 4 dagen in voorarrest heeft gezeten, sinds 26 oktober 2018 is geschorst, en zich sindsdien aan schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden.
Gelet op de positieve ontwikkeling van de verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat de verdachte zich gedurende 30 maanden aan schorsende voorwaarden heeft moeten houden, is de rechtbank van oordeel dat toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in dit geval passend en geboden is en dat aan de verdachte thans geen straf meer dient te worden opgelegd.

7.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Namens [aangever] is ten aanzien van feit 3 een vordering tot vergoeding van de geleden schade ingediend voor het bedrag van € 400,00 bestaande uit immateriële schade, kort gezegd smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij. Dat de verdachte heeft aangegeven te willen betalen, is ook een stukje van het pedagogische karakter van de verantwoording ter terechtzitting.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft immateriële schade gevorderd. Op grond van de onderbouwing van de geleden schade kan de rechtbank niet naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van geestelijk letsel. Er zijn geen formulieren van een psycholoog of hulpverlener overgelegd. Wel was er sprake van lichamelijk letsel.
Gelet evenwel op de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, zoals die blijken uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding, en bovendien in aanmerking genomen dat de aard en ernst van de normschending en de in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde in dit geval zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aantasting in de persoon als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Aangever is door de verdachte en zijn mededaders in zijn gezicht geslagen en gestompt en op meerdere plaatsen op zijn lichaam geslagen en geschopt, terwijl dit alles ook nog is gefilmd. Dit heeft een impact op de benadeelde gehad, hetgeen beschreven is in de toelichting op de vordering. Bovendien heeft de benadeelde lichamelijk letsel opgelopen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 400,00 dan ook toewijsbaar en zal de vordering dan ook ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen. De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toekennen vanaf 26 juni 2018 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan.
Dit brengt mee dat de verdachte ook moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat.
Dit betekent dat de verdachte verplicht is een bedrag groot € 400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 juni 2018 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever] .
Omdat de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
9a, 36f, 77a, 77g, 77gg, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van de strafbare feiten.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:

1 eerste cumulatief/alternatief

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer
verenigde personen;

1 tweede cumulatief/alternatief

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;

2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
bepaalt dat aan de verdachte geen straf wordt opgelegd;
heft op het opgeschorte beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van feit 3
wijst de vordering van [aangever]
hoofdelijktoe voor het bedrag van
€ 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 26 juni 2018 tot de dag waarop de vordering is betaald, en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 00,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting om
€ 400,00aan de Staat te betalen,
hoofdelijken vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 26 juni 2018 tot de dag waarop het bedrag is betaald, voor [aangever];
bepaalt de maximale duur van de
gijzelingop
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2021.
Bijlagen:
De tenlastelegging
De bewezenverklaring
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (Paets van Troostwijkstraat en/of park Schoonoord en/of Laan te Blotinghe en/of Rijswijkse bos) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan en/of stompen van [aangever] en/of
- schoppen en/of trappen van [aangever] en/of
- houden van een mes(je), althans een scherp of puntig voorwerp, in de nabijheid van de keel van [aangever]
, althans, het tonen van een mes(je) aan [aangever] en/of
- [aangever] de dreigende woorden toe te voegen dat hij tien euro moet betalen en/of dat hij
zijn telefoon uit moet doen en/of “Geef me je sleutels want als je dat niet geeft dan komen we
gewoon naar binnen en pakken we zelf die tien euro” en/of “Geef me je sleutels anders ga ik je
slaan” en/of dat hij mee moet lopen/komen, althans worden van gelijke dreigende aard en/of
strekking,
en
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (Paets van Troostwijkstraat en/of park Schoonoord en/of Laan te Blotinghe en/of Rijswijkse bos) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan en/of stompen van [aangever] en/of
- schoppen en/of trappen van [aangever] en/of
- houden van een mes(je), althans een scherp of puntig voorwerp, in de nabijheid van de keel van [aangever]
, althans, het tonen van een mes(je) aan [aangever] en/of
- [aangever] de dreigende woorden toe te voegen dat hij tien euro moet betalen en/of dat hij
zijn telefoon uit moet doen en/of “Geef me je sleutels want als je dat niet geeft dan komen we
gewoon naar binnen en pakken we zelf die tien euro” en/of “Geef me je sleutels anders ga ik je
slaan” en/of dat hij mee moet lopen/komen, althans worden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
2.
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage openlijk, te weten Paets van Troostwijkstraat en/of park Schoonoord en/of Laan te Blotinghe en/of Rijswijkse bos, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit het
- slaan en/of stompen van [aangever] en/of
- schoppen en/of trappen van [aangever] en/of
- houden van een mes(je), althans een scherp of puntig voorwerp, in de nabijheid van de keel van die
[aangever] , althans, het tonen van een mes(je) aan [aangever] en/of
- dwingen van [aangever] tot het (deels) uittrekken en/of laten zakken van zijn broek en/of
- filmen van [aangever] .
3.
hij op of omstreeks 26 juni 2018 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk openlijk, te weten Paets van Troostwijkstraat en/of park Schoonoord en/of Laan te Blotinghe en/of Rijswijkse bos, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [aangever] door [aangever]
- te slaan en/of te stompen en/of
- te trappen en/of te schoppen en/of
- te filmen.

Bijlage II: de bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 7 oktober 2018 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg (Paets van Troostwijkstraat en park Schoonoord) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels, toebehorende aan [aangever] , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- slaan en stompen van [aangever] en
- schoppen en/of trappen van [aangever] en
- [aangever] de dreigende woorden toe te voegen dat hij tien euro moet betalen en dat hij
zijn telefoon uit moet doen en “Geef me je sleutels want als je dat niet geeft dan komen we
gewoon naar binnen en pakken we zelf die tien euro” en “Geef me je sleutels anders ga ik je
slaan” en dat hij mee moet lopen/komen,
en
hij op 7 oktober 2018 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg (Paets van Troostwijkstraat en park Schoonoord) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [aangever] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan en stompen van [aangever] en
- schoppen en/of trappen van [aangever] en
- [aangever] de dreigende woorden toe te voegen dat hij tien euro moet betalen en dat hij
zijn telefoon uit moet doen en “Geef me je sleutels want als je dat niet geeft dan komen we
gewoon naar binnen en pakken we zelf die tien euro” en “Geef me je sleutels anders ga ik je
slaan” en dat hij mee moet lopen/komen;
2.
hij op 7 oktober 2018 te Rijswijk openlijk, te weten Paets van Troostwijkstraat en park Schoonoord en Laan te Blotinghe, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , welk geweld bestond uit het
- slaan en stompen van [aangever] en
- schoppen en/of trappen van [aangever] en
- dwingen van [aangever] tot het (deels) uittrekken en laten zakken van zijn broek;
3.
hij op 26 juni 2018 te Rijswijk openlijk, te weten Rijswijkse bos, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [aangever] door [aangever]
- te slaan en te stompen en
- te trappen en/of te schoppen en
- te filmen.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd,
zie de cursievewijziging. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier met het nummer PL1500-2018288785 Z, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 253.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 88-90 en proces-verbaal van bevindingen, p. 236.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 91-92 en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 249-253.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte inbewaringstelling van [medeverdachte] van 26 oktober 2018.
5.Proces verbaal van verhoor minderjarige [verdachte] , p. 170-183 en p. 184-188.
6.Zie: artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering