3.3De beoordeling van de tenlastelegging.
Feiten 1 en 2
[aangever] heeft aangifte gedaan en daarbij verklaard dat hij op 7 oktober 2018 omstreeks 19.30 uur, na het voetballen in sportpark Vredenburgh te Rijswijk, naar de parkeerplaats liep toen hij twee personen op zich af zag komen lopen die hij herkende als [naam] (de rechtbank begrijpt de medeverdachte [medeverdachte] ) en [verdachte] .
[medeverdachte] vroeg aan aangever om mee te lopen. Terwijl hij mee liep sloeg [medeverdachte] hem ongeveer 6 à 7 keer op zijn ribbenkast. Hij ging steeds harder slaan, waardoor het pijn ging doen. Daarna zijn ze naar de tennisbaan gelopen, bij het bos aan de Paets van Troostwijkstraat. [medeverdachte] zei tegen aangever dat deze hem 10 euro moest betalen, omdat aangever dat hem nog verschuldigd was en dat aangever zijn telefoon moest uitzetten en aan hem moest geven, zodat aangever de politie niet kon bellen. Aangever zette zijn telefoon uit en stopte deze in zijn broekzak.
De verdachte pakte de telefoon uit de broekzak van aangever en stopte deze in zijn jaszak.
[medeverdachte] zei: ‘geef me je sleutels, want als je die niet geeft, komen we gewoon naar binnen en pakken zelf die tien euro’ en ‘geef me je sleutels anders ga ik je slaan.’ Daarop gaf aangever de sleutels aan [medeverdachte] , die ze aan de verdachte gaf. Die deed ze in zijn vest.
Vervolgens liepen ze naar het bos. In het bos, bij de Laan te Blotinghe, begonnen de verdachte en [medeverdachte] aangever te duwen. [medeverdachte] sloeg aangever met een gebalde vuist op zijn linker kaak en daarna ook nog een keer met platte hand. [medeverdachte] begon aangever ook heel hard te schoppen, 9 à 10 keer op zijn linker bovenbeen. Dit deed heel erg veel pijn. Aangever moest daarna weer meelopen, anders zou [medeverdachte] hem slaan. Toen zij verder het bos in waren gelopen hoorde de aangever verdachte en [medeverdachte] zeggen dat hij zijn broek uit moest trekken omdat ze hem anders zouden slaan. Aangever deed zijn broek uit en heeft ongeveer 1 tot anderhalve minuut zo gestaan. [medeverdachte] zei tegen de verdachte dat hij zijn telefoon weg moest doen en de verdachte zei dat aangever zijn broek weer aan kon doen. Aangever moest weer meelopen. Onderweg naar het huis van aangever gaf de verdachte de telefoon van aangever terug. Aangever zag dat zijn moeder en twee zussen hun richting op kwamen lopen en vroeg zijn sleutels terug. De verdachte gaf hierop de sleutels terug aan aangever.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangever met hen mee moest lopen, dat [medeverdachte] 10 euro van aangever wilde hebben en dat hij aangever heeft geduwd en geschopt. Ook [medeverdachte] heeft aangever heeft geschopt en geslagen. [medeverdachte] heeft gezegd dat aangever zijn broek uit moest doen, dit heeft aangever ook gedaan. Hij heeft dit gefilmd omdat [medeverdachte] heeft gezegd dat hij dit moest doen, maar is gestopt toen [medeverdachte] zei dat hij de telefoon uit moest zetten. Volgens de verdachte heeft [medeverdachte] de sleutels van aangever gepakt en aan hem gegeven, en heeft hij, de verdachte, deze later in de straat bij het huis van aangever weer aan hem terug gegeven.
De verdachte heeft verder verklaard dat aangever zijn telefoon aan [medeverdachte] heeft gegeven en dat deze hem vervolgens aan hem, de verdachte, heeft gegeven. De verdachte heeft de telefoon, die later is teruggegeven, uitgezet.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij boos was op aangever, en dat er toen een handgemeen begon, waarbij werd geduwd en getrokken. Ook heeft hij verklaard aangever om zijn telefoon te hebben gevraagd.
De rechtbank komt, gelet op genoemde bewijsmiddelen, tot het oordeel dat de verdachte op 7 oktober 2018 te Rijswijk samen met een ander aangever door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen zijn sleutels af te geven en dat zij de telefoon van aangever hebben weggenomen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte geen oogmerk had zich de sleutels en de telefoon van aangever wederrechtelijke toe te eigenen. Deze spullen zijn aangever afhandig gemaakt en daarmee aan zijn feitelijke heerschappij onttrokken, zodat sprake is van een voltooid delict. Dat aangever op een later moment zijn sleutels en telefoon terug heeft gekregen doet daaraan niet af.
De rechtbank acht de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen is opgenomen onder het derde gedachtestreepje te weten: ‘het houden van een mes(je), althans een scherp of puntig voorwerp, in de nabijheid van de keel van [aangever] , althans, het tonen van een mes(je) aan [aangever] ’, nu de verklaring van aangever dat [medeverdachte] een mesje uit zijn tas pakte en het mes op zijn keel gericht hield geen steun vindt in de overige stukken van het dossier. De rechtbank zal de verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.
Ook feit 2, de openlijke geweldpleging te Rijswijk op 7 oktober 2018, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het derde gedachtestreepje, zoals hiervoor is weergegeven. De rechtbank zal de verdachte voorts vrijspreken van het vijfde gedachtestreepje, te weten het filmen van aangever. Op het desbetreffende filmpje is te horen en te zien dat het filmen direct is gestopt toen aangever zei dat hij dit niet wilde, zodat niet kan worden gezegd dat de verdachten bij het openlijk geweld door het filmen werden opgejut, dan wel dat het filmen daarbij ontremmend heeft gewerkt.
Hoewel de onder 1 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 tenlastegelegde feiten enige samenhang hebben, loopt de strekking van de strafbepalingen uiteen, nu het beschermd belang van de feiten anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake is van een zodanige samenhang dat kan worden gesproken van één verwijt (eendaadse samenloop) dan wel één wilsbesluit ten aanzien van opvolgende gedragingen (voortgezette handeling). Er is dan ook sprake van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Er kan worden volstaan met de hieronder vermelde opgaven van bewijsmiddelen, omdat de verdachte dit feit heeft bekend. De verdachte heeft na die verklaring geen andere verklaringen afgelegd die daarmee strijdig zijn. Ook heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De bewijsmiddelen houden in:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 26 oktober 2018 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 15 april 2021;
- de aangifte van [aangever] , d.d. 15 oktober 2018, opgenomen in het proces-verbaal met nummer PL1500-2018276107-1 (p. 112-114);
- proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2018, opgenomen in het proces-verbaal met nummer PL1500-2018276107-1 (p. 236).
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweldpleging op 26 juni 2018 te Rijswijk.
De rechtbank overweegt daarbij dat uit het dossier, waarin de inhoud van de filmpjes is beschreven, blijkt dat het filmen op 26 juni 2018 is aan te merken als onderdeel van het gepleegde geweld nu daarvan een opjuttende of ontremmende werking uitging. Het filmen heeft hierdoor bijgedragen aan de bedreigende en vernederende situatie waarin aangever zich bevond.