ECLI:NL:RBDHA:2021:4628
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening met betrekking tot medische problematiek en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met de stelling dat Frankrijk niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, vooral gezien de medische problematiek en de impact van de coronapandemie.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom de asielaanvraag niet aan Nederland is toevertrouwd. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de situatie in Frankrijk zodanig is dat hij daar een reëel risico op onmenselijke behandeling loopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser toegang had tot de Dublinprocedure in Frankrijk en dat hij daar een woning huurde en werkte. De rechtbank heeft ook de medische situatie van eiser in overweging genomen, maar geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Frankrijk onaanvaardbaar maken.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de staatssecretaris op goede gronden heeft besloten om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en dat het beroep ongegrond is verklaard. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.