In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 april 2021, wordt de zaak behandeld van een Moldavische eiser die schadevergoeding eist wegens onrechtmatige detentie. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring, die op 15 maart 2021 aan eiser was opgelegd, op een verkeerde grondslag berustte vanaf 2 april 2021 en dus onrechtmatig was. De rechtbank kent eiser een schadevergoeding toe van € 600,- voor zes dagen onrechtmatige vrijheidsontneming, berekend op basis van € 100,- per dag. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring op een andere wettelijke grondslag opnieuw kon worden opgelegd, en dat deze maatregel op haar eigen merites moet worden beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de termijn genoemd in artikel 59b, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000 nog niet is verstreken, en oordeelt dat de eerdere maatregel niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de daaropvolgende maatregel. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding in de tweede zaak af, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van effectieve rechtsbescherming en de voorwaarden waaronder detentie kan plaatsvinden.