ECLI:NL:RBDHA:2021:4616
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag, verzoek om proceskostenvergoeding
Op 15 juni 2020 heeft verzoekster, een onbekende persoon, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 14 augustus 2019 voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 30 juni 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 3 september 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarop verzoekster verzet heeft ingesteld. Na een tweede uitspraak op 8 maart 2021, waarin het verzet gegrond werd verklaard, is het onderzoek voortgezet.
Op 14 april 2021 heeft de verweerder een besluit overgelegd waarin de asielaanvraag van verzoekster is ingewilligd. Verzoekster heeft op 19 april 2021 haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoekster te vergoeden tot een bedrag van € 267,-, met de opmerking dat een wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en de proceskosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L. de Vries, griffier, en is openbaar gemaakt.