ECLI:NL:RBDHA:2021:4595

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze zaak heeft eiseres, die in 2001 slachtoffer is geworden van geweld, een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De aanvraag werd door de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven niet in behandeling genomen, omdat deze te laat was ingediend. Eiseres had de aanvraag pas op 20 juni 2019 ingediend, terwijl de wettelijke termijn voor indiening tien jaar na het misdrijf bedraagt. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door psychische problemen niet eerder in staat was om de aanvraag in te dienen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres niet tijdig heeft gehandeld. Tijdens de zitting op 7 april 2021 heeft verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, toegelicht dat er geen medische onderbouwing was voor de psychische blokkade die eiseres claimde. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 7 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, in overweging genomen. Dit artikel stelt dat aanvragen binnen tien jaar na het misdrijf moeten worden ingediend, en dat aanvragen die na deze termijn worden ingediend, alleen in behandeling worden genomen als er een geldige reden is voor de vertraging. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door psychische klachten niet eerder in staat was om de aanvraag in te dienen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de beslissing van verweerder bevestigd. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4773

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren)
en

de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S.R. Bisesser-Chigharoe).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 3 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep is door de rechtbank Rotterdam doorgezonden naar deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
De zitting was op 7 april 2021 via een Skype-verbinding. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over ?
1. Eiseres heeft op 20 juni 2019 een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven aangevraagd. Als reden daarvoor heeft zij opgegeven dat zij in 2001 diverse malen in elkaar geslagen is door de vriend van haar zus. Als gevolg hiervan heeft zij blijvend letsel aan haar voet opgelopen. Daarnaast ondervindt zij van de mishandeling psychische problemen. Zij heeft een Wajong-uitkering en is depressief.
2. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat eiseres de aanvraag te laat heeft ingediend. De wettelijke termijn voor indiening van een aanvraag bedraagt 10 jaar na het misdrijf. Ook heeft eiseres de aanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend als van haar kon worden verlangd. Eiseres had de aanvraag eerder kunnen indienen omdat zij al eerder op de hoogte was van het bestaan van het Schadefonds. Eiseres heeft namelijk vanaf 2013 meerdere aanvragen ingediend.
Wat vinden partijen in beroep ?
3. Eiseres zegt dat zij gedurende een langere periode niet in staat is geweest over voorvallen uit haar jeugd te praten. Daarom kon zij niet eerder een aanvraag indienen. De aanvraag in deze zaak is ingediend vrij kort nadat de psychische blokkades waren weggenomen, rondom 2018. Eiseres is van mening dat verweerder haar aanvraag in behandeling had moeten nemen omdat dat ook met eerdere aanvragen die buiten de tienjaarstermijn waren ingediend, is gebeurd. Omdat verweerder dat nu niet doet, is sprake van willekeur.
4. Verweerder heeft op het beroep gereageerd. Tijdens de zitting heeft verweerder uitgelegd dat er zonder medische of andere onderbouwing niet van kan worden uitgegaan dat er een psychische blokkade was.
Welke regelgeving is van toepassing ?
5. Verweerder heeft artikel 7 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven toegepast. In die bepaling staat dat een verzoek om een uitkering bij het fonds moet worden ingediend binnen tien jaar na de dag waarop het misdrijf is gepleegd. Ook staat in deze bepaling dat een verzoek dat na afloop van de termijn wordt ingediend, toch wordt behandeld als blijkt dat het zo snel als redelijkerwijs kon worden verlangd, is ingediend. In het beleid (de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 juli 2019) is bepaald dat als een aanvraag buiten de wettelijke termijn is ingediend maar het slachtoffer wel op de hoogte is van het bestaan van het Schadefonds (omdat het slachtoffer al eerder een aanvraag voor een ander geweldsmisdrijf heeft ingediend), de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Uitzondering is mogelijk als kan worden onderbouwd dat het slachtoffer door lichamelijke of psychische klachten niet eerder in staat was de aanvraag in te dienen.
Wat is het oordeel van de rechtbank ?
6. De rechtbank stelt eerst vast dat de aanvraag te laat is ingediend. Eiseres heeft zich niet gehouden aan de wettelijke indieningstermijn van tien jaar. De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat eiseres de aanvraag niet zo snel als redelijkerwijs van haar mocht worden gevraagd, heeft ingediend. Daarnaast staat vast dat eiseres gelet op haar eerdere aanvragen op de hoogte is van het Schadefonds. Eiseres heeft de beroepsgrond dat zij vanwege een psychische blokkade en/of een ziekte niet in staat is geweest om eerder over het voorval te praten en hulp van een derde in te schakelen, niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Daarom heeft verweerder de aanvraag terecht niet in behandeling genomen.
7. De beroepsgrond dat sprake is van willekeur slaagt niet. Verweerder heeft op de zitting uitgelegd dat een eerdere aanvraag per ongeluk inhoudelijk kan zijn beoordeeld. Dit betekent echter niet dat dit nogmaals moet gebeuren.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.