6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van medewerkers van een advocatenkantoor. Dit is een ernstig feit dat een grote impact heeftgehad op de slachtoffers en hun gevoelens van veiligheid. Dat blijkt ook uit de verklaringen van de slachtoffers. Zij verklaren erg bang en extra op hun hoede te zijn geweest na de bedreiging door de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de belediging van een politieagent. De door hem geuite woorden zijn beledigend en kwetsend. Dit getuigt van een onaanvaardbaar gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van de verdachte van 25 maart 2021. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij al meerdere keren is veroordeeld voor bedreiging en belediging.
Pro Justitia dubbelrapportage
De verdachte is, na een bevel daartoe van de rechter-commissaris, van 12 november 2020 tot 30 december 2020 ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) en onderzocht door een multidisciplinair team. Dit heeft geresulteerd in een Pro Justitia rapportage, uitgebracht op 19 februari 2021 (hierna: het rapport) en ondertekend door de onderzoekers: H.T.J. Boerboom (psychiater) en F.H.A. Berkelbach van der Sprenkel (GZ-psycholoog). De rechtbank heeft kennisgenomen van dit rapport.
Uit het rapport blijkt dat de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Hierdoor hebben geen somatisch, testpsychologisch -en psychomotorisch onderzoek plaatsgevonden. Ook heeft hij geen machtigingen verleend voor het opvragen van medische en psychologische informatie. Desalniettemin werd door observatie, gesprekken en collaterale informatie een redelijk beeld verkregen van zijn functioneren, aldus de rapporteurs. De onderzoekers hebben de informatie voor hun rapport gehaald uit het beperkt aantal gesprekken met de verdachte, de in het rapport genoemde beschikbare stukken, het milieuonderzoek en de groepsobservatie.
Stoornis
Gezien het consistent beschreven beloop van gedrag en symptomen door de jaren heen kan
classificerend gesteld worden dat er bij betrokkene sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waar op latere leeftijd psychose bij gekomen is, waarschijnlijk in het kader van schizofrenie. Over het gebruik van middelen is maar beperkt informatie beschikbaar, zodat een mogelijk verband met agressie en/of psychose onduidelijk blijft. Er lijkt echter geen sprake van een duidelijk patroon van middelengebruik. Een stoornis in middelengebruik kan zodoende niet vastgesteld maar ook niet uitgesloten worden.
Toerekeningsvatbaarheid
Bij de verdachte is een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. In de laatste jaren vertoont de verdachte daarnaast toenemend ernstig disfunctioneel en bevreemdend gedrag dat naar alle waarschijnlijkheid voortkomt uit psychose. Dat de verdachte tijdens het plegen van de feiten een psychotische motivatie had is niet vast komen te staan. Het disfunctionele gedrag van de verdachte tijdens het plegen van de feiten past wel binnen het gedragspatroon vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis. De daarbij horende emotieregulatie-, agressieregulatie- en frustratietolerantieproblematiek en het disfunctionele karakter ervan passen daarnaast ook bij de schizofrenie, waardoorde onderzoekers adviseren de verdachte zijn handelen in verminderde mate toe te rekenen.
Recidiverisico en behandelmogelijkheden
Het risico op geweldsrecidive is volgens de onderzoekers hoog als de verdachte geen externe structuur, medicatie en behandeling krijgt. Wanneer de verdachte meer vrijheden krijgt, valt hij terug in zijn oude gedrag, pleegt hij geweldsdelicten en blijkt hij niet in staat om zijn leven zelfstandig vorm te geven. Het is daarom volgens de onderzoekers noodzakelijk dat de verdachte een strikt kader heeft. Ook is het belangrijk dat wordt onderzocht welke medicatie het meest passend is, omdat dit een positieve invloed kan hebben op de verdere psychologische behandelonderdelen.
In het verleden zijn twee pogingen van de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders (hierna: ISD) mislukt, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden hield. Ook in het penitentiair psychiatrisch centrum vertoonde de verdachte ernstige gedragsproblemen door onder andere het personeel te bedreigen en beledigen. Op grond van de voorgeschiedenis, het hoge recidiverisico, de stoornissen van de verdachte, het gebrek aan ziektebesef en -inzicht en het feit dat de verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is om medicatie te nemen, hetgeen noodzakelijk is als TBS met voorwaarden zou worden overwogen, adviseren de onderzoekers om aan de verdachte TBS met dwangverpleging op te leggen.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en acht de conclusies van de onderzoekers duidelijk en goed onderbouwd. De deskundigen hebben ondanks het gebrek aan medewerking van de verdachte helder gemotiveerd hoe zij tot hun conclusies zijn gekomen. De rechtbank neemt de conclusies daarom over en legt deze conclusies mede aan haar oordeel ten grondslag.
Gelet op de inhoud van het rapport, de bewezenverklaarde bedreiging en het strafblad van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen en dat behandeling van zijn stoornis noodzakelijk en vereist is om herhaling van ernstige geweldsdelicten te voorkomen. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord om de verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren.
Dit alles maakt dat de rechtbank de maatregel van TBS aan de verdachte zal opleggen.
De rechtbank overweegt daartoe dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan. Bedreiging is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en tijdens het begaan van het feit bestond bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Verder is de rechtbank op grond van de conclusies van de onderzoekers van oordeel dat de verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en dat behandeling van zijn stoornis noodzakelijk en vereist is om een herhaling van soortgelijke of ernstigere geweldsdelicten te voorkomen.
Anders dan de advocaat, ziet de rechtbank geen ruimte voor een TBS met voorwaarden. De verdachte heeft vanaf het begin geweigerd mee te werken aan de onderzoeken en uit het rapport blijkt dat hij niet intrinsiek gemotiveerd is om medicatie te nemen. Bovendien heeft de verdachte in het verleden tot twee keer toe niet meegewerkt aan de voorwaarden in het kader van een ISD-maatregel. De rechtbank acht dwangverpleging daarom noodzakelijk.
Duur van de maatregel
Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de TBS is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechter moet in dit kader alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen en kan daarbij onder meer betrekken of de bedreiging werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde dan wel op enigerlei (andere) wijze werd ondersteund, alsmede of destijds aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke bedreiging geen sprake geweest. De bedreiging is niet met niet-verbaal agressief gedrag gepaard gegaan. De verdachte heeft de slachtoffers van de bedreiging weliswaar angst aangejaagd, maar dat deze daadwerkelijk zou worden uitgevoerd is niet aannemelijk geworden De bewezenverklaarde feiten zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan te merken als misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De aan de verdachte op te leggen TBS is daarom beperkt tot de maximale periode van vier jaren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdachte naast de TBS met dwangverpleging nog een straf op te leggen. Gelet hierop zal de rechtbank ten aanzien van de onder 2 bewezenverklaarde belediging, voor welk feit geen TBS opgelegd kan worden, toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte voor dit feit geen straf of maatregel opleggen.