ECLI:NL:RBDHA:2021:4559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
NL20.13757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van bekering tot het christendom in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Afghaanse nationaliteit, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser heeft gesteld dat hij is bekeerd tot het christendom en dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een risico loopt vanwege een fatwa die tegen hem is uitgevaardigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser's bekering niet geloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de verklaringen van eiser over zijn bekering en de bijbehorende documenten niet voldoende heeft gewogen. Eiser heeft verschillende stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn bekering, waaronder brieven van kerkleden en rapporten van derden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit van verweerder vernietigd moet worden wegens onvoldoende motivering en heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser toegewezen, vastgesteld op € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13757

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.T.C. Rebergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld op de zitting van 2 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Afghaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1998. Hij heeft eerder op 24 oktober 2015 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 14 maart 2017 afgewezen. Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 november 2017 [1] staat dit besluit in rechte vast.
2. Op 12 juni 2019 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Eiser brengt allereerst naar voren dat hij is bekeerd tot het christendom. Daarnaast stelt eiser dat hij een risico loopt bij terugkeer naar Afghanistan in verband met een fatwa die tegen hem is (of zal worden) uitgevaardigd. Verder stelt hij dat de situatie in Afghanistan is verslechterd, met name voor Hazara’s in Baghlan.
2.1.
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn bekering onder meer de volgende stukken in het geding gebracht:
  • Een brief van Peter Scheele van 5 december 2018 over de bijbellessen die hij aan eiser heeft gegeven;
  • Een brief van drs. Rolf Pellenboer, jongerenwerker, en dr. Daniël Timmerman, predikant van de Nederlands Gereformeerde Emmaüskerk te Eindhoven en universitair docent aan de Theologische Universiteit Kampen, van
29 januari 2019;
- Een brief van Joost Derks van de Jeugdgroep LEF en de Alpha Cursus van
8 februari 2019;
  • Een brief van de Protestantse kerk in Wassenaar van 15 februari 2019;
  • Een kopie van de doopkaart van eiser;
  • Een petitie van ongeveer 275 kerkgenoten die bevestigen dat eiser christen is;
  • Een brief van dr. Timmerman van 27 mei 2020;
  • Een brief van drs. Pellenboer van 27 mei 2020;
  • Een verslag en verklaring van Anouk Willemsen-Habanakeh van Vluchtelingen in de Knel van 29 juni 2020;
  • Een verslag van ds. G. de Fijter en ds. J.D.W. Eerbeek, opgesteld op verzoek van de Commissie Plaisier van 1 juli 2020 (verslag van de Commissie Plaisier)
  • Een rapport van Stichting Gave, opgesteld door A. Koetsier LL.B van
22 juli 2020 (rapport van de Stichting Gave), met een aantal algemene rapporten als bijlagen.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat hij eisers bekering niet geloofwaardig acht. Daarnaast acht verweerder het niet geloofwaardig dat er een fatwa tegen eiser is uitgevaardigd en dat een vreedzame uitweg uit het conflict tussen eiser en de moellah in Afghanistan onmogelijk is geweest of zal zijn. Om die redenen is eiser volgens verweerder geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser bij terugkeer naar Afghanistan geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Bekering tot het christendom
4. Bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de bekering van eiser heeft verweerder Werkinstructie 2019/18 als uitgangspunt genomen. Verweerder toetst of aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Om de geloofwaardigheid van een bekering in het kader van een asielaanvraag te kunnen toetsen richt verweerder zich op drie elementen, te weten: (i) de motieven voor en het proces van bekering, (ii) de kennis van het nieuwe geloof en (iii) de activiteiten, zoals bezoeken aan religieuze bijeenkomsten die een persoon onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen. De verklaringen van de vreemdeling over deze drie elementen moeten steeds bezien worden in hun onderlinge samenhang, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling en door hem verstrekte gegevens in de eventuele eerdere procedures. Dit betekent dat verweerder een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maakt, waarin alle informatie uit het dossier wordt betrokken en waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. Primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling maar ook andere informatie in het dossier (zoals verklaringen van derde partijen) wordt betrokken.
4.1.
De rechtbank zal hierna de standpunten over de drie elementen bespreken.
(i) de motieven voor en het proces van bekering
5. Eiser heeft, kort samengevat, verklaard dat hij in Afghanistan als moslim opgroeide. Daar was geen ruimte voor andersdenkenden en eiser twijfelde dan ook niet aan de islam, hoewel hij wel kleine vragen had. Zijn geloof ging echter niet diep en toen hij koranlessen moest volgen in plaats van Engelse les gooide hij uit boosheid een koran naar de moellah. Dit was volgens hem ook de reden voor zijn vlucht. Na aankomst in Nederland bleef hij aanvankelijk tot Allah bidden, maar in de winter van 2015-2016 bezocht hij activiteiten van een inloophuis in Wassenaar. Hij wist niet dat deze activiteiten vanuit de kerk werden georganiseerd en schrok toen hij dat ontdekte. Het verbaasde hem echter wel dat christenen dergelijke activiteiten organiseerden, ook voor andersgelovigen, zonder te proberen mensen te bekeren. Niemand vroeg aan hem of hij christen was en dat hij moslim was maakte ook niets uit. Dit kwam niet overeen met het beeld van christenen zoals hij dat in Afghanistan had geleerd. Later, toen hij in Alphen aan de Rijn verbleef, werd hij door een paar Afghanen en Iraniërs gevraagd mee te gaan naar een nieuwjaarsfeest. Pas toen even om stilte werd gevraagd en bleek dat die avond iemand werd gedoopt besefte hij dat het een kerk was. Op dat moment wilde hij nog geen bijbel aannemen omdat hij moslim was, maar wel begonnen de twijfels bij hem omdat hij kennis maakte met de manier van het aanbidden van God bij de christenen en de verschillen zag tussen de islam en het christendom. Nog weer later ging hij met een vrijwilligster op excursie naar Goes en bezocht onder meer een kerk. Het viel hem op dat er geen afgoden waren afgebeeld, zoals hem in Afghanistan was verteld. Ook hierdoor wijzigde zijn beeld van christenen. Nadat hij 2018 uitgeprocedeerd was en op straat kwam te staan bad hij tevergeefs tot Allah voor hulp. Hij ging ook bij moskeeën langs voor onderdak, maar kreeg dat niet. Toen zei iemand hem te bidden tot Jezus, en hoewel hij het nut daarvan niet inzag deed hij het en kort daarna kreeg hij via de Stichting Vluchtelingen in de Knel onderdak in een huis bij christelijke jongens. Met hen ging hij vervolgens naar de kerk en daar werd hij met open armen ontvangen. Volgens eiser waren de mensen heel goed voor hem in tegenstelling tot de mensen in de moskee. Uiteindelijk is eiser zich gaan verdiepen in het christendom en heeft hij zich bekeerd.
5.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser hiermee onvoldoende inzicht heeft gegeven in de motieven voor en het proces van bekering. Hij heeft allereerst tegengeworpen dat eiser in Afghanistan geen twijfels had over zijn geloof, slechts enkele ‘kleine vragen’. Ook in Nederland heeft hij nog gebeden tot Allah. Dat hij vervolgens meer vrijheid had om onderzoek te doen naar het christendom en zag dat ‘het anders kon’, maakt volgens verweerder niet per definitie dat hij vervolgens afstand doet van zijn geloof, dat ook het geloof is van zijn familie en de gemeenschap in Afghanistan.
5.1.1.
Zoals ook door eiser naar voren gebracht valt echter niet zonder meer in te zien waarom het vreemd is dat een jongere die opgroeit in een islamitisch land als Afghanistan, op dat moment nog geen neiging vertoont om zich te bekeren tot een ander geloof. Eiser heeft er daarbij ook terecht op gewezen dat verweerder gelooft dat hij in Afghanistan al een koran naar een moellah heeft gegooid omdat hij geen koranles wilde volgen en meer geïnteresseerd was in Engels. Dit duidt niet op een diepgeworteld islamitisch geloof. De omstandigheid dat eiser niet al in Afghanistan afstand heeft genomen van zijn geloof is op zichzelf genomen dan ook geen grond om zijn latere bekering in Nederland niet geloofwaardig te achten.
5.2.
Vervolgens heeft verweerder weliswaar gesteld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in het proces van bekering in Nederland maar heeft niet toegelicht wat dan meer verwacht mocht worden. Eiser heeft immers een uitvoerige tijdlijn van dat proces geschetst. Wel heeft verweerder eiser concreet tegengeworpen dat het eerste contact met het christendom niet uit interesse was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter niet gemotiveerd waarom dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de bekering van eiser. Eiser heeft inderdaad verklaard dat zijn eerste aanraking met het christendom bestond uit het deelnemen aan activiteiten, zonder dat hij wist dat deze vanuit een kerk werden georganiseerd. Eiser dacht dat hij bij een centrum was waar mensen geholpen werden en hij computerspelletjes kon spelen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een verklaring van het Inloophuis van de protestantse kerk in Wassenaar overgelegd. Hij heeft pas later van de jongens van de opvang te horen gekregen dat hij naar een kerk ging. Eiser was hierover verbaasd omdat hij het vreemd vond dat mensen naar een kerk konden gaan voor dat soort activiteiten. Dit zorgde volgens eiser ervoor dat zijn denkwijze over de christenen, die gebaseerd was op wat hij in Afghanistan had geleerd, veranderde. Wat ongeloofwaardig is aan dit relaas heeft verweerder niet onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat het verrassender zou zijn als een moslim uit Afghanistan vanuit het niets ineens zou besluiten een kerkdienst te bezoeken.
5.2.1
In dit verband is ook van belang dat de Stichting Gave er in haar rapport op heeft gewezen dat positieve ervaringen met christenen een alleszins erkende reden kunnen zijn waardoor een (ex-)moslim interesse kan krijgen in het christelijk geloof. Dit is op zichzelf door verweerder ook niet betwist. Uit het relaas van eiser volgt dat hij meermalen positieve ervaringen met christenen heeft gehad, die ook afweken van het beeld dat hem in Afghanistan werd voorgespiegeld. Als gevolg daarvan zou hij steeds meer interesse in het christendom hebben gekregen. Gelet op deze verklaringen en het rapport van de Stichting Gave had verweerder dit aspect bij zijn beoordeling moeten betrekken. Dat heeft hij echter onvoldoende kenbaar gedaan.
5.3.
Verweerder heeft eiser verder concreet tegengeworpen dat hij ‘zomaar’ tot Jezus Christus is gaan bidden. Daarnaast volgt verweerder eiser niet in zijn verklaring dat (onder meer) de zoektocht naar en het vinden van onderdak ertoe heeft geleid dat hij afstand deed van de islam en zich bekeerde.
5.3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook dit standpunt niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de verklaringen van eiser hierover tijdens het opvolgende gehoor. Eiser heeft onder meer verklaard dat hij op zoek was naar onderdak nadat zijn asielaanvraag was afgewezen waardoor hij geen recht meer had op opvang. Hij heeft tevergeefs tot Allah gebeden en bij meerdere organisaties en moskeeën om hulp gevraagd. Eiser heeft op aanraden van en samen met [naam vriend] (een jongen die hij kent en die ook naar de kerk gaat) tot Jezus gebeden. Volgens eiser is zijn gebed tot Jezus Christus gehoord omdat hij later werd gebeld met de mededeling dat er een onderkomen voor hem was gevonden. Eiser heeft deze gebeurtenis aan Jezus Christus gerelateerd omdat hij al heel vaak had gebeden op islamitische wijze, maar die gebeden nooit waren gehoord. Verder in aanmerking genomen dat eiser al positieve ervaringen met christenen heeft gehad, heeft verweerder dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom hij het vreemd vindt dat eiser tot Jezus Christus heeft gebeden en waarom het vreemd is dat eiser het krijgen van opvang aan dit gebed heeft gerelateerd. Deze concrete tegenwerpingen heeft verweerder dus onvoldoende onderbouwd.
5.4.
Meer algemeen heeft verweerder eiser tegengeworpen dat hij onvoldoende heeft onderbouwd waarom de islam voor hem niet meer voldeed en het christendom wel. Volgens verweerder is eiser enkel in de kennis van het geloof blijven steken en heeft hij geen persoonlijk en authentiek verhaal over zijn bekering verteld. Volgens verweerder geven de verklaringen van eiser geen inzicht hoe de afvalligheid precies tot stand is gekomen. Eiser vergelijkt enkel de twee religies en verklaart dat deze vergelijking voor hem de conclusie gaf dat de islam niet meer voldeed. Het proces van bekering komt hierin niet naar voren. Eiser heeft daarnaast niet overtuigend verklaard hoe de kennis van het geloof van toepassing is op zijn persoonlijke leven.
5.4.1.
Met betrekking tot de tegenwerping dat eiser in de kennis van het geloof is blijven steken, is van belang dat dominee Timmerman al in een brief van 27 mei 2020 heeft geschreven dat mensen op heel verschillende manieren hun geloof kunnen verwoorden. De één doet dit meer vanuit de emotie, de andere meer vanuit de ratio of vanuit een persoonlijke biografie, dan wel op een beschouwende manier. Timmerman herkent vooral het laatste type bij eiser. Volgens Timmerman is bij eiser het geloof primair verbonden met kennis van en reflectie op de inhoud van een geloofstraditie. Dat ziet Timmerman terugkomen in de behoorlijk heldere en consistente manier waarop eiser in het gesprek met verweerder de christelijke visie op bijvoorbeeld de persoon en het werk van Jezus, de betekenis van de doop en het gebed heeft verwoord.
Het voorgaande is ook door de Commissie Plaisier bevestigd. Deze merkt in haar verslag op dat zij tijdens het gesprek met eiser bij hem de neiging hebben waargenomen om vooral het kennisaspect van het geloof heel expliciet naar voren te brengen. Dit kan een beeld geven van weinig innerlijke emotionele worsteling. Dat bij eiser het kennisaspect domineert in de gesprekken en in zijn communicatie, is volgens de Commissie Plaisier begrijpelijk gezien zijn voortraject in de kerk van Eindhoven en zijn persoonlijke cultureel levensbeschouwelijke achtergrond. De Commissie Plaisier baseert zijn standpunt op verslagen van de kerk waaruit blijkt dat in het voortraject veel aandacht is besteed aan kennisontwikkeling, wat in de traditie van de Emmaüs kerk zit. De Commissie Plaisier wijst erop dat velen in de protestante kerken zijn opgegroeid met een sterk accent op de geloofskennis. Verder kan volgens de Commissie Plaisier ook de religieuze en culturele achtergrond van eiser in de islam een rol spelen. In de islam is namelijk ook een sterk accent op de overgeleverde waarheid in de traditie en wordt over het algemeen geloofskennis minder reflexief opgenomen dan velen nu in Nederland gewend zijn te doen.
5.4.2.
Hiermee hebben dr. Timmerman en de Commissie Plaisier een verklaring gegeven voor de constatering van verweerder dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag met name vanuit de ratio en zijn kennis spreekt over zijn geloofsbeweging en in mindere mate vanuit zijn emotie. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in de besluitvorming onvoldoende op deze verklaring ingegaan, zodat het besluit ook in zoverre onvoldoende is gemotiveerd. Daarbij hebben de heer Pellenboer en de Stichting Gave er terecht op gewezen dat eiser op verschillende momenten tijdens het nader gehoor emotioneel is geworden. Er is echter niet gevraagd naar de redenen voor die emotie. Zoals ook de Stichting Gave heeft opgemerkt heeft de Commissie Plaisier dit tijdens het geloofsgesprek met eiser wél gedaan. Daarop heeft eiser wel, indringend, over zijn gevoelens verklaard. Dit is ook van belang voor de tegenwerping dat eiser niet heeft kunnen verklaren waarom de islam persoonlijk niet voor hem voldeed. Zeker in samenhang met het persoonlijke relaas over het ontstaan van zijn interesse in het christendom, dient verweerder nader te motiveren wat nog meer van eiser wordt verlangd.
5.4.3.
Met betrekking tot de tegenwerping dat eiser zijn bekering vooral onderbouwt met een vergelijking tussen de islam en het christendom, merkt de rechtbank op dat niet zonder meer duidelijk is waarom dit geen onderbouwing zou kunnen vormen. In dit verband verwijst de rechtbank onder meer naar het rapport van de Stichting Gave waarin dit standpunt van verweerder uitgebreid is weerlegd. Eiser heeft tijdens het gehoor toegelicht waar zijn persoonlijk onderzoek naar beide religies hem heeft gebracht, wat hij heeft ontdekt en hoe het ontdekken van al deze verschillen uiteindelijk hebben geleid tot zijn geloofsafval van de islam. Zoals ook de Stichting Gave opmerkt getuigt dit van een overwogen en bewuste keuze, waarbij eiser niet van de ene op de andere dag vanuit het niets heeft gedacht om zich te bekeren. Eiser maakt juist door het benoemen van de verschillen die hem zijn opgevallen inzichtelijk waarom de islam voor hem niet langer voldeed. Het lag daarom op de weg van verweerder om op dit punt inhoudelijk op het rapport van Stichting Gave te reageren. Verweerder heeft dit niet gedaan en heeft op zitting slechts herhaald dat eiser niet een authentiek en persoonlijk verhaal over zijn bekering tot het christendom heeft verteld.
5.5.
Ten slotte heeft verweerder nog tegengeworpen dat uit de summiere verklaring van eiser niet blijkt hoe hij een weloverwogen keuze heeft gemaakt met betrekking tot zijn afvalligheid. Hij zou slechts hebben verklaard dat zijn familie het hem enorm kwalijk zou nemen terwijl een bekering volgens verweerder enorme persoonlijke gevolgen met zich zal brengen, zowel binnen zijn familie als in de Afghaanse maatschappij. Zoals door eiser terecht opgemerkt heeft hij echter niet alleen verklaard dat zijn familie het hem kwalijk zou nemen. Hij heeft ook verklaard dat het heel gevaarlijk zou uitpakken als hij ontdekt wordt, maar dat hij kracht krijgt van de heilige geest die hem voorziet van zijn wijsheid en hem de kracht geeft om door te gaan. [2] Ook heeft hij verklaard dat Jezus Christus zegt dat je een kaars niet aansteekt om deze vervolgens te bedekken. Je zet hem op een standaard zodat iedereen van het licht kan genieten. Als men in Afghanistan echter ontdekt dat hij bekeerd is, is dat zijn doodvonnis, terwijl hij Jezus Christus zou verraden als hij zich zou gedragen als een moslim. Nu verweerder de verklaringen van eiser te beperkt heeft weergegeven is het besluit ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
5.6.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat verweerder zijn standpunt over de eisers motieven voor en het proces van bekering onvoldoende heeft gemotiveerd.
(ii) de kennis van het nieuwe geloof
6. Met betrekking tot het tweede onderdeel van de beoordeling, de kennis van het nieuwe geloof, heeft verweerder in het voornemen al overwogen dat eiser enige kennis van het christendom heeft. Naar de rechtbank begrijpt vloeit deze formulering voort uit Werkinstructie 2019/18, paragraaf 3.3. waarin staat dat verwacht mag worden “dat de vreemdeling enige kennis heeft van zijn nieuwe religie”. Verweerder heeft de betogen van de heren Pellenboer, Timmerman en Scheele, de Commissie Plaisier en de Stichting Gave, dat eiser niet slechts enige, maar juist veel kennis van het christendom heeft, ook niet weersproken.
(iii) de activiteiten binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen.
7. Met betrekking tot het derde onderdeel van de beoordeling, de activiteiten die eiser onderneemt binnen de nieuwe geloofsovertuiging en het effect van de veranderingen, stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat eiser al sinds maart 2018 bijbellessen krijgt van de heer Scheele, en kerkdiensten volgt. Hij gaat naar bijeenkomsten van een jeugdgroep genaamd LEF, volgt een Alphacursus en is (een of meer keer) naar een driedaags jeugdkamp van de kerk geweest. Verder verzorgt hij de tuin van de kerk en fungeert hij als gastheer bij diensten. Dat eiser als kerklid en voor zijn inzet binnen de kerk wordt gewaardeerd blijkt ook uit de overgelegde petitie van ongeveer 275 kerkgenoten en de aanwezigheid van een tiental kerkleden tijdens de zitting. Verweerder betwist dan ook niet dat betrokkene actief is binnen de Nederlands Gereformeerde Emmaüskerk in Eindhoven.
7.1.
Verder heeft eiser verklaard dat hij sinds zijn bekering het gevoel heeft dat hij verlost is van zijn zonden, aan een nieuw leven is begonnen en niet meer gaat liegen, niemand benadeelt, zijn best doet om God te behagen, vrouwen als gelijkwaardig beschouwt, geen dieren mishandelt, vergevingsgezind is en niet oordeelt. [3] Verweerder betwist niet dat daarmee sprake is van veranderingen, maar stelt dat niet duidelijk is hoe dit proces is verlopen en hoe deze veranderingen voortkomen uit een diepgewortelde innerlijke overtuiging ten aanzien van het christelijke geloof. Verweerder wijst erop dat ook niet-christenen in staat zijn te veranderen.
7.1.1.
Zoals terecht in het rapport van de Stichting Gave is opgemerkt, heeft eiser echter verklaard dat deze dingen voor hem persoonlijk belangrijk zijn omdat hij zich moet houden aan wat Jezus Christus heeft gezegd omdat hij zoveel liefde heeft getoond en omdat hij zichzelf heeft geofferd. Daarmee heeft hij een verband gelegd tussen deze veranderingen en zijn bekering. Het lag dan ook op de weg van verweerder om hier gemotiveerd op in te gaan.
Rapporten van derden
8. Ten slotte is in deze zaak van belang dat namens eiser een groot aantal brieven, verslagen, rapporten en steunbetuigingen is ingebracht. Een aantal van de opstellers daarvan, zoals predikant Timmerman, jongerenwerker Pellenboer, bijbellesdocent Scheele en andere leden van de kerk waren ook op de zitting aanwezig om hun verklaringen toe te lichten. Verweerder heeft deze ingebrachte verslagen, rapporten en brieven alsmede de steunbetuigingen van onvoldoende gewicht geacht. Volgens verweerder wordt aan dergelijke oordelen van derden pas waarde gehecht als sprake is van twijfel. Volgens verweerder was van twijfel over de (niet-) oprechtheid van de bekering van eiser in dit geval geen sprake.
8.1.
De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet en is van oordeel dat verweerder ten onrechte de verklaringen van derden niet bij de beoordeling heeft betrokken. Ten eerste is daartoe van belang dat hij zijn besluit, en daarmee zijn standpunt dat geen sprake is van twijfel, op meerdere punten onjuist of onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarbij wijst de rechtbank erop dat het wellicht primair aan eiser is om aan de hand van zijn verklaringen zijn bekering aannemelijk te maken, maar dat verweerder deze verklaringen van derden niet zonder meer terzijde heeft kunnen schuiven. Het zijn zogenaamde “externe geloofwaardigheidsindicatoren” en deze moeten op grond van WI 2019/18 bij de beoordeling van de geloofwaardigheid worden betrokken, waarbij de verklaringen van eiser ook dienen te worden vergeleken met die van de overgelegde verklaringen van kerkgenoten. Als de verklaringen van derden volgens verweerder geen nieuwe inzichten bieden en/of enkel een andere weging geven van de verklaringen die eiser tegenover verweerder heeft afgelegd, dient verweerder te motiveren om welke reden deze verklaringen geen nieuwe inzichten bieden en/of niet van toegevoegde waarde zijn, zo volgt uit paragraaf 4.1.4 van de WI 2019/18.
Conclusie
9. Gelet op wat onder 4. tot en met 8.1 is overwogen, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht omdat het onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank ziet vanwege de aard van het geconstateerde gebrek geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het is immers aan verweerder om een nadere weging te maken als bedoeld in WI 2019/18. Die weging kan er ook toe leiden dat verweerder tot het oordeel komt dat de bekering geloofwaardig is. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9.1.
Nu het beroep reeds hierom gegrond is, behoeven de gronden ten aanzien van uitgevaardigde Fatwa en de situatie van Hazara’s in Afghanistan geen bespreking.
9.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 534,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.V.D.P. Martina, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer: 201708156/1/V2.
2.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 20.
3.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 19-20.