ECLI:NL:RBDHA:2021:4491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
C/09/580524 / FA RK 19-6922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezagsuitoefening, hoofdverblijfplaats en kinderalimentatie van minderjarige [voornaam minderjarige 2]

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 29 april 2021, wordt een verzoek behandeld van de vader, [Y], met betrekking tot de gezagsuitoefening, de hoofdverblijfplaats en de kinderalimentatie van zijn minderjarige kind, [voornaam minderjarige 2]. De moeder, [X], heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vader. De rechtbank heeft eerder al beslissingen genomen in deze zaak, waarbij de verzoeken met betrekking tot de minderjarige kinderen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] waren aangehouden. De vader heeft in zijn verzoeken onder andere gevraagd om de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] te wijzigen naar hem en om de kinderalimentatie te herzien.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 april 2021, waarbij beide ouders en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad heeft een onderzoek uitgevoerd naar de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige 2] en heeft geen ernstige zorgen geuit over zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de huidige situatie onveilig is voor [voornaam minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen, maar dat dit niet leidt tot een situatie waarin [voornaam minderjarige 2] klem raakt.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader om ondertoezichtstelling en wijziging van de kinderalimentatie afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] en dat de huidige zorgregeling in zijn belang is. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. H.M. Boone en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank [woonplaats 3]
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-6922
Zaaknummer: C/09/580524
Datum beschikking: 29 april 2021

Gezagsuitoefening, hoofdverblijf en kinderalimentatie

Beschikking op het op 23 september 2019 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.M. Wigman te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. D.J.B. Bosscher te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer.

Procedure

Bij beschikking van 7 augustus 2020 van deze rechtbank heeft de rechtbank eindbeslissingen genomen ten aanzien van de verzoeken met betrekking tot [voornaam minderjarige 1] en de verzoeken met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] aangehouden.
Bij tussenbeschikking van deze rechtbank van 1 maart 2021 is bepaald dat de mondelinge behandeling van de zaak ten aanzien van de verzoeken van de vader met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] zal worden voortgezet op donderdag 1 april 2021 om 09.00 uur.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- de brief van 29 maart 2021 namens de vader.
De minderjarige [voornaam minderjarige 2] heeft zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek.
Op 1 april 2021 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de heer [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De moeder heeft de door haar ter zitting voorgelezen tekst overgelegd.

Verzoek en verweer

Ter beoordeling aan de rechtbank liggen nog voor de volgende verzoeken van de vader met betrekking tot:
de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] ;
de kinderalimentatie voor [voornaam minderjarige 2] ;
ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] .
Tevens heeft de vader bij zijn brief van 29 maart 2021 aanvullend nog verzocht:
  • indien het verzoek omtrent de wijziging van de hoofdverblijfplaats wordt afgewezen, te bepalen dat (ten aanzien van de reguliere zorgregeling) [voornaam minderjarige 2] elk weekend bij de vader zal zijn;
  • te bepalen dat er een NIFP onderzoek zal plaatsvinden, met bepaling dat de vader en de moeder daar hun medewerking aan dienen te verlenen.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover van belang – zal worden besproken. De moeder heeft zelfstandig verzocht haar met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige 2] te belasten.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Gezag, hoofdverblijfplaats en zorgregeling [voornaam minderjarige 2]
De moeder heeft verzocht haar met het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige 2] te belasten. Zij stelt daartoe dat de vader haar rol als moeder niet respecteert en zijn ouderlijk gezag al meermaals heeft misbruikt. Zij stelt voorts dat de relatie tussen de ouders al twaalf jaar slecht is en in de afgelopen twee jaar volledig is ontspoord. Het belang van [voornaam minderjarige 2] is dat er een praktische oplossing is zodat besluiten genomen kunnen worden in de laatste jaren dat [voornaam minderjarige 2] minderjarig is.
De vader heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] wordt gewijzigd naar de vader en indien dit niet wordt toegewezen, dat de zorgregeling wordt gewijzigd in die zin dat [voornaam minderjarige 2] ieder weekend bij de vader zal verblijven. De moeder heeft zich tegen deze verzoeken verzet.
De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken omtrent het gezag, de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] en de zorgregeling ten aanzien van hem aangehouden in afwachting van het (beschermings)onderzoek dat de Raad heeft gedaan naar [voornaam minderjarige 2] . De vader meent dat het onderzoek van de Raad ondeugdelijk en onvolledig is omdat de Raad geen informatie vanuit school over [voornaam minderjarige 2] heeft ontvangen, er geen justitiële informatie over de partner van de moeder is ontvangen, er geen onderzoek is gedaan naar het zedenverleden van de stiefvader en de moeder bij het gesprek van de Raad met [voornaam minderjarige 2] aanwezig was en het gesprek op enig moment heeft overgenomen.
De rechtbank gaat aan de bezwaren van de vader voorbij. Voorop gesteld wordt dat de Raad ambtshalve een onderzoek is gestart naar de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige 2] , naar aanleiding van het door de rechtbank aan hem opgedragen onderzoek naar de zus van [voornaam minderjarige 2] .
In het rapport is vermeld dat de Raad het justitieel documentatieregister van de stiefvader heeft geraadpleegd en die bevindingen in zijn onderzoek heeft betrokken. Verder is de politie district [district] als informant geraadpleegd. De school is bevraagd maar er is geen informatie ontvangen. De rechtbank betrekt hierbij dat informatie is ingewonnen bij Veilig Thuis, die informatie bij de school van [voornaam minderjarige 2] heeft ingewonnen over [voornaam minderjarige 2] . Uit deze informatie zijn geen zorgen over [voornaam minderjarige 2] naar voren gekomen. Dit blijkt uit het afsluitbericht van Veilig Thuis van 2 december 2019. Het ontbreken van informatie van de school in het door de Raad uitgevoerde onderzoek is in dit licht dan ook niet onzorgvuldig noch onvolledig. [voornaam minderjarige 2] is uitsluitend in aanwezigheid van zijn moeder door de Raad gesproken en gezien. De Raad heeft dit toegelaten en naar aanleiding van het gesprek geen reden gezien om een nieuwe afspraak met [voornaam minderjarige 2] alleen te maken. Hoewel deze situatie ongewoon is, de Raad spreekt kinderen – ook die jonger zijn dan [voornaam minderjarige 2] – gewoonlijk buiten aanwezigheid van de ouders, betekent dit niet dat de Raad niet toch tot een afgewogen oordeel over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige 2] kan komen. De Raad is zich in het onderzoek juist bewust geweest van de mogelijkheid dat [voornaam minderjarige 2] zich niet vrij heeft gevoeld om onbevangen zijn visie te verwoorden omdat de moeder bij het gesprek met hem aanwezig was en heeft dit in zijn oordeel betrokken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het ambtshalve opgestelde rapport van de Raad – dat door partijen in het geding is gebracht – buiten beschouwing te laten.
Ten aanzien van de opvoedsituatie en ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] vermeldt de Raad verder het volgende:
Uit onderhavig onderzoek komen zorgen naar voren die voornamelijk betrekking hebben op de echtscheidingsproblematiek waarin ouders zich al jaren bevinden. Er worden bij voortduring beschuldigingen danwel niet beweringen over en weer uitgesproken door de ouders. Er is al jarenlang een strijd waarbij [voornaam minderjarige 2] , ondanks dat ouders dit niet willen, belast wordt met de spanningen tussen ouders. [voornaam minderjarige 2] bevindt zich tussen twee ouders die elkaar niet lijkten te vertrouwen (feitelijk elkaar zelfs wantrouwen) en elkaar ook diskwalificeren als ouder. [voornaam minderjarige 2] wordt belast met de spanningen die dit teweegbrengt. Deze worden veroorzaakt door de strijd / slechte communicatie van ouders. De RvdK maakt zich zorgen over de strijd / slechte communicatie van ouders. De RvdK maakt zich zorgen over de effecten van de complexe scheiding van ouders waarin zij [voornaam minderjarige 2] onbewust betrekken en waarbij ouders de belangen van [voornaam minderjarige 2] uit het oog verloren zijn. De zorgen die vader uit over de veiligheid van [voornaam minderjarige 2] bij moeder thuis, zijn in onderhavig onderzoek, voor zover mogelijk onderzocht. Uit de informatie uit de gesprekken met stiefvader, n.a.v. het opvragen van het JDS, is gebleken dat er meer dan 20 jaar geleden sprake is geweest van grensoverschrijdend seksueel gedrag. Echter heeft de RvdK op dit moment geen signalen dat hieruit een actueel risico voor de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige 2] kan worden afgeleid.
(..)
Ondanks dat er geen signalen op dit moment zijn, weet de RvdK dat complexe scheidingsproblematiek invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen. Voor [voornaam minderjarige 2] kan dit betekenen dat hij op lange termijn moeite heeft met sociale contacten te leggen. De RvdK ziet een introverte jongen en maakt zich zorgen over of [voornaam minderjarige 2] voldoende zijn gevoel onder woorden kan brengen.
De RvdK is van mening dat ouders hulpverlening nodig hebben om bovenstaande doelen te bereiken. De RvdK acht echter op dit moment nog geen gedwongen interventie nodig.
(..)
De RvdK acht op dit moment ouders met de reeds ingezette (gedwongen) hulpverlening t.a.v. oudere zus [voornaam minderjarige 1] , voldoende in staat ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] om de verantwoordelijkheid te dragen. Uit onderhavig onderzoek komen op dit moment geen concrete zorgen ten aanzien van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] naar voren, waardoor de RvdK onvoldoende mogelijkheden ziet om gedwongen hulpverlening in te zetten.
(..)
Er is geen sprake van een zodanig ernstig bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] dat een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Uit onderhavig onderzoek komen onvoldoende zorgen naar voren die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] zouden bedreigen. De RvdK blijft zorgen houden over de onderlinge strijd die ouders met elkaar blijven voeren. Het lukt hen niet om gezamenlijke invulling te geven aan hun opvoedtaak en [voornaam minderjarige 2] komt daarin klem te zitten en wordt belast met de spanningen tussen ouders. Ondanks dat de RvdK beseft dat dit voor [voornaam minderjarige 2] lastig is, is het op dit moment geen aanleiding om een kinderbeschermingsmatregel te verzoeken. [voornaam minderjarige 2] lijkt het goed te doen op school, volgens informatie van [voornaam minderjarige 2] , moeder en Veilig thuis. Echter heeft de RvdK in onderhavig onderzoek onvoldoende informatie verkregen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] . Hierdoor is er geen zicht gekomen op de beleving van [voornaam minderjarige 2] om te kunnen zeggen dat hij zich volledig positief ontwikkelt. De RvdK ziet wel een jongen die timide is en afstand houdt en moeilijk over zijn emoties en gevoelens kan praten. Dit wordt door beide ouders als karaktereigenschappen van [voornaam minderjarige 2] genoemd en vinden zij geen reden tot zorg. Wel ziet de RvdK zorgen over de impact van de scheidingsproblematiek waarin ouders verkeren. Er is al jarenlang strijd tussen ouders waardoor er al meerdere rechtszaken zijn geweest. Tevens communiceren ouders niet met elkaar over de kinderen en hebben zij beiden zorgen over de opvoedsituatie bij de andere ouder. (..)”
Met de informatie uit het beschermingsonderzoek van de Raad acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige 2] en wat er nodig is om zijn situatie te verbeteren. Een NIFP-onderzoek acht de rechtbank niet nodig. Het verzoek van de vader daartoe zal daarom worden afgewezen.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] , anders dan de scheidingsproblematiek die al jaren tussen de ouders speelt. De vader maakt zich met name zorgen over de veiligheid van [voornaam minderjarige 2] bij de moeder in verband met het zedenverleden van de stiefvader. Er zijn echter geen concrete feiten die erop duiden dat er sprake is van grensoverschrijdend seksueel gedrag van de stiefvader jegens [voornaam minderjarige 2] . De door de vader genoemde zorgen dat stiefvader [voornaam minderjarige 2] regelmatig naar bed brengt, naast hem gaat liggen en over zijn rug kriebelt en dat [voornaam minderjarige 1] meldt dat zij moest douchen in een badkamer zonder “badscherm” waar iedereen in en uit kan lopen en dat de stiefvader meerdere malen naar binnen is gekomen toen zij aan het douchen was en dat dit bij [voornaam minderjarige 2] ook gebeurde, zijn niet als grensoverschrijdende seksuele gedraging te duiden. Daarbij komt dat uit het Justitieel Documentatieregister en informatie van de politie of Veilig thuis geen informatie naar voren is gekomen die concrete zorgen meebrengen over de veiligheid voor [voornaam minderjarige 2] in het gezin bij de moeder en de stiefvader thuis. Ook het gedrag en de resultaten van [voornaam minderjarige 2] op school duiden niet op concrete zorgen. De rechtbank ziet op grond van bovenstaande dan ook geen aanleiding om [voornaam minderjarige 2] uit het gezin bij de moeder en de stiefvader weg te halen en het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige 2] te wijzigen.
De rechtbank zal de zorgregeling met betrekking tot [voornaam minderjarige 2] evenmin wijzigen.
[voornaam minderjarige 2] heeft in het gesprek met de Raad gezegd graag [voornaam minderjarige 1] vaker te willen zien. Hij heeft ook gezegd dat hij niets aan de regeling wil veranderen. In de enkele uiting van de wens dat [voornaam minderjarige 2] zijn zus [voornaam minderjarige 1] vaker zou willen zien, ziet de rechtbank geen aanleiding om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [voornaam minderjarige 2] voortaan ieder weekend bij de vader thuis is. De rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige 2] dat hij de weekenden ook in [woonplaats 3] kan doorbrengen in de buurt van zijn vrienden van school en met zijn moeder, stiefvader en diens zoon.
Ook zal de rechtbank het gezag over [voornaam minderjarige 2] niet wijzigen naar eenhoofdig gezag van de moeder. Gezamenlijk gezag van de ouders over hun kinderen is het wettelijk uitgangspunt. Het is de rechtbank niet gebleken dat er in de afgelopen periode beslissingen ten aanzien van school, medische behandeling, vrije tijdsbesteding genomen moesten worden waarbij de ouders het niet eens konden worden waardoor beslissingen zijn uitgebleven. Het uitoefenen van gezamenlijk gezag leidt zodoende niet tot een situatie waarin [voornaam minderjarige 2] klem en verloren raakt.
Ondertoezichtstelling
De vader heeft verder verzocht, voor zover de Raad dat verzoek niet doet, [voornaam minderjarige 2] onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling voor de duur van een jaar.
Op basis van het bovengenoemde raadsonderzoek heeft de Raad de rechtbank bij brief van 12 november 2020 geïnformeerd geen verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel voor [voornaam minderjarige 2] te zullen doen, nu de Raad geen ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige 2] ziet. Omdat de Raad geen verzoek tot ondertoezichtstelling doet, kan de vader in zijn verzoek worden ontvangen. De rechtbank ziet onvoldoende grond om [voornaam minderjarige 2] onder toezicht te stellen omdat er geen sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] . De enkele omstandigheid dat stiefvader een zedenverleden heeft, betekent niet dat de opvoedomgeving van [voornaam minderjarige 2] bij de moeder al daarom onveilig is. Verder zijn er geen concrete zorgen rondom [voornaam minderjarige 2] uit het onderzoek naar voren gekomen. Met de Raad ziet de rechtbank wel dat de scheidingsproblematiek, het diepgewortelde wantrouwen, en de vele rechtszaken tussen de ouders spanningen veroorzaken binnen het gezinssysteem die een negatieve invloed op [voornaam minderjarige 2] kunnen hebben. Voor [voornaam minderjarige 1] is wél een ondertoezichtstelling uitgesproken en daarbinnen heeft de Raad systematische hulpverlening geadviseerd. Deze hulpverlening komt ook ten goede aan [voornaam minderjarige 2] , omdat hij onderdeel is van het systeem.
Kinderalimentatie [voornaam minderjarige 2]
De vader verzoekt de rechtbank omtrent de kinderalimentatie aangaande [voornaam minderjarige 2] nu nog te bepalen dat de bijdrage van de vader aan de moeder ten behoeve van de kosten voor verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 2] wordt gewijzigd naar een bedrag van € 199,- per maand, met als ingangsdatum 1 augustus 2020. De moeder voert aan dat geen aanleiding is om de alimentatie voor [voornaam minderjarige 2] te wijzen.
Op grond van artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. De rechtbank stelt vast dat de vader niet heeft gesteld wat de wijziging van omstandigheden betreft op basis waarvan zijn bijdrage in de kosten van [voornaam minderjarige 2] niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. In de situatie van [voornaam minderjarige 2] verandert niets wat betreft hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. Andere wijzigingen zijn niet gesteld. De vader kan dan ook niet in zijn wijzigingsverzoek worden ontvangen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Meijer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 april 2021.