Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder
T-Mobile Netherlands B.V., te Den Haag
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser had ingesteld tegen de Autoriteit Persoonsgegevens. Eiser had een klacht ingediend op basis van artikel 77 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) omdat hij vond dat de derde partij, T-Mobile Netherlands B.V., hem geen inzage had gegeven in zijn persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens had de klacht van eiser afgewezen in een primair besluit op 28 maart 2019 en dit besluit werd later in een bestreden besluit op 17 september 2019 gehandhaafd. Eiser was van mening dat de derde partij niet adequaat had gereageerd op zijn verzoek om informatie en dat hij niet in staat was geweest om zijn beroep tegen het dwangsombesluit voor te bereiden omdat hij niet was verschenen op de zitting van 25 januari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet gemotiveerd had gereageerd op de uitleg van de Autoriteit Persoonsgegevens en dat hij niet ter zitting was verschenen om zijn gronden nader toe te lichten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is, zowel tegen het bestreden besluit als tegen het dwangsombesluit. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.