ECLI:NL:RBDHA:2021:4389
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking rechtsbijstandstoevoeging en beoordeling van noodzakelijkheid van rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een rechtsbijstandstoevoeging. Eiser, die deelnam aan het 'high trust' programma van de Raad voor Rechtsbijstand, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn toevoeging. De Raad voor Rechtsbijstand had in een eerder besluit vastgesteld dat de toevoeging ten onrechte was aangevraagd, omdat de kwestie waarvoor de toevoeging was aangevraagd, niet de bijstand van een advocaat vereiste. Dit betrof een bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard, waarbij de aanvraag voor een bijstandsuitkering buiten behandeling was gesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Raad voor Rechtsbijstand beoordelingsvrijheid toekomt bij de beoordeling of een aanvraag voor rechtsbijstand een belang betreft dat redelijkerwijs aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten. De rechtbank oordeelde dat eiser zelf had kunnen aangeven welke gegevens ontbraken voor de beslissing op zijn aanvraag en dat hij ook zelf had kunnen aanvoeren dat hij meende dat de groepsbijeenkomst ten onrechte was opgelegd. De juridische duiding van het geschil door de rechtsbijstandsverlener veranderde hier niets aan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.