ECLI:NL:RBDHA:2021:4362
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag van de vader in verband met partnerdoding en vaststelling omgangsregeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 april 2021 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2016. De vader is verdachte in een strafzaak wegens de partnerdoding van de moeder van [minderjarige], die op 19 oktober 2020 is overleden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] en de impact van de gebeurtenissen op haar welzijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] in een pleeggezin verblijft en dat het ouderlijk gezag van de vader geschorst was sinds oktober 2020. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] en dat het niet aannemelijk is dat de vader binnen een aanvaardbare termijn in staat zal zijn om de zorg voor haar op zich te nemen. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag toegewezen en Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden benoemd tot voogdes over [minderjarige]. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige] eenmaal per zes weken omgang zal hebben met de vader. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van [minderjarige] voorop staan en dat het belangrijk is om haar stabiliteit en continuïteit te bieden in haar ontwikkeling.