ECLI:NL:RBDHA:2021:4361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van financiële tegemoetkoming aan militair ambtenaren wegens niet onderbouwde functiewaardering

In deze zaak hebben twee militair ambtenaren, werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Defensie. De eisers, die de rang van adjudant onderofficier (AOO) hebben, voeren aan dat zij sinds 15 oktober 2015 de functie van Vakspecialist A binnen de ID Desk in Eindhoven vervullen, maar dat zij in werkelijkheid taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het niveau van eerste luitenant hebben uitgevoerd. Ze hebben verzocht om een financiële tegemoetkoming met terugwerkende kracht tot de startdatum van hun functie.

De staatssecretaris heeft de verzoeken van eisers om herziening en waardering van de functie van Vakspecialist A afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers voor behandeling gevoegd en het onderzoek ter zitting vond plaats via een videoverbinding op 26 april 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij de taken en verantwoordelijkheden van de functie Hoofd Bureau ID Desk hebben uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een overwegende onbillijkheid die de staatssecretaris zou verplichten om eisers financieel tegemoet te komen. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 20/1595 en 20/1596
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2021 in de zaken tussen

[eiser 1] , te [woonplaats 1] , eiser 1,

[eiser 2], te [woonplaats 2] , eiser 2
(gemachtigde: mr. F. Aarts),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigden: kapitein mr. J.C.A. Aarts en mr. C.E. Lamberti).

Procesverloop

Bij besluiten van 11 juli 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder de verzoeken van eisers om een financiële tegemoetkoming in verband met het vervullen van een functie die hoger is ingeschaald afgewezen.
Bij besluit van 16 januari 2020 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser 1 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 17 januari 2020 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser 2 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen voor behandeling gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding op 26 april 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ook was drs. [A] namens verweerder aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Waar gaat deze zaak over?2. Eisers zijn militair ambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee en hebben de rang van adjudant onderofficier (AOO). Zij vervullen met ingang van 15 oktober 2015 de functie van Vakspecialist A binnen de ID Desk in Eindhoven. Het standpunt van eisers is dat zij sindsdien taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden (TBV) op het niveau van eerste luitenant hebben uitgevoerd. Om die reden verzoeken eisers op 21 maart 2019 om toekenning van een geldelijke tegemoetkoming met terugwerkende kracht tot startdatum van de functie Vakspecialist A.
Verweerder betwist de juistheid van het standpunt van eisers en stelt dat bij besluiten van 31 januari 2019, welke na bezwaar bij besluiten van 9 oktober 2019 zijn gehandhaafd, de verzoeken van eisers om herziening en waardering van de functie van Vakspecialist A binnen de ID Desk zijn afgewezen. Deze besluiten hebben eisers niet aangevochten. Verweerder ziet geen grond om op grond van artikel 26 van het Inkomstenbesluit militairen (IBM) aan eisers een geldelijke tegemoetkoming te doen. Verweerder stelt er niet mee bekend te zijn dat er meerdere malen is bevestigd of erkend dat eisers in feite steeds hebben gefunctioneerd als Hoofd Bureau ID Desk, aan welke functie de rang van eerste luitenant is verbonden.
Wat vinden eisers en verweerder in beroep?
3. Eisers voeren aan dat de waardering van de functie Vakspecialist A gelijk is gebleven omdat de functie van Vakspecialist A ID Desk een plaatselijke/regionale functie betreft, terwijl de functie van Hoofd Bureau ID Desk een landelijke functie betreft. Dit laat onverlet dat eisers sinds 2015 de TBV verbonden aan de functie van Hoofd Bureau ID Desk structureel en in opdracht hebben uitgevoerd. In het gesprek van 24 juli 2019 is volgens eisers door hun leidinggevende uitdrukkelijk erkend dat eisers de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verbonden aan de functie Hoofd Bureau ID Desk uitvoeren.
Verweerder bestrijdt het standpunt van eisers.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van artikel 26 van het IBM kan Onze Minister, indien de billijkheid dat vordert, de militair schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming toekennen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op grond van artikel 26 van het IBM kan de minister, indien de billijkheid dat vordert, de militair schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming toekennen. De toepassing van deze bepaling kan door de bestuursrechter slechts met terughoudendheid worden getoetst. [1]
6. De stelling van eisers dat zij sinds 2015 de werkzaamheden, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verbonden aan de functie van Hoofd Bureau ID Desk structureel en in opdracht hebben uitgevoerd is niet onderbouwd. Van het gesprek van 24 juli 2019 waarop eisers hun standpunt baseren hebben eiseres geen verslag kunnen overleggen en eisers hebben ook niet met andere middelen hun standpunt aannemelijk gemaakt. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de leidinggevende van eisers uitdrukkelijk heeft erkend dat eisers de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden verbonden aan de functie Hoofd Bureau ID Desk uitvoeren. In de besluiten van 9 oktober 2019 staat in ieder geval iets anders. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van een overwegende onbillijkheid waarin verweerder aanleiding had moeten vinden om eisers financieel tegemoet te komen.
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier, op 26 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 november 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2609.