Op 7 april 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] behandeld. Dit verzoek was ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland naar aanleiding van zorgen over de thuissituatie van de kinderen, die bij hun moeder verblijven. De moeder is belast met het ouderlijk gezag, terwijl de vader de kinderen heeft erkend. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de ouders als hun advocaat aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de kinderen voortkomen uit onrust en onveiligheid in de thuissituatie, vooral wanneer de vader van de andere kinderen van de moeder in beeld is. Er zijn meldingen van politie geweest over de moeder, die onder invloed zou zijn geweest. De gecertificeerde instelling heeft gesteld dat de kinderen in een veilige en stabiele omgeving moeten opgroeien, maar de kinderrechter oordeelde dat er onvoldoende gronden zijn voor een machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder krijgt de kans om zich aan veiligheidsafspraken te houden en de situatie zal over drie maanden opnieuw worden beoordeeld.
De kinderrechter heeft besloten de behandeling van het verzoek aan te houden tot een nader te bepalen zitting op 7 juli 2021, waarbij de gecertificeerde instelling een schriftelijke update moet geven over de stand van zaken. De kinderrechter benadrukte dat praktische bezwaren niet in de weg mogen staan aan een mogelijke plaatsing bij de ouders, en dat de thuissituatie van de vader opnieuw moet worden onderzocht.