Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Procedure
- het verweer tegen het zelfstandig tegenverzoek d.d. 22 maart 2021;
- de door partijen overgelegde producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De werknemer, die op 1 april 2020 in dienst trad, werd op 21 december 2020 op staande voet ontslagen vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in haar woning. De gemeente stelde dat dit een dringende reden voor ontslag vormde, maar de werknemer betwistte dit en vroeg om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat de gemeente niet had aangetoond dat de werknemer op de hoogte was van de hennepkwekerij. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet onterecht was en dat de gemeente verplicht was om de werknemer een transitievergoeding van € 1.411,92, een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 1.904,40 en een billijke vergoeding van € 8.231,92 te betalen. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, vastgesteld op € 832,00.