ECLI:NL:RBDHA:2021:4300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
9006873 \ EJ VERZ 21/80464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de gevolgen voor de werknemer in het licht van de dringende reden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De werknemer, die op 1 april 2020 in dienst trad, werd op 21 december 2020 op staande voet ontslagen vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in haar woning. De gemeente stelde dat dit een dringende reden voor ontslag vormde, maar de werknemer betwistte dit en vroeg om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat de gemeente niet had aangetoond dat de werknemer op de hoogte was van de hennepkwekerij. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet onterecht was en dat de gemeente verplicht was om de werknemer een transitievergoeding van € 1.411,92, een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 1.904,40 en een billijke vergoeding van € 8.231,92 te betalen. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, vastgesteld op € 832,00.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

locatie Gouda
Zaaknummer/rolnummer: 9006873 EJ VERZ 21/80464
Beschikking van de kantonrechter d.d. 20 april 2021 in de zaken van:
[verzoeker tevens verweerder],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de inleidende verzoeken,
verwerende partij in het (voorwaardelijke) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mw. mr. M.E. Muller,
tegen
GEMEENTE BODEGRAVEN -REEUWIJK,
te Bodegraven ,
verwerende partij in de inleidende verzoeken,
verzoekende partij in het (voorwaardelijke) zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.W.H. Buiting.
Partijen worden verder aangeduid als “ [verzoeker tevens verweerder] ” en “de gemeente”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de inleidende verzoeken d.d. 29 januari 2021;
- het verweer tegen de inleidende verzoeken tevens zelfstandig tegenverzoek
d.d. 12 maart 2021;
  • het verweer tegen het zelfstandig tegenverzoek d.d. 22 maart 2021;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden tijdens de zitting
van 25 maart 2021. [verzoeker tevens verweerder] is, vergezeld door haar gemachtigde, in persoon ter zitting verschenen. De gemeente heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde alsmede door [betrokkene] .

2.Feiten

2.1
[verzoeker tevens verweerder] die geboren is op [geboortedatum] 1979, is op 1 april 2020 in dienst getreden bij de gemeente als medewerker buitendienst. Laatstelijk verdiende [verzoeker tevens verweerder] een loon van € 1.765,33 bruto per maand plus 8% vakantietoeslag (in totaal € 1.904,40 bruto per maand). Voor haar indiensttreding verrichtte [verzoeker tevens verweerder] al vanaf 1 oktober 2018 op uitzendbasis via de Stichting De Wissel werkzaamheden voor de gemeente.
2.2
[verzoeker tevens verweerder] heeft zich op 16 november 2020 ziek gemeld wegens zwangerschapsklachten en is nog altijd arbeidsongeschikt.
2.3
In de nacht van 15 op 16 december 2020 is door de politie in de door [verzoeker tevens verweerder] gehuurde woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) op de eerste verdieping een hennepkwekerij aangetroffen.
2.4
Op 21 december 2020 is [verzoeker tevens verweerder] op staande voet ontslagen door de gemeente.
De redenen van het gegeven ontslag heeft de gemeente neergelegd in haar brief
d.d. 22 december 2020 die - voor zover hier van belang - als volgt luidt:
“Hierbij bevestigen wij dat gistermiddag, 21 december jl., uw dienstverband met de gemeente Bodegraven -Reeuwijk met onmiddellijke ingang is opgezegd vanwege een dringende reden (ontslag op staande voet).
In het gesprek van gistermiddag is u ook mondeling medegedeeld wat de dringende reden voor het ontslag op staande voet is. De dringende reden(en) bestaat uit het feit, dat op uw woonadres aan de [adres] te [woonplaats] door de politie in de nacht van 15 op 16 december jl. een hennepkwekerij van een groot aantal (naar wij hebben begrepen ongeveer 400) hennepplanten is aangetroffen. Nadien vernamen wij dat u op dat adres woont, althans dat u het huis aan de [adres] huurt van de woningbouwvereniging.
Gisterochtend om 09.00 uur bent u uitgenodigd voor een gesprek in het gemeentehuis en bent u in de gelegenheid gesteld om een toelichting te geven op het feit dat onlangs op uw woonadres een hennepkwekerij is aangetroffen. Dat gesprek is gevoerd door [strateeg/coach] , strateeg/coach en [leidinggevende] , uw leidinggevende. In dat gesprek heeft u erkend dat op uw woonadres op de bovenverdieping een grote hennepkwekerij is aangetroffen. U gaf aan dat u al enige tijd bij uw schoonvader logeert en dat u van de hennepkwekerij niet op de hoogte was en dat u bij die kwekerij ook niet betrokken was. U liet weten dat u nog maar sporadisch het huis aan de [adres] te [woonplaats] bezoekt en dat u op die momenten alleen op de benedenverdieping komt. Ook gaf u aan huissleutels kwijt te zijn en dat kennelijk meerdere mensen sleutels van dat huis hebben, maar dat u niet precies weet wie. In het gesprek gaf u toe dat uw rol als medewerker in de gemeente zich niet verdraagt met het hebben van een hennepkwekerij in huis. Desgevraagd liet u nog weten dat er geen sprake was van dwang of dat u onder druk bent gezet om uw huis ter beschikking te stellen voor een hennepkwekerij. Na dat gesprek hebben wij ons beraden over de ontstane situatie en uw mondelinge toelichting. Vervolgens hebben wij u gistermiddag laten weten u op staande voet te ontslaan.
Het feit dat op uw woonadres een hennepkwekerij van een groot aantal hennepplanten is aangetroffen, vormt voor een ons een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Aan de integriteit een betrouwbaarheid van een medewerker in dienst van de gemeente worden hoge eisen gesteld. Over de integriteit mag geen twijfel bestaan. Er kan dan ook niet worden getolereerd dat een medewerker van de gemeente in zijn of haar huis een hennepkwekerij heeft. U bent als huurder verantwoordelijk voor wat er in uw huis gebeurt. U heeft een zorgplicht. In het gesprek van gisterochtend beaamde u ook dat u verantwoordelijk bent en een zorgplicht heeft. Het hebben van een hennepkwekerij is bovendien een ernstig strafbaar feit.
Als medewerker van onze gemeente moet u onkreukbaar en betrouwbaar zijn en mag u niets te doen dat het aanzien van uw ambt schaadt of zal schaden. In onze gedragscode wordt benadrukt dat de medewerker zich houdt aan de wettelijke voorschriften en gedragsregels en met zijn/haar handelen het vertrouwen in de overheid probeert te versterken. Het hebben van een hennepkwekerij in huis is in strijd met onder meer de gedragscode en maakt dat u niet integer bent. Uw mondelinge toelichting van gisterochtend was voor ons geen aanleiding om van het ontslag op staande voet af te zien.
Wij realiseren ons terdege dat het ontslag op staande voet zeer ingrijpend is en ook aanzienlijke consequenties voor u heeft. Bij de afweging van belangen hebben wij ook rekening gehouden met uw (persoonlijke) belangen en onder meer de (korte) duur van uw dienstverband, uw zwangerschap en de (financiële) gevolgen die het ontslag op staande voet met zich meebrengen. Naar ons oordeel is echter het feit dat in uw huis een aanzienlijke hennepkwekerij is aangetroffen dermate ernstig dat daarvoor geen enkele rechtvaardiging is c.q. gevonden kan worden.
Wij beschouwen de in deze brief omschreven dringende reden als ernstig verwijtbaar handelen, zodat geen aanspraak bestaat op de wettelijke transitievergoeding.
Door het ontslag op staande voet is uw dienstverband met onze gemeente op 21 december 2020 geëindigd. Per 22 december 2020 stopt de salarisbetaling.
Nu u ons een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, bent u in beginsel op grond van de wet aan ons een schadevergoeding verschuldigd. Het gaat daarbij om de zogeheten gefixeerde schadevergoeding. Die gefixeerde schadevergoeding bedraagt in uw geval iets meer dan één bruto maandsalaris inclusief vakantietoeslag. Uit coulance en gezien uw persoonlijk omstandigheden zien wij echter af van het vorderen c.q. verrekenen van deze schadevergoeding.
Tenslotte verzoeken wij u hierbij nadrukkelijk om alle spullen die nog in uw bezit zijn en eigendom zijn van onze gemeente - onbeschadigd en wel - onmiddellijk in te leveren. Voor het inleveren van de spullen kunt u contact opnemen met [leidinggevende] .”
2.5
Bij brief d.d. 5 januari 2021 heeft [verzoeker tevens verweerder] de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en heeft [verzoeker tevens verweerder] zich beschikbaar gehouden voor alle arbeid.

3.Verzoek

3.1
Na ter zitting haar verzoeken te hebben beperkt, verzoekt [verzoeker tevens verweerder] - zakelijk weergegeven - thans alleen nog dat bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de gemeente wordt veroordeeld tot betaling aan [verzoeker tevens verweerder] van een billijke vergoeding van € 6.308,28 dan wel een door kantonrechter te bepalen billijke vergoeding, een transitievergoeding alsmede een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.456,20, een en ander met veroordeling van de gemeente in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker tevens verweerder] .
3.2
Aan haar verzoek heeft [verzoeker tevens verweerder] - samengevat - ten grondslag gelegd dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven. Naar de mening van [verzoeker tevens verweerder] was hiervoor geen dringende reden aanwezig. Dat er in de door [verzoeker tevens verweerder] gehuurde woning een hennepkwekerij is aangetroffen, kan niet als een dringende reden worden aangemerkt. [verzoeker tevens verweerder] wist hier niets van.
In verband met een vorige - door huiselijk geweld gekenmerkte - relatie is [verzoeker tevens verweerder] al geruime tijd niet meer woonachtig in de woning. [verzoeker tevens verweerder] verblijft sinds februari 2020 bij haar schoonvader en gaat af en toe naar de woning om haar post op te halen. Om voorrang te krijgen bij de toewijzing van een andere woning, houdt [verzoeker tevens verweerder] de woning aan. De omstandigheid dat [verzoeker tevens verweerder] als huurder verantwoordelijk is voor wat er in haar woning gebeurt en dus ook had kunnen en moeten weten van de in de woning aanwezige hennepkwekerij, kan evenmin als een dringende reden worden gezien. Daarbij komt nog dat [verzoeker tevens verweerder] door de politie niet als verdachte is aangemerkt. En zelfs als zij zou zijn veroordeeld voor het hebben van een hennepkwekerij, dan nog is dit naar de mening van [verzoeker tevens verweerder] niet zwaarwegend genoeg om een dringende reden aan te nemen. Het gaat er immers om of en zo ja, in hoeverre de aard van het misdrijf en de aard van de werkzaamheden met elkaar verband houden en welke invloed een eventuele veroordeling op de goede naam van de werkgever heeft.
Ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer dienen in de belangenafweging te worden betrokken. Om haar moverende redenen heeft [verzoeker tevens verweerder] ter zitting besloten te berusten in het gegeven ontslag op staande voet. Omdat dit naar haar mening onterecht gegeven is, maakt [verzoeker tevens verweerder] wel aanspraak op - zoals verzocht - een billijke vergoeding, een transitievergoeding alsmede een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.

4.Verweer

4.1
Omdat [verzoeker tevens verweerder] alsnog berust in het gegeven ontslag op staande voet, trekt de gemeente ter zitting haar voorwaardelijk ingestelde ontbindingsverzoek in. De gemeente verweert zich gemotiveerd tegen het resterende inleidende verzoek van [verzoeker tevens verweerder] en concludeert tot afwijzing van de verzochte billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding, een en ander met veroordeling bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad van [verzoeker tevens verweerder] in de proceskosten aan de zijde van de gemeente.
4.2
Samengevat is de gemeente van mening dat het ontslag op staande voet terecht en op goede gronden is gegeven. Het hebben van een hennepkwekerij in de eigen woning is een ernstig strafbaar feit dat op zichzelf al als een dringende reden kan worden aangemerkt. Een dergelijk feit levert automatisch een schending van de gedragscode en de integriteits-verklaring op. Immers, de werknemer handelt dan niet als een goed ambtenaar betaamt. Daarmee is de onbetrouwbaarheid van de werknemer gegeven en het vertrouwen van de gemeente in die werknemer geschonden. Gelet hierop kon van de gemeente redelijkerwijs niet worden gevergd om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker tevens verweerder] te laten voortduren. Daarbij komt nog dat de politie [verzoeker tevens verweerder] nog steeds als verdachte ziet. Mede gelet op de omvang van de hennepkwekerij acht de gemeente het volstrekt ongeloofwaardig dat [verzoeker tevens verweerder] niets heeft gemerkt van de aanwezigheid van deze kwekerij in de woning. Volgens de gemeente moet [verzoeker tevens verweerder] dan bij wijze van spreken volledig blind en doof zijn geweest en volledig haar reuk hebben gemist. En dat terwijl naar zeggen van de politie de hennepkwekerij minstens 20 weken aanwezig moet zijn geweest in de woning. Voor de gemeente was het duidelijk dat [verzoeker tevens verweerder] tijdens het op 21 december 2020 gehouden gesprek niet open en eerlijk was en dat zij zaken verzweeg. [verzoeker tevens verweerder] leek al van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de woning op de hoogte te zijn. Dat [verzoeker tevens verweerder] al geruime tijd op een ander adres verbleef, was de gemeente formeel niet bekend. [verzoeker tevens verweerder] is trouwens als huurder verantwoordelijk voor wat er in de door haar gehuurde woning gebeurt. [verzoeker tevens verweerder] heeft voor zover de gemeente dat kan overzien, niets gedaan om de vestiging van de hennepkwekerij te voorkomen. Voorafgaand aan het ontslag op staande voet heeft de gemeente zeker oog gehad voor de persoonlijk situatie van [verzoeker tevens verweerder] .
In het licht van het voorgaande komt [verzoeker tevens verweerder] niet in aanmerking voor toekenning van een billijke vergoeding, een transitievergoeding dan wel een gefixeerde schadevergoeding.

5.Beoordeling

5.1
In deze zaak draait het om de vraag of het ontslag op staande voet van 21 december 2020 terecht en op goede gronden is gegeven. Daarbij staat centraal het al dan niet aanwezig zijn van een dringende reden die het gegeven ontslag wel of niet rechtvaardigt.
5.2
Gelet op de stukken en op wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht, is de kantonrechter van oordeel dat van een dringende reden geen sprake is. Het enkele feit dat in de woning een (omvangrijke) hennepkwekerij is aangetroffen, kan op zichzelf genomen niet als een dringende reden worden aangemerkt. De omstandigheid dat [verzoeker tevens verweerder] huurder van de woning is, maakt dit niet anders.
Verder heeft de gemeente de kantonrechter er niet van kunnen overtuigen dat [verzoeker tevens verweerder] op een of andere wijze betrokken was bij de hennepkwekerij dan wel bekend was of moest zijn met de aanwezigheid van deze kwekerij in de woning. Nu een dringende reden ontbreekt, is het ontslag op staande voet van 21 december 2020 ten onrechte gegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter had het meer op de weg van de gemeente gelegen om [verzoeker tevens verweerder] naar aanleiding van het gesprek op 21 december 2020 bijvoorbeeld te schorsen in afwachting van nader onderzoek. De gemeente heeft hier echter niet voor gekozen.
5.3
Omdat sprake is van een (weliswaar onterechte) opzegging van het dienstverband, is de gemeente op grond van artikel 7:673, lid 1, BW aan [verzoeker tevens verweerder] een transitievergoeding verschuldigd. De hoogte van deze vergoeding stelt de kantonrechter vast op een bedrag van
€ 1.411,92 bruto. Een ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker tevens verweerder] is niet komen vast te staan.
5.4
Verder komt [verzoeker tevens verweerder] op grond van artikel 7:677, lid 4, BW een (gefixeerde schade)vergoeding in verband met de onregelmatige opzegging toe van 1 maand loon. Het gaat hierbij om een bedrag van (inclusief vakantietoeslag) € 1.904,40 bruto.
5.5
Doordat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig is opgezegd, is de gemeente op grond van artikel 7:681, lid 1, BW tevens een billijke vergoeding aan [verzoeker tevens verweerder] verschuldigd. In het kader van het bepalen van de hoogte van deze vergoeding overweegt de kantonrechter dat als de gemeente om ontbinding zou hebben verzocht, de arbeids-overeenkomst zou zijn ontbonden op de grond van een zodanig verstoorde arbeidsrelatie dat van de gemeente in redelijkheid niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De arbeidsovereenkomst zou dan zijn ontbonden met ingang van 1 juni 2021. [verzoeker tevens verweerder] zou dan aanspraak hebben gehad op minimaal 5 maanden loon. Rekening houdend met de toe te kennen gefixeerde schadevergoeding voor de niet in acht genomen toepasselijke opzegtermijn, zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 8.231,92 bruto.
5.6
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker tevens verweerder] .

6.Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt de gemeente tot betaling aan [verzoeker tevens verweerder] van de navolgende bedragen:
€ 1.411,92 bruto (transitievergoeding);
€ 1.904,40 bruto (vergoeding in verband met de onregelmatige opzegging);
€ 8.231,92 bruto (billijke vergoeding);
veroordeelt de gemeente in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker tevens verweerder] , tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 832,00 waarvan een bedrag van € 747,00 aan gemachtigdensalaris
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Gerritse, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2021.