ECLI:NL:RBDHA:2021:4296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
AWB 20/3077
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.C. van Paridon, had beroep ingesteld tegen het besluit van 8 april 2020, waarin zijn bezwaar tegen een eerder terugkeerbevel niet ontvankelijk werd verklaard. Dit terugkeerbevel was op 20 december 2019 gegeven, nadat eiser op 16 februari 2020 naar Letland was uitgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat eiser op basis van artikel 62a van de Vreemdelingenwet 2000 recht had op een terugkeerbesluit, wat verweerder niet had nageleefd. De rechtbank oordeelde dat eiser wel degelijk procesbelang had, ondanks de eerdere uitzetting.

Tijdens de zitting op 14 april 2021 in Dordrecht, waar verweerder niet aanwezig was, heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser betwistte dat hij onrechtmatig in Nederland verbleef en verwees naar een BSN-nummer dat hij had gekregen. Verweerder stelde echter dat dit nummer per vergissing was uitgegeven en dat eiser zonder visum Nederland niet had mogen binnenkomen. De rechtbank volgde uiteindelijk de visie van eiser niet en verklaarde het bezwaarschrift ongegrond, waarbij het bestreden besluit werd vernietigd.

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3077

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een bevel onmiddellijke terugkeer naar Letland gegeven.
Bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2021 in Dordrecht. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder geeft als reden voor het bestreden besluit dat eiser op 16 februari 2020 is uitgezet naar Letland. Het terugkeerbevel is daarmee uitgewerkt. Eiser kon met zijn bezwaar niet bereiken dat hij in een materieel gunstiger rechtspositie zou geraken. Er resteerde voor hem dus geen procesbelang meer. Eiser bestrijdt dat. Hij wijst erop dat artikel 62a, derde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) dwingend aan verweerder voorschrijft een terugkeerbesluit uit te vaardigen indien niet aan het terugkeerbevel wordt voldaan. Het bevel schept op die manier bij niet naleving een bevoegdheid en tevens een verplichting voor verweerder een besluit in het nadeel van de betreffende vreemdeling te nemen. De rechtbank volgt eisers visie. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
2. Er zijn termen om zelf in de zaak te voorzien. Subsidiair overweegt verweerder namelijk dat het bevel terecht is gegeven, omdat ingeval van eiser sprake is van een vreemdeling die valt in de categorie van artikel 62a, eerste lid, onder b van de Vw. Eiser was niet rechtmatig in Nederland. Hijzelf bestrijdt dat, met verwijzing naar een BSN-nummer dat hij heeft gehad en waarmee hij in Nederland heeft kunnen werken. Verweerder voert daartegen aan dat BSN-nummers soms per vergissing worden uitgegeven, zoals in dit geval, dat eiser als afkomstig uit Letland Nederland niet vrij had mogen inreizen, maar moest beschikken over een visum en dat hij daarvan niet in bezit was. Eiser heeft dat verder niet bestreden en ook niet aangegeven op basis waarvan precies hij dan rechtmatig verblijf zou hebben gehad. Verder beschikte eiser over een Letse identiteitskaart-verblijfsvergunning. De rechtbank volgt verweerders standpunt en zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- zelf in de zaak voorziende: verklaart het bezwaarschrift ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid vanmr. T. Osmani, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaanop 26 april 2021.

De griffier is buiten staat. De rechter is verhinderd te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.