ECLI:NL:RBDHA:2021:4296
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.C. van Paridon, had beroep ingesteld tegen het besluit van 8 april 2020, waarin zijn bezwaar tegen een eerder terugkeerbevel niet ontvankelijk werd verklaard. Dit terugkeerbevel was op 20 december 2019 gegeven, nadat eiser op 16 februari 2020 naar Letland was uitgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat eiser op basis van artikel 62a van de Vreemdelingenwet 2000 recht had op een terugkeerbesluit, wat verweerder niet had nageleefd. De rechtbank oordeelde dat eiser wel degelijk procesbelang had, ondanks de eerdere uitzetting.
Tijdens de zitting op 14 april 2021 in Dordrecht, waar verweerder niet aanwezig was, heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord. Eiser betwistte dat hij onrechtmatig in Nederland verbleef en verwees naar een BSN-nummer dat hij had gekregen. Verweerder stelde echter dat dit nummer per vergissing was uitgegeven en dat eiser zonder visum Nederland niet had mogen binnenkomen. De rechtbank volgde uiteindelijk de visie van eiser niet en verklaarde het bezwaarschrift ongegrond, waarbij het bestreden besluit werd vernietigd.
De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.