Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek op de zitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
feit 3). De medeverdachte heeft zijn betrokkenheid bij deze overval bekend. Ook heeft hij zijn betrokken bij de overval op 22 november 2019 bekend. [4] Bij de rechter-commissaris heeft de medeverdachte over de overvallen verklaard dat hij met de verdachte was. Op de vraag of dat al die keren was, verklaart de medeverdachte ‘ja, de meeste keren wel’. [5] Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat het maar één keer is voorgekomen dat hij met [medeverdachte] en nog een ander was. [6] Gelet op de overeenkomsten tussen de aangiftes en de verklaring van verdachte, de omstandigheid dat zowel verdachte als zijn medeverdachte over een zelfde aantal overvallen verklaart, de medeverdachte verklaart dat hij het merendeel met verdachte heeft gepleegd en verdachte heeft verklaard dat van die overvallen er maar één was waarbij er nog een derde onbekende persoon was, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval in het skatepark op 22 november 2019.
feit 1). Ook ten aanzien van de diefstal van de koptelefoon van J [slachtoffer 1] (
feit 2) is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen, nu de verdachte, ook als hij niet diegene is geweest die de koptelefoon heeft gepakt, door zijn aanwezigheid en rol bij de overval de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat meer dan alleen geld van de slachtoffers zou worden afgenomen.
4.De bewezenverklaring
enuit het
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
6.De straf
Ondanks dat de risico’s laag baart het de Raad zorgen dat verdachte betrokken is geweest bij zulke ernstige delicten. Ook voor de omgeving is het onduidelijk waarom hij deze delicten heeft gepleegd. De verdachte lijkt weerbaar met voldoende oplossingsvaardigheden, maar heeft deze niet ingezet tijdens de delicten, die hij naar het schijnt impulsief heeft gepleegd. De verdachte heeft erge spijt en schaamt zich diep. De verdachte staat open voor verdere hulpverlening, schadevergoeding en aanbieden excuses en voor delict analyse bij de waag om er achter te komen waarom hij dit feit heeft gepleegd.
Gezien ernst van het delict acht de Raad het belangrijk dat er toezicht blijft vanuit de jeugdreclassering. De jeugdreclassering kan dan blijven monitoren en heeft zicht op uitkomsten vanuit de Waag. De voorwaardelijke werkstraf dient als stok achter de deur.
7.De vordering van de benadeelde partij
ECLI:NL:HR:2019:376) overweegt dat in beginsel degene die zich beroept op de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moet onderbouwen dat sprake is van die aantasting. In voorkomend geval kunnen de aard en ernst van de normschending met zich meebrengen dat in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit is echter de uitzondering. Slachtofferhulp lijkt dit als algemene vrijbrief te zien om zonder bewijs een vordering tot schadevergoeding in te dienen en te volstaan met het stellen dat sprake is van psychisch letsel. Echter, de door de Hoge Raad geformuleerde uitzondering geldt voor zaken van een geheel andere orde dan psychische schade als gevolg van een straatroof. Dit maakt dat bewijs noodzakelijk is om de vorderingen te onderbouwen. Tevens is niet uit te sluiten dat er al sprake was van psychische problematiek. De vorderingen dienen voor wat betreft de materiële schade te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
80 UREN;
40 DAGEN;
[geboortedag 2] -2004);
[geboortedag 3] -2003);
[geboortedag 4] -2002);
Bijlage I: de tenlastelegging
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- vragen of ze geld bij zich hadden en/of (vervolgens)
- dreigen met/tonen van een mes en/of
- roepen: “geef je geld” en/of “het geld nu!” en/of “hebben jullie geld bij je”;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van
Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
hij op of omstreeks 22 november 2019 te Gouda tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, een koptelefoon (JBL), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- dreigen met een mes en/of
- roepen: “geef je geld” en/of “het geld nu!” en/of “hebben jullie geld bij je” en/of
(vervolgens)
- roepen: “geef je koptelefoon” en/of (vervolgens)
- vastpakken van die koptelefoon en/of (vervolgens)
- roepen: “ik heb een taser” en/of
- een taser tonen en/of aan zetten/af laten gaan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
hij op of omstreeks 6 november 2019 te Gouda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 3] of aan een derde, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van een taser en/of
- aanzetten/laten afgaan van die taser en/of
- zeggen/roepen: ‘ik doe hem bij zijn nek” en/of “geef geld, geef geld”;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )