Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Floor Facility Services B.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Ik heb zo juist met [verzoeker tevens verweerder] gesproken en aangegeven dat wij niet verder gaan. Wil jij hem een brief sturen met daarin dat wij de overeenkomst beëindigen op basis van diverse waarschuwingen? Daarnaast a.u.b. de laatste 2 waarschuwingen ook per brief / mail naar hem sturen zoals besproken. Dat dit gesprek op 23 december 2020 heeft plaatsgevonden blijkt volgens FFS verder uit de door haar als productie 2 in het geding gebrachte agenda van de directeur van FFS. [verzoeker tevens verweerder] heeft betwist dat hij op 23 december 2020 op staande voet is ontslagen. Hij stelt dat dit op 28 december 2020 heeft plaatsgevonden. Dit blijkt volgens hem uit de ontslagbrief die FFS hem op 28 december 2020 heeft toegezonden, nu daarin is vermeld:
Dit is een schriftelijke bevestiging van hetgeen wij op 28 december mondeling besproken hebben. De stelling van FFS, dat zij [verzoeker tevens verweerder] op 23 december 2020 op staande voet heeft ontslagen, kan daarom niet als vaststaand worden aangenomen op basis van enkel de door haar in het geding gebrachte, zojuist genoemde producties. In het licht van hetgeen de directeur van FFS in de brief d.d. 28 december 2020 heeft geschreven, heeft het op de weg van FFS gelegen om expliciet ten bewijze aan te bieden de juistheid van haar stelling, dat zij [verzoeker tevens verweerder] op 23 (en niet op 28) december 2020 heeft ontslagen. Aangezien zij dat niet heeft gedaan, is er geen aanleiding om haar toe te laten tot het bewijs van haar stelling. Aldus is in deze procedure als vaststaand aan te nemen dat [verzoeker tevens verweerder] is ontslagen op 28 december 2020, zodat de in artikel 7:686a lid 4 sub BW genoemde vervaltermijn heeft gelopen tot en met 28 februari 2021. Omdat 28 februari 2021 op een zondag viel, is deze termijn op grond van artikel 1 lid 1 van de Algemene Termijnenwet verlengd tot en met 1 maart 2021. Aangezien het verzoek van [verzoeker tevens verweerder] ter griffie van deze rechtbank is ingekomen op 1 maart 2021, is [verzoeker tevens verweerder] dus ontvankelijk in zijn verzoek.