3.3De beoordeling van de tenlastelegging
De bewijsmiddelen
[naam 1] heeft namens haar werkgever, de veiligheidsregio Haaglanden, verklaard dat een groep van ongeveer vijftien mensen brandweerlieden hebben belaagd tijdens het uitvoeren van hun bluswerkzaamheden op 31 december 2020 en 1 januari 2021 op de kruising [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] te Delft. De groep gooide bewust vuurwerk, bestaande uit Cobra’s en/of nitraten, in de brand die de brandweerlieden probeerden te blussen. Hierdoor ontstonden vuurballen die alle kanten op gingen.
[verbalisant 3] heeft verklaard dat hij op 10 januari 2021 een schrijven kreeg van
[naam 2] , de ploegchef van het brandweerpersoneel dat op 31 december 2020 en
1 januari 2021 dienst had, waarin de betrokken brandweerlieden onder hun eigen dienstnummer een verklaring aflegden.
De brandweerman met [dienstummer 1] heeft verklaard dat tijdens de bluswerkzaamheden van de brand op de hoek van de [straatnaam 2] in de nacht van 31 december 2020 en 1 januari 2021 er vuurwerk richting het vuur en richting de brandweerlieden werd gegooid. Zij stonden op geringe afstand om het vuur te doven.
De brandweerman met [dienstummer 2] heeft verklaard dat er zwaar vuurwerk richting de brandweer werd gegooid, ook heel dicht bij waar een collega of hij bezig waren.
De brandweerman met [dienstummer 3] heeft verklaard dat er flink zwaar vuurwerk richting de brandweer werd gegooid toen ze uitstapten om het vuur te blussen. Ze waren duidelijk een doelwit van de groep. De groep schroomde niet om vuurwerk zo dichtbij te gooien dat er een onveilige werkplek voor de brandweer ontstond. Bij een bluspoging die werd gedaan, werd er zeer zwaar vuurwerk in de vuurstapel gegooid en dat had zeker kunnen leiden tot verwondingen door rondvliegend puin of scherven.
De brandweerman met [dienstummer 4] heeft verklaard dat er vrijwel meteen zwaar vuurwerk, vermoedelijk Cobra’s, in hun richting werd gegooid nadat zij uitstapten. Nadat ze een ronde hadden gereden en zeker wisten dat er politie mee reed, zijn ze terug gegaan om een tweede poging te doen. Ook nu werd er rondom het vuur veel vuurwerk afgestoken. Ook met de aanwezigheid van de politie bleef dezelfde groep vuurwerk in hun richting gooien. Twee collega’s die bezig waren met het blussen en dichter bij het vuur stonden, stonden er nog geen twee meter vanaf toen het vuurwerk afging. Het vuurwerk kwam vanuit de groep op straat en werd bewust in hun richting gegooid. Ook gooiden ze het expres in het vuur en toen dit explodeerde, vloog er gloeiend puin uit het vuur alle kanten op.De klappen hiervan waren zo hard dat de brandweerman de drukgolven op zijn borst voelde. Dit vuurwerk is te vergelijken met explosieven en omdat dit midden in de brandstapel vol met metaal, glas en ander puin werd gegooid, had dit voor ernstige verwondingen kunnen zorgen door rondvliegende scherven, zelfs met hun beschermende kleding.
De brandweerman met [dienstummer 5] heeft verklaard dat de jongeren die een vreugdevuur hadden gemaakt zeer zwaar vuurwerk richting de brandweer en in het vreugdevuur gooiden. Uit het vuur dat de brandweer aan het blussen was, was een grote klap te voelen en te horen.
[verbalisant 4] heeft de camerabeelden van de gebeurtenissen in de nacht van 31 december 2020 op 1 januari 2021 uitgekeken. Ze zag dat de video met de naam Delft02.MP4 was gefilmd door de bodycam van een brandweerman.Op de beelden hoorde ze om 00:12:52 uur een flinke knal. Ze zag tegelijkertijd dat het vuur dat op de kruising lag uit elkaar spatte. Kleine vonkjes spatten in het rond en rondom het vuur lagen rokende en brandende stukjes. Om 00:13:06 uur hoorde ze nogmaals een harde klap vlakbij het vuur. Om 00:13:59 uur hoorde ze wederom een keiharde klap die harder klonk dan vuurwerk van categorie 2. De brandweermannen stapten in hun voertuig en reden weg. Om 00:19:40 uur stapte de brandweer uit om te blussen. Om 00:20:13 uur zag ze dat er vuurwerk in het vuur werd gegooid. Ze herkende dit aan de vonkjes die ze in een boog voorbij zag komen in beeld. Een aantal seconden later was verderop in de straat een grote dreun te horen, om 00:20:35 uur gevolgd door een flits en een keiharde klap. Op het moment dat het vuurwerk afging, stonden de brandweermannen op vier à vijf meter van het vuur af.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij op
31 december 2020 zag dat een haar bekende man, van wie ze wist dat hij op de [straatnaam 2] woonde, zwaar vuurwerk afstak op straat. De man had een gezet postuur en was van Poolse afkomst. Er kwam een man bij staan. Ze wist dat deze man [verdachte] heette. Ze zag dat [verdachte] ook zwaar vuurwerk afstak. Toen de brandweer het vuur probeerde te blussen, zag ze dat het hele groepje mannen, met name de Poolse man en [verdachte] , continu vuurwerk in het vuur gooiden.Ze zag dat de Poolse man zwaar vuurwerk aanstak en richting de brandweer gooide.
Later heeft [getuige 1] tegen [verbalisant 5] verklaard dat zij [verdachte] en de Poolse man herkende, omdat dit haar buren zijn.
[getuige 2] heeft verklaard dat zij op 1 januari 2021 zag dat er op de kruising van de [straatnaam 2] met de [straatnaam 1] een groot vuur brandde. Ze zag dat meerdere personen zwaar vuurwerk in het vuur gooiden, terwijl er een brandweerman op ongeveer vier meter afstand van het vuur stond. Op ongeveer zes meter afstand stonden vijf andere brandweermannen. Eén van de personen die vuurwerk gooiden, was haar buurman [verdachte] , woonachtig op de [straatnaam 1] te Delft.
Ze zag dat [verdachte] iets in zijn hand had dat op vuurwerk leek en dat hij met zijn hand een beweging maakte die leek op het aansteken van dit voorwerp. Kort hierop zag ze dat het uiteinde van het voorwerp in zijn hand ging branden en dat [verdachte] dit in het vuur gooide waar op dat moment ook de brandweermannen stonden. Kort daarna zag ze een enorme vuurbal in het vuur met direct daarna een enorme explosie.
Het oordeel van de rechtbank
1. Het incident
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat in de nacht van 31 december 2020 op 1 januari 2021 te Delft een aantal personen (zwaar) vuurwerk heeft gegooid richting de brandweerlieden met dienstnummers [dienstummer 1] , [dienstummer 2] , [dienstummer 3] , [dienstummer 4] en [dienstummer 5] en in het vuur, terwijl deze brandweerlieden op korte en/of enige afstand van het vuur stonden en (op korte afstand) dat vuur aan het blussen waren, waardoor vuurballen en explosies zijn ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de processtukken niet kan worden vastgesteld dat er ook vuurwerk richting politieagenten is gegooid. Daarvan zal de verdachte worden vrijgesproken.
2. De rol van de verdachte
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen vuurwerk richting de brandweerlieden of in het vuur heeft gegooid. De verdachte heeft stellig ontkend dat hij onderhavig feit heeft gepleegd. De verklaringen van de brandweerlieden en de overige getuigenverklaringen bieden volgens de verdediging onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de verdachte één van de vuurwerkgooiers was.
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor weergegeven verklaringen op hoofdlijnen overeenkomen. Uit die verklaringen blijkt dat [verdachte] , woonachtig op de [straatnaam 1] te Delft, vuurwerk richting de brandweer en in het vuur heeft gegooid. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid of de juistheid van die verklaringen te twijfelen.
De rechtbank stelt op basis van die verklaringen dan ook vast dat de verdachte één van de personen is geweest die vuurwerk richting de brandweerlieden en in het vuur heeft gegooid.
3. Voorwaardelijk opzet
Uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte vuurwerk richting de brandweerlieden en in het vuur heeft gegooid, zó dichtbij dat één van hen drukgolven op de borst voelde. Doordat het vuurwerk ook in het vuur werd gegooid, dat vol lag met metaal, glas en ander puin, konden de scherven die door de ontploffing door de lucht vlogen voor ernstige verwondingen zorgen, zelfs door de beschermende kleding van de brandweerlieden heen. Ook de vuurballen en de explosies die door ontstonden door het vuurwerk dat werd afgestoken, had voor zwaar lichamelijk letsel kunnen zorgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het afsteken van vuurwerk in de nabijheid van personen kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Dit geldt in het bijzonder indien sprake is van zwaar (illegaal) vuurwerk, zoals Cobra’s en nitraten.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken.
Door het gooien van vuurwerk in de richting van de brandweerlieden, zonder te weten waar en op welke afstand van de brandweerlieden dat vuurwerk precies terechtkomt, en door het vuurwerk in het vuur te gooien waardoor explosies en vuurballen ontstonden terwijl de brandweerlieden op korte afstand van dat vuur stonden, heeft de verdachte het risico genomen dat de brandweerlieden zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat het ging om zwaar vuurwerk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere personen uit het groepje. Hun rollen waren inwisselbaar en hun samenwerking bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Conclusie
De rechtbank acht het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1
De rechtbank zal voor dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
13 april 2021;
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 11 januari 2021 (p. 15);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 januari 2021 (p. 9).
De bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 1] , aspirant van politie Eenheid Den Haag, heeft gerelateerd dat hij op
1 januari 2021 met verbalisant [verbalisant 2] door de verdachte werd beledigd.Hierop heeft [verbalisant 1] de verdachte aangehouden. De verdachte rende weg en gooide een blikje bier in de richting van [verbalisant 1] . Laatstgenoemde zag dat de verdachte hem met zijn linkerhand vastpakte aan de kraag van zijn jas. De verdachte haalde met zijn open rechterhand uit in de richting van het gezicht van [verbalisant 1] . Vervolgens voelde [verbalisant 1] meerdere vingers over zijn gezicht gaan. Hierna ontstond een worsteling tussen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en de verdachte, waarin de verdachte zich meerdere malen hevig probeerde los te krijgen en hij de verbalisanten meerdere malen heeft geslagen. De verdachte pakte met zijn hand de keel van [verbalisant 2] vast.[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij op enig moment zag dat [verdachte] de wapenstok van [verbalisant 2] in zijn hand had.
[verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, hoorde [verbalisant 1] met luide stem tegen de verdachte roepen dat hij was aangehouden voor belediging. De verdachte haalde uit naar [verbalisant 1] en raakte hem tegen zijn neus. Hierop hebben de verbalisanten geprobeerd de verdachte onder controle te brengen. [verbalisant 2] heeft nogmaals tegen de verdachte geroepen dat hij was aangehouden en dat hij mee moest werken, maar merkte dat de verdachte tegenwerkte. [verbalisant 2] merkte dat de verdachte zich probeerde los te rukken uit zijn greep. [verbalisant 2] probeerde de arm van de verdachte naar zijn rug te brengen, maar de verdachte rukte zijn arm los. Vervolgens pakte de verdachte de wapenstok van [verbalisant 2] af. De verdachte duwde [verbalisant 2] tegen een geparkeerde auto en duwde met zijn linkeronderarm tegen de keel van [verbalisant 2] . Vervolgens sloeg de verdachte [verbalisant 2] met een vuist tegen zijn jukbeen.
Het oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft vrijspraak van dit ten laste gelegde feit bepleit, nu de verdachte heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt jegens de verbalisanten. Volgens de verdachte klopt de volgorde van de gebeurtenissen zoals beschreven door de verbalisanten niet.
De rechtbank stelt vast dat de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] op hoofdlijnen overeenkomen, maar op detailniveau genoeg van elkaar verschillen zodat de rechtbank de overtuiging heeft dat zij hun bevindingen niet op elkaar hebben afgestemd. De verbalisanten hebben hun processen-verbaal op ambtsbelofte opgemaakt. Dat betekent dat de rechtbank – behoudens sterke aanwijzingen van het tegendeel – ervan uit gaat dat zij naar waarheid hebben gerelateerd. Van die aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid of de juistheid van hun bevindingen te twijfelen. De rechtbank gaat dan ook uit van die bevindingen.
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte een blikje bier richting [verbalisant 1] heeft gegooid, [verbalisant 1] bij zijn jas heeft vast gepakt, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft geslagen, zich los heeft getrokken uit hun greep, in een andere richting heeft bewogen dan die waar de verbalisanten hem probeerden te bewegen, de wapenstok van [verbalisant 2] heeft afgepakt, [verbalisant 2] tegen een auto heeft geduwd en met zijn arm tegen zijn keel heeft geduwd en hem bij de keel heeft gepakt. Door op deze manier te handelen, heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding.
Conclusie
De rechtbank acht het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.