ECLI:NL:RBDHA:2021:4117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
09/020710-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en verzet tegen aanhouding tijdens oud en nieuw

Op 26 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot zware mishandeling en verzet tegen zijn aanhouding. De verdachte gooide tijdens de jaarwisseling van 2020-2021 vuurwerk naar brandweerlieden die een vreugdevuur aan het blussen waren. Dit leidde tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het geweld tegen hulpverleners, in een tijd waarin extra druk op hen rustte door het vuurwerkverbod, zwaar werd aangerekend. De verdachte werd ook verplicht om tijdens de volgende jaarwisseling in zijn huis te blijven, met vervangende hechtenis bij overtreding. De rechtbank vond dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gezien de aard van het vuurwerk en de omstandigheden. De verdachte had zich ook verzet tegen zijn aanhouding, waarbij hij verbalisanten beledigde en geweld gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor zijn daden, maar ook dat er sprake was van een nauwe samenwerking met anderen tijdens het incident.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/020710-21 en 09/072863-21 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 26 april 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.L.M. de l’Isle, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.W. Kuiper, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 09/020710-21 (hierna: dagvaarding I)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 december 2020 tot en met 01 januari 2021 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan meerdere medewerkers van de brandweer (met [dienstummer 1] en/of [dienstummer 2] en/of [dienstummer 3] en/of [dienstummer 4] en/of [dienstummer 5] ) en/of één of meerdere politieagenten opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal,
- ( zwaar) vuurwerk heeft gegooid naar/richting die brandweerlieden en/of politieagent(en) en/of
- ( zwaar) vuurwerk heeft gegooid in/naar het vuur waarvan voorgenoemde brandweerlieden op korte en/of enige afstand stonden en/of welke die brandweerlieden (op korte afstand) aan het blussen waren (ten gevolge waarvan vuurballen en/of explosies zijn ontstaan),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 december 2020 tot en met 01 januari 2021 te Delft openlijk, te weten, op/aan de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere persoon/personen te weten meerdere medewerkers van de brandweer (met [dienstummer 1] en/of [dienstummer 2] en/of [dienstummer 3] en/of [dienstummer 4] en/of [dienstummer 5] ) en/of één of
meerdere politieagenten door
- ( zwaar) vuurwerk te gooien naar/richting die brandweerlieden en/of politieagent(en) en/of
- ( zwaar) vuurwerk te gooien in/naar het vuur waarvan voorgenoemde brandweerlieden op korte en/of enige afstand stonden en/of welke die brandweerlieden (op korte afstand) aan het blussen waren (ten gevolge waarvan vuurballen en/of explosies zijn ontstaan).
In de zaak met parketnummer 09/072863-21(hierna: dagvaarding II)
1
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Delft opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (aspirant van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "kankerjoden", "kankerlijders" en/of "kankermongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Delft, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, [verbalisant 1] (aspirant van politie Eenheid Den Haag) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van hem - verdachte - door meermalen, althans eenmaal, (met kracht):
- een blikje bier, althans een voorwerp, naar/in de richting van die [verbalisant 1] te gooien,
- die [verbalisant 1] vast te pakken (bij de jas),
- die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] te slaan,
- zich (pogen) los te trekken uit de greep van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] ,
- in een andere richting te bewegen dan die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hem trachten te bewegen,
- de wapenstok van die [verbalisant 2] af te pakken,
- die [verbalisant 2] (tegen een auto) te duwen en/of
- met zijn arm tegen de keel van die [verbalisant 2] te duwen en/of die [verbalisant 2] bij de keel te pakken.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I primair en het bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding I primair en subsidiair ten laste gelegde, nu de verdachte zegt dit feit niet te hebben gepleegd.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu de verdachte ontkent geweld te hebben gebruikt jegens de verbalisanten.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Dagvaarding I
De bewijsmiddelen
[naam 1] heeft namens haar werkgever, de veiligheidsregio Haaglanden, verklaard dat een groep van ongeveer vijftien mensen brandweerlieden hebben belaagd tijdens het uitvoeren van hun bluswerkzaamheden op 31 december 2020 en 1 januari 2021 op de kruising [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] te Delft. De groep gooide bewust vuurwerk, bestaande uit Cobra’s en/of nitraten, in de brand die de brandweerlieden probeerden te blussen. Hierdoor ontstonden vuurballen die alle kanten op gingen. [2]
[verbalisant 3] heeft verklaard dat hij op 10 januari 2021 een schrijven kreeg van
[naam 2] , de ploegchef van het brandweerpersoneel dat op 31 december 2020 en
1 januari 2021 dienst had, waarin de betrokken brandweerlieden onder hun eigen dienstnummer een verklaring aflegden.
De brandweerman met [dienstummer 1] heeft verklaard dat tijdens de bluswerkzaamheden van de brand op de hoek van de [straatnaam 2] in de nacht van 31 december 2020 en 1 januari 2021 er vuurwerk richting het vuur en richting de brandweerlieden werd gegooid. Zij stonden op geringe afstand om het vuur te doven.
De brandweerman met [dienstummer 2] heeft verklaard dat er zwaar vuurwerk richting de brandweer werd gegooid, ook heel dicht bij waar een collega of hij bezig waren. [3]
De brandweerman met [dienstummer 3] heeft verklaard dat er flink zwaar vuurwerk richting de brandweer werd gegooid toen ze uitstapten om het vuur te blussen. Ze waren duidelijk een doelwit van de groep. De groep schroomde niet om vuurwerk zo dichtbij te gooien dat er een onveilige werkplek voor de brandweer ontstond. Bij een bluspoging die werd gedaan, werd er zeer zwaar vuurwerk in de vuurstapel gegooid en dat had zeker kunnen leiden tot verwondingen door rondvliegend puin of scherven.
De brandweerman met [dienstummer 4] heeft verklaard dat er vrijwel meteen zwaar vuurwerk, vermoedelijk Cobra’s, in hun richting werd gegooid nadat zij uitstapten. Nadat ze een ronde hadden gereden en zeker wisten dat er politie mee reed, zijn ze terug gegaan om een tweede poging te doen. Ook nu werd er rondom het vuur veel vuurwerk afgestoken. Ook met de aanwezigheid van de politie bleef dezelfde groep vuurwerk in hun richting gooien. Twee collega’s die bezig waren met het blussen en dichter bij het vuur stonden, stonden er nog geen twee meter vanaf toen het vuurwerk afging. Het vuurwerk kwam vanuit de groep op straat en werd bewust in hun richting gegooid. Ook gooiden ze het expres in het vuur en toen dit explodeerde, vloog er gloeiend puin uit het vuur alle kanten op. [4] De klappen hiervan waren zo hard dat de brandweerman de drukgolven op zijn borst voelde. Dit vuurwerk is te vergelijken met explosieven en omdat dit midden in de brandstapel vol met metaal, glas en ander puin werd gegooid, had dit voor ernstige verwondingen kunnen zorgen door rondvliegende scherven, zelfs met hun beschermende kleding. [5]
De brandweerman met [dienstummer 5] heeft verklaard dat de jongeren die een vreugdevuur hadden gemaakt zeer zwaar vuurwerk richting de brandweer en in het vreugdevuur gooiden. Uit het vuur dat de brandweer aan het blussen was, was een grote klap te voelen en te horen. [6]
[verbalisant 4] heeft de camerabeelden van de gebeurtenissen in de nacht van 31 december 2020 op 1 januari 2021 uitgekeken. Ze zag dat de video met de naam Delft02.MP4 was gefilmd door de bodycam van een brandweerman. [7] Op de beelden hoorde ze om 00:12:52 uur een flinke knal. Ze zag tegelijkertijd dat het vuur dat op de kruising lag uit elkaar spatte. Kleine vonkjes spatten in het rond en rondom het vuur lagen rokende en brandende stukjes. Om 00:13:06 uur hoorde ze nogmaals een harde klap vlakbij het vuur. Om 00:13:59 uur hoorde ze wederom een keiharde klap die harder klonk dan vuurwerk van categorie 2. De brandweermannen stapten in hun voertuig en reden weg. Om 00:19:40 uur stapte de brandweer uit om te blussen. Om 00:20:13 uur zag ze dat er vuurwerk in het vuur werd gegooid. Ze herkende dit aan de vonkjes die ze in een boog voorbij zag komen in beeld. Een aantal seconden later was verderop in de straat een grote dreun te horen, om 00:20:35 uur gevolgd door een flits en een keiharde klap. Op het moment dat het vuurwerk afging, stonden de brandweermannen op vier à vijf meter van het vuur af. [8]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij op
31 december 2020 zag dat een haar bekende man, van wie ze wist dat hij op de [straatnaam 2] woonde, zwaar vuurwerk afstak op straat. De man had een gezet postuur en was van Poolse afkomst. Er kwam een man bij staan. Ze wist dat deze man [verdachte] heette. Ze zag dat [verdachte] ook zwaar vuurwerk afstak. Toen de brandweer het vuur probeerde te blussen, zag ze dat het hele groepje mannen, met name de Poolse man en [verdachte] , continu vuurwerk in het vuur gooiden. [9] Ze zag dat de Poolse man zwaar vuurwerk aanstak en richting de brandweer gooide. [10]
Later heeft [getuige 1] tegen [verbalisant 5] verklaard dat zij [verdachte] en de Poolse man herkende, omdat dit haar buren zijn. [11]
[getuige 2] heeft verklaard dat zij op 1 januari 2021 zag dat er op de kruising van de [straatnaam 2] met de [straatnaam 1] een groot vuur brandde. Ze zag dat meerdere personen zwaar vuurwerk in het vuur gooiden, terwijl er een brandweerman op ongeveer vier meter afstand van het vuur stond. Op ongeveer zes meter afstand stonden vijf andere brandweermannen. Eén van de personen die vuurwerk gooiden, was haar buurman [verdachte] , woonachtig op de [straatnaam 1] te Delft.
Ze zag dat [verdachte] iets in zijn hand had dat op vuurwerk leek en dat hij met zijn hand een beweging maakte die leek op het aansteken van dit voorwerp. Kort hierop zag ze dat het uiteinde van het voorwerp in zijn hand ging branden en dat [verdachte] dit in het vuur gooide waar op dat moment ook de brandweermannen stonden. Kort daarna zag ze een enorme vuurbal in het vuur met direct daarna een enorme explosie. [12]
Het oordeel van de rechtbank
1. Het incident
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat in de nacht van 31 december 2020 op 1 januari 2021 te Delft een aantal personen (zwaar) vuurwerk heeft gegooid richting de brandweerlieden met dienstnummers [dienstummer 1] , [dienstummer 2] , [dienstummer 3] , [dienstummer 4] en [dienstummer 5] en in het vuur, terwijl deze brandweerlieden op korte en/of enige afstand van het vuur stonden en (op korte afstand) dat vuur aan het blussen waren, waardoor vuurballen en explosies zijn ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de processtukken niet kan worden vastgesteld dat er ook vuurwerk richting politieagenten is gegooid. Daarvan zal de verdachte worden vrijgesproken.
2. De rol van de verdachte
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen vuurwerk richting de brandweerlieden of in het vuur heeft gegooid. De verdachte heeft stellig ontkend dat hij onderhavig feit heeft gepleegd. De verklaringen van de brandweerlieden en de overige getuigenverklaringen bieden volgens de verdediging onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de verdachte één van de vuurwerkgooiers was.
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor weergegeven verklaringen op hoofdlijnen overeenkomen. Uit die verklaringen blijkt dat [verdachte] , woonachtig op de [straatnaam 1] te Delft, vuurwerk richting de brandweer en in het vuur heeft gegooid. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid of de juistheid van die verklaringen te twijfelen.
De rechtbank stelt op basis van die verklaringen dan ook vast dat de verdachte één van de personen is geweest die vuurwerk richting de brandweerlieden en in het vuur heeft gegooid.
3. Voorwaardelijk opzet
Uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte vuurwerk richting de brandweerlieden en in het vuur heeft gegooid, zó dichtbij dat één van hen drukgolven op de borst voelde. Doordat het vuurwerk ook in het vuur werd gegooid, dat vol lag met metaal, glas en ander puin, konden de scherven die door de ontploffing door de lucht vlogen voor ernstige verwondingen zorgen, zelfs door de beschermende kleding van de brandweerlieden heen. Ook de vuurballen en de explosies die door ontstonden door het vuurwerk dat werd afgestoken, had voor zwaar lichamelijk letsel kunnen zorgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het afsteken van vuurwerk in de nabijheid van personen kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Dit geldt in het bijzonder indien sprake is van zwaar (illegaal) vuurwerk, zoals Cobra’s en nitraten.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken.
Door het gooien van vuurwerk in de richting van de brandweerlieden, zonder te weten waar en op welke afstand van de brandweerlieden dat vuurwerk precies terechtkomt, en door het vuurwerk in het vuur te gooien waardoor explosies en vuurballen ontstonden terwijl de brandweerlieden op korte afstand van dat vuur stonden, heeft de verdachte het risico genomen dat de brandweerlieden zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat het ging om zwaar vuurwerk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere personen uit het groepje. Hun rollen waren inwisselbaar en hun samenwerking bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Conclusie
De rechtbank acht het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding II [13]
Feit 1
De rechtbank zal voor dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
13 april 2021;
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 11 januari 2021 (p. 15);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 januari 2021 (p. 9).
Feit 2
De bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 1] , aspirant van politie Eenheid Den Haag, heeft gerelateerd dat hij op
1 januari 2021 met verbalisant [verbalisant 2] door de verdachte werd beledigd. [14] Hierop heeft [verbalisant 1] de verdachte aangehouden. De verdachte rende weg en gooide een blikje bier in de richting van [verbalisant 1] . Laatstgenoemde zag dat de verdachte hem met zijn linkerhand vastpakte aan de kraag van zijn jas. De verdachte haalde met zijn open rechterhand uit in de richting van het gezicht van [verbalisant 1] . Vervolgens voelde [verbalisant 1] meerdere vingers over zijn gezicht gaan. Hierna ontstond een worsteling tussen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en de verdachte, waarin de verdachte zich meerdere malen hevig probeerde los te krijgen en hij de verbalisanten meerdere malen heeft geslagen. De verdachte pakte met zijn hand de keel van [verbalisant 2] vast. [15] [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij op enig moment zag dat [verdachte] de wapenstok van [verbalisant 2] in zijn hand had. [16]
[verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, hoorde [verbalisant 1] met luide stem tegen de verdachte roepen dat hij was aangehouden voor belediging. De verdachte haalde uit naar [verbalisant 1] en raakte hem tegen zijn neus. Hierop hebben de verbalisanten geprobeerd de verdachte onder controle te brengen. [verbalisant 2] heeft nogmaals tegen de verdachte geroepen dat hij was aangehouden en dat hij mee moest werken, maar merkte dat de verdachte tegenwerkte. [verbalisant 2] merkte dat de verdachte zich probeerde los te rukken uit zijn greep. [verbalisant 2] probeerde de arm van de verdachte naar zijn rug te brengen, maar de verdachte rukte zijn arm los. Vervolgens pakte de verdachte de wapenstok van [verbalisant 2] af. De verdachte duwde [verbalisant 2] tegen een geparkeerde auto en duwde met zijn linkeronderarm tegen de keel van [verbalisant 2] . Vervolgens sloeg de verdachte [verbalisant 2] met een vuist tegen zijn jukbeen. [17]
Het oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft vrijspraak van dit ten laste gelegde feit bepleit, nu de verdachte heeft ontkend dat hij geweld heeft gebruikt jegens de verbalisanten. Volgens de verdachte klopt de volgorde van de gebeurtenissen zoals beschreven door de verbalisanten niet.
De rechtbank stelt vast dat de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] op hoofdlijnen overeenkomen, maar op detailniveau genoeg van elkaar verschillen zodat de rechtbank de overtuiging heeft dat zij hun bevindingen niet op elkaar hebben afgestemd. De verbalisanten hebben hun processen-verbaal op ambtsbelofte opgemaakt. Dat betekent dat de rechtbank – behoudens sterke aanwijzingen van het tegendeel – ervan uit gaat dat zij naar waarheid hebben gerelateerd. Van die aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de betrouwbaarheid of de juistheid van hun bevindingen te twijfelen. De rechtbank gaat dan ook uit van die bevindingen.
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte een blikje bier richting [verbalisant 1] heeft gegooid, [verbalisant 1] bij zijn jas heeft vast gepakt, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft geslagen, zich los heeft getrokken uit hun greep, in een andere richting heeft bewogen dan die waar de verbalisanten hem probeerden te bewegen, de wapenstok van [verbalisant 2] heeft afgepakt, [verbalisant 2] tegen een auto heeft geduwd en met zijn arm tegen zijn keel heeft geduwd en hem bij de keel heeft gepakt. Door op deze manier te handelen, heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding.
Conclusie
De rechtbank acht het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
hij in de periode van 31 december 2020 tot en met 1 januari 2021 te Delft tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan meerdere medewerkers van de brandweer met [dienstummer 1] , [dienstummer 2] , [dienstummer 3] , [dienstummer 4] en [dienstummer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen,
- ( zwaar) vuurwerk heeft gegooid richting die brandweerlieden en
- ( zwaar) vuurwerk heeft gegooid in het vuur waarvan voorgenoemde brandweerlieden op korte en/of enige afstand stonden en welke die brandweerlieden (op korte afstand) aan het blussen waren ten gevolge waarvan vuurballen en explosies zijn ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Dagvaarding II
1
hij op 1 januari 2021 te Delft opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , aspirant van politie Eenheid Den Haag, en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: "kankerjoden", "kankerlijders" en "kankermongolen";
2
hij op 1 januari 2021 te Delft, zich met geweld heeft verzet tegen meerdere ambtenaren,
[verbalisant 1] , aspirant van politie Eenheid Den Haag, en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van hem - verdachte - door meermalen, althans eenmaal, (met kracht):
- een blikje bier in de richting van die [verbalisant 1] te gooien,
- die [verbalisant 1] vast te pakken bij de jas,
- die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te slaan,
- zich (pogen) los te trekken uit de greep van die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ,
- in een andere richting te bewegen dan die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hem trachten te bewegen,
- de wapenstok van die [verbalisant 2] af te pakken,
- die [verbalisant 2] tegen een auto te duwen en
- met zijn arm tegen de keel van die [verbalisant 2] te duwen en die [verbalisant 2] bij de keel te pakken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt opgelegd, inhoudende dat de verdachte gedurende de jaarwisseling van 2021-2022 wordt verplicht om zich te bevinden in zijn woning aan de [adres], waarbij twee weken vervangende hechtenis zal worden toegepast indien de verdachte niet aan de maatregel voldoet.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Vanwege het coronavirus gold tijdens oud en nieuw 2020-2021 een vuurwerkverbod om de druk op hulpverleners te verminderen. In de aanloop naar de jaarwisseling werd in de media opgeroepen om acht te slaan op dit verbod, maar werd ook gevreesd voor onrust en rellen door mensen die het hier niet mee eens waren.
De verdachte heeft tijdens oud en nieuw 2020-2021 samen anderen, en in strijd met het geldende vuurwerkverbod, vuurwerk gegooid richting de brandweer en in het vuur, terwijl de brandweer juist ter plaatse was een op de openbare weg gesticht vreugdevuur te blussen, niet alleen voor de veiligheid van de verdachte, maar ook voor die van de overige aanwezigen en buurtbewoners. De brandweer heeft meerdere keren moeten uitrukken en is ten minste één keer gestopt met blussen, omdat zij in zo een bedreigende en gewelddadige situatie hun werk niet konden uitvoeren.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij excessief geweld heeft gebruikt tegen hulpverleners. Deze hulpverleners werden tijdens hun werkzaamheden door een grote groep belaagd en bekogeld met vuurwerk, juist in een tijd waarin al extra druk op hulpverleners rust. Ook de verdachte moet hiervan op de hoogte zijn geweest. De rechtbank rekent dit geweld de verdachte zwaar aan. De rechtbank weegt het gebruik van vuurwerk als wapen mee als een strafverzwarende omstandigheid. Dat de brandweerlieden niet daadwerkelijk gewond zijn geraakt door het vuurwerk of door rondvliegend puin, is enkel te wijten aan toeval en volstrekt niet te danken aan het gedrag van de verdachte.
Toen de politie de brandweerlieden probeerde te ondersteunen door te zorgen dat de groep waartoe ook de verdachte behoorde binnen een portiek bleef, weigerde de verdachte met de politie mee te werken. De verdachte heeft twee verbalisanten beledigd en is vervolgens aangehouden. In plaats van mee te werken met de aanhouding, zodat de politie een veilige(re) situatie kon creëren voor de brandweer, is de verdachte in hevige mate in verzet gegaan. Eerst toen de verbalisanten niet alleen hun wapenstok, maar ook pepperspray gebruikten, kon de verdachte onder controle worden gebracht.
[verbalisant 2] zegt specifiek over de aanhouding van de verdachte dat hij al twintig jaar in dienst is bij de politie, maar nog nooit te maken heeft gehad met zóveel geweld jegens de politie. Daarnaast geeft hij aan dat de verdachte onder invloed leek te zijn van alcohol en lachgas en dat de verdachte het schuim op de mond stond. Toen de verbalisant thuis kwam, kon hij niet gelijk slapen, omdat hij boos en onzeker was door het gedrag van de verdachte. Ook besefte hij dat het puur en alleen door de verbalisanten zelf kwam dat zij er zonder kleerscheuren vanaf zijn gekomen. Ook [verbalisant 1] geeft aan dat hij nog niet eerder met zo veel geweld te maken heeft gehad, niet alleen richting hemzelf en [verbalisant 2] , maar ook de overige hulpverleners.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij op één avond geweld heeft gebruikt tegen meerdere hulpverleners, zowel brandweerlieden als politieagenten. Dit terwijl de politie juist ter plaatse was om de brandweer, die het werken onmogelijk werd gemaakt, te ondersteunen. In verband hiermee zal de rechtbank een hogere straf aan verdachte opleggen dan door de Officier van Justitie is gevorderd.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 7 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen de verdachte tijdens de terechtzitting van
13 april 2021 over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank acht het van belang dat de verdachte komende jaarwisseling – al dan niet onder invloed van alcohol of andere verdovende middelen – niet in de verleiding komt wederom strafbare feiten te begaan jegens hulpverleners. De rechtbank acht het recidiverisico hoog gelet op het feit dat de verdachte – ondanks het vuurwerk- en samenscholingsverbod dat tijdens de jaarwisseling gold – meerdere keren in dezelfde nacht hulpverleners heeft belaagd. Ter beveiliging van de maatschappij – in het bijzonder de veiligheid van hulpverleners tijdens de volgende jaarwisseling – en ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank het daarom van belang dat een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende dat de verdachte wordt bevolen van 31 december 2021 te 20:00 uur tot 1 januari 2022 te 06:00 uur aanwezig te zijn in zijn woning, thans gelegen aan de [adres] , indien en voor zover de verdachte niet is gedetineerd.
Iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, te weten de brandweerlieden met dienstnummers [dienstummer 1] , [dienstummer 2] , [dienstummer 3] , [dienstummer 4] en [dienstummer 5] en verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Gelet op het door de rechtbank geconstateerde recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de eerder genoemde vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank ziet gelet op het heftige geweld tegen zowel brandweerlieden als politieagenten, op meerdere momenten tijdens de jaarwisseling aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie en een hogere straf op te leggen dan geëist.
De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding om de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in strafverlagende zin mee te wegen.
Bevel voorlopige hechtenis
De rechtbank overweegt met betrekking tot de voorlopige hechtenis het volgende.
Op 25 januari 2021 heeft de rechter-commissaris het bevel voorlopige hechtenis geschorst. Daarvoor was redengevend dat de persoonlijke belangen van de verdachte toen zwaarder wogen dan het strafvorderlijk belang. Nu er een veroordeling wordt uitgesproken en een straf is bepaald, mag in het kader van een goede rechtspleging de samenleving ook verwachten dat die straf ten uitvoer wordt gelegd. Gelet op de ernst van de feiten en de op te leggen straf, is de rechtbank van oordeel dat het onaanvaardbaar is als de veroordeelde een eventueel hoger beroep ook in vrijheid zou mogen afwachten. Bij een afweging van de persoonlijke belangen van de verdachte enerzijds en de zojuist geschetste strafvorderlijke belangen anderzijds, wegen de strafvorderlijke belangen zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis ambtshalve opheffen met ingang van vandaag.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen
- 38v, 38w, 45, 47, 57, 180, 266, 267 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I primair ten laste gelegde feit en het bij dagvaarding II onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 2:
wederspannigheid;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de maatregel dat de veroordeelde van 31 december 2021 om 20:00 uur tot
1 januari 2022 om 06:00 uur aanwezig zal zijn in zijn woning, thans gelegen aan de [adres] , indien en voor zover de verdachte niet is gedetineerd;
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rigter, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021022567, van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, basisteam Delft, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 242).
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , p. 15.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18-19.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 46.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 25.
10.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 26.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 31.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021000832, van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, basisteam Delft, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 27).
14.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 15.
15.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 16.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9.