Op 23 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 5 op 6 april 2020 in Wassenaar, waar de verdachte, die een vriendschappelijke relatie had met het slachtoffer, zich aan haar heeft vergrepen in haar eigen woning. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 8 maart 2021 en 9 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. K. van Diemen, de vordering heeft ingediend en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.G. Jagesar, pleitte voor vrijspraak. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de seksuele handelingen vrijwillig waren.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren, als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat er voldoende steunbewijs was voor de verklaringen van het slachtoffer, onder andere door de verklaring van haar dochter, die haar kort na het incident had aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting door het slachtoffer te dwingen tot seksuele handelingen tegen haar wil, waarbij geweld werd gebruikt.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 5.250,- aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafoplegging.