ECLI:NL:RBDHA:2021:407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
C/09/19/254 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares met psychische problematiek

Op 25 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een schuldenares die onder de schuldsaneringsregeling valt. De schuldenares, geboren in 1995, had eerder een schuldsaneringsregeling toegewezen gekregen op 8 oktober 2019. De rechter-commissaris, mr. H.J. van Harten, had op 20 november 2020 een voordracht gedaan tot tussentijdse beëindiging van deze regeling, omdat de schuldenares niet voldeed aan haar verplichtingen. Dit omvatte het niet indienen van noodzakelijke documenten, het niet voldoen aan sollicitatieverplichtingen en het ontstaan van nieuwe schulden door een ontslag wegens diefstal bij haar voormalige werkgever. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2021 heeft de schuldenares erkend tekort te zijn geschoten, maar ook aangegeven dat zij zich vrijwillig had aangemeld voor behandeling van haar psychische problemen, waaronder kleptomanie. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er ernstige tekortkomingen waren, de schuldenares zich inspande om haar situatie te verbeteren. De rechtbank heeft daarom besloten de voordracht tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling af te wijzen en de regeling met 24 maanden te verlengen, met de mogelijkheid om deze te verkorten indien de schuldenares haar boedelachterstand inloopt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de schuldenares opnieuw gekeurd moet worden voor haar arbeids(on)geschiktheid.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
Vonnis van 25 januari 2021
in de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenares],geboren op geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode en woonplaats].
schuldenares.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ten aanzien van schuldenares is bij vonnis van 8 oktober 2019 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. H.J. van Harten tot rechter-commissaris. Mr. P.A. Loeff (Advocatenkantoor Loeff), kantoorhoudende te Zwijndrecht, is benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Op 20 november 2020 heeft de rechter-commissaris een voordracht gedaan strekkende tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 350 van de Faillissementswet (Fw).
1.3
De rechter-commissaris heeft aan de voordracht het volgende ten grondslag gelegd:
- schuldenares heeft niet aan haar informatieverplichting voldaan, aangezien tot op heden meerdere stukken ontbreken ter zake de inkomsten en uitgaven van schuldenares;
- schuldenares heeft 11 maanden niet aan haar sollicitatieverplichting voldaan. Schuldenares heeft namelijk in de maanden november 2019, januari 2020 tot en met mei 2020 en juli 2020 tot en met november 2020 niet, althans onvoldoende aantoonbaar (aanvullend) gesolliciteerd;
- schuldenares is op 5 november 2019 op staande voet ontslagen bij haar voormalige werkgever, [A], vanwege diefstal. Hierdoor was bij [A] een vordering ontstaan van € 1.169,92. [A] is schriftelijk akkoord gegaan met een voorstel van de advocaat van schuldenares om de arbeidsovereenkomst als beëindigd te beschouwen en is overeengekomen dat de nieuwe schuld zou worden kwijtgescholden, maar dat schuldenares dan geen aanspraak meer kon maken op uitkering van haar vakantiegeld of opgebouwde vakantiedagen. Schuldenares heeft door haar handelen en door het ontslag de schuldeisers benadeeld, voor welk bedrag is onbekend.
- schuldenares heeft niet aan haar afdrachtverplichting voldaan, aangezien zij een (geschatte) boedelachterstand van € 1.209,06 heeft laten ontstaan.
1.4
Vooruitlopend op de mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 350 lid 2 Fw heeft de bewindvoerder de rechtbank bij brief van 4 januari 2021 geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Hierin is – onder meer – het volgende opgenomen:
‘….
1.
Inspanningsverplichting
Vanaf de aanvang van de schuldsaneringsverplichting heeft schuldenares verschillende werkgevers gehad. Vanwege het ontbreken van loonstroken kan niet gecontroleerd worden hoeveel uur per week schuldenares heeft gewerkt en of schuldenares aan de inspanningsverplichting heeft voldaan. Afgaande op de bankafschriften van de ontvangen loonbetalingen en de aanwezige loonstroken, is schuldenares niet minimaal 36 uur per week werkzaam geweest.
Onlangs heeft schuldenares een medische keuring ondergaan, daar schuldenares had aangegeven geen voltijds arbeid te kunnen verrichten in verband met psychische klachten. Uit de rapportages blijkt dat schuldenares voor 234 uur per week arbeidsgeschikt geacht wordt. De rechter-commissaris heeft op grond van dit rapport een gedeeltelijke ontheffing van de sollicitatieplicht (voor 12 uur per week) van 27 oktober 2020 tot 27 juli 2021 verleend.
Per 1 januari 2021 is schuldenares voor bepaalde tijd (elf maanden) voor 32 uur per week (+/- 35%) in dienst getreden bij [B] in de functie van verkoopster.
2.
Informatieverplichting
… De informatieplicht wordt niet goed nagekomen.
De volgende stukken ontbreken in het dossier:
Verzocht is de ontbrekende stukken in te leveren. Schuldenares heeft verklaard dat sommige loonstroken door (voormalig) werkgevers niet meer worden verstrekt.
3.
Afdrachtverplichting
Op basis van de huidige bekende gegevens is de bewindvoerder gebleken dat het inkomen boven het vrij te laten bedrag niet volledig aan de boedel is afgedragen. Er is naar schatting sprake van een achterstand in de afdrachten aan de boedel ter hoogte van € 1.358,52.
4.
Zijn er nieuwe schulden ontstaan?
Bij de voormalig werkgever van schuldenares, [A], was een nieuwe schuld ontstaan ad € 1.169,92. [A] is schriftelijk akkoord gegaan met een voorstel van de advocaat van schuldenares om de arbeidsovereenkomst ‘met gesloten beurzen’ als beëindigd te beschouwen. Hierdoor is de nieuwe schuld weliswaar van tafel, maar heeft er geen afrekening plaatsgevonden van vakantiedagen en vakantiegeld, waardoor de schuldeisers zijn benadeeld.
…’
1.5
De mondelinge behandeling van de voordracht heeft plaatsgevonden op 11 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- schuldenares, vergezeld door haar moeder;
- de bewindvoerder.
1.6
De rechtbank heeft vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Van personen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen en dat zij de uitvoering van de regeling door doen of nalaten ook niet anderszins belemmeren dan wel frustreren. Niet nakoming van één of meer van deze verplichtingen kan leiden tot tussentijdse beëindiging van de regeling.
2.2
Ter beoordeling staat of hetgeen schuldenares wordt verweten, gegrond is en zo ja, of dit dient te leiden tot de door de rechter-commissaris verzochte tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.
2.3
De bewindvoerder heeft ter zitting aangevoerd dat schuldenares op staande voet is ontslagen wegens het plegen van een strafbaar feit (diefstal) bij haar voormalig werkgever. De bewindvoerder stelt daarbij dat uit vaste rechtspraak volgt dat het plegen van strafbare feiten niet verenigbaar is met de schuldsaneringsregeling, zodat de schuldsaneringsregeling reeds hierom dient te worden beëindigd. Daar komt bij dat het ontslag heeft geleid tot een benadeling van de schuldeisers nu schuldenares met tussenkomst van haar advocaat is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd met verrekening van de vordering van de werkgever met het vakantiegeld en de opgebouwde vakantiedagen. Hierdoor is een nieuwe schuld van de ex- werkgever weliswaar uitgebleven, maar omdat er geen eindafrekening plaatsvond, zijn de overige schuldeisers wel benadeeld. Het saldo van de eindafrekening (zonder de verrekening vanwege de diefstal) – een bedrag van ongeveer € 2.112,- – was anders immers aan de boedel toegekomen. Daarnaast heeft schuldenares naar schatting € 1.358,52 te weinig afgedragen aan de boedel waardoor een geschatte totale achterstand (inclusief de eindafrekening) van circa € 3.471,34 is ontstaan. Ten slotte is ten aanzien van de sollicitatieverplichting sprake van een tekortkoming van 12 maanden.
2.4
Schuldenares heeft ter zitting erkend dat zij is tekortgeschoten in het nakomen van haar verplichtingen. Zij heeft daarbij aangevoerd dat zij kampt met psychische problematiek. In dat verband heeft zij meerdere keren diefstal gepleegd, naar eigen zeggen ‘omdat het slagen daarvan een goed gevoel geeft’. Inmiddels heeft schuldenares zich vrijwillig aangemeld voor behandeling van haar psychische problematiek, daaronder begrepen het plegen van diefstallen. Daarnaast heeft zij begeleiding van (een medewerkster van het) Sociaal Team. Schuldenares heeft ook verklaard dat zij sinds januari jl. een betaalde baan heeft voor 32 uur per week en er alles aan wil doen om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen. Schuldenares heeft verklaard bereid te zijn om de regeling maximaal te verlengen om zo haar tekortkomingen te herstellen.
2.5
Bij de beoordeling van het verzoek moet het volgende worden vooropgesteld. Indien de schuldenaar een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert, kan de rechter op grond van art. 350 lid 3, aanhef en onder c, Fw de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigen. Voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling op de gronden, vermeld in art. 350 lid 3, aanhef en onder c, Fw geldt als maatstaf of, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, de daar genoemde gedragingen een duidelijke aanwijzing vormen dat bij de schuldenaar de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt (vgl. ECLI:NL:HR: 2019:1949). Deze beëindigingsgrond ziet mede op wangedrag van de schuldenaar, en dus ook op de gepleegde (winkel)diefstallen.
2.6
Uit het door schuldenares ter zitting overgelegde behandelplan van De Waag volgt dat zij inmiddels (op eigen initiatief) onder meer wordt behandeld voor het beheersen van de impuls tot stelen. De strafbare feiten die zij heeft gepleegd (waarvoor overigens geen vervolging en dus ook geen veroordeling heeft plaatsgevonden) lijken in het geval van schuldenares voort te vloeien uit een psychiatrisch ziektebeeld (kleptomanie) en zijn haar in zoverre dus niet (volledig) toe te rekenen. Daarnaast wordt schuldenares begeleid door Sociaal Team en heeft schuldenares – ondanks een vrijstelling door de rechter-commissaris voor 12 uur per week – recent een nieuwe baan voor 32 uur gevonden. Deze omstandigheden creëren de verwachting dat schuldenares de schuldsanering tot een goed einde zal weten te brengen. De rechtbank is, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, dan ook van oordeel dat – hoewel sprake is van ernstige tekortkomingen in de zin van de schuldsaneringsregeling – niet kan worden vastgesteld dat bij schuldenares de van haar te verwachten medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Dat brengt mee dat het verzoek tot tussentijdse beëindiging op voordracht van de rechter-commissaris en ondersteund door de bewindvoerder, wordt afgewezen en dat de regeling zal worden verlengd.
2.7
De rechtbank zal de schuldsaneringsregeling verlengen met 24 maanden of zoveel korter in het geval schuldenares de boedelachterstand volledig heeft ingelopen. Daarbij dienen de eerste 12 maanden van de verlenging om de geconstateerde tekortkoming in de sollicitatieverplichting te compenseren. Dit houdt in dat wanneer schuldenares niet het vereiste aantal uren werkzaam is (tot 27 juli 2021 is dat 24 uur per week), zij aantoonbaar dient te solliciteren. Verder dient schuldenares haar (aanvullende) informatieverplichting stipt na te komen en de bewindvoerder te voorzien van alle ontbrekende stukken, voor zover deze beschikbaar zijn. Deze (reguliere) verplichtingen gelden dus tot 8 oktober 2023.
2.8
De verlenging van de regeling met nog maximaal een jaar vanaf 8 oktober 2023 heeft tot doel schuldenares in de gelegenheid te stellen de boedelachterstand (nu dus geschat op € 3.471,34) in te lopen. Vanaf dat moment komen – met uitzondering van de afdracht in verband met het bewindvoerderssalaris – de overige verplichtingen te vervallen.
2.9
In verband met de boedelachterstand overweegt de rechtbank nog het volgende, Schuldenares is op dit moment op medische gronden voor 12 uur vrijgesteld van haar inspanningsverplichting. Zij is de gehouden om maximaal 24 uur per week te werken of te solliciteren. Nu schuldenares desondanks 32 uur werkt, dient naar het oordeel van de rechtbank de afdracht naar rato in mindering te strekken op de opgelopen boedelachterstand. Ten slotte acht de rechtbank het van belang dat schuldenares, voorafgaand aan het verstrijken van de huidige vrijstelling (dus voor 27 juli 2021), opnieuw wordt gekeurd in verband met haar arbeids(on)geschiktheid, zodat de rechter-commissaris wanneer daar aanleiding voor is, in dit verband aansluitend een nieuwe beschikking kan afgeven.
3. De beslissing
De rechtbank:
- wijst af de voordracht tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling van D. Bakker, voornoemd;
- bepaalt dat schuldenares in verband met het bepalen van de mate van arbeids(on)geschiktheid vóór 27 juli 2021 opnieuw zal worden gekeurd door de GGD of een vergelijkbare instantie en geeft de bewindvoerder opdracht schuldenares hiervoor aan te melden;
- verlengt de termijn van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden of zoveel korter in het geval de boedelachterstand volledig is ingelopen, maar niet eerder dan 8 oktober 2023 en dus tot uiterlijk 8 oktober 2024;
- bepaalt dat alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onverminderd van toepassing blijven gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling tot 8 oktober 2023;
- bepaalt dat na 8 oktober 2023 de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet langer van toepassing zijn, met uitzondering van de afdracht verplichting in verband met het bewindvoerderssalaris.
Gewezen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2021 in aanwezigheid van B.A.H. van der Ven LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.