ECLI:NL:RBDHA:2021:4055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
C/09/605835 FT RK 21/25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling

Op 22 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling indiende, samen met een verzoek om verweersters te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. De verzoekster had een totale schuld van € 17.926,52 aan 13 schuldeisers, waarvan de vorderingen van de verweersters NVA en [X] respectievelijk € 49,- en € 3.261,77 bedroegen. De aangeboden schuldregeling, die een uitkering aan preferente en concurrente schuldeisers inhield, werd door de verweersters geweigerd, terwijl andere schuldeisers ermee instemden.

Tijdens de zitting op 15 april 2021, waar verzoekster werd bijgestaan door haar beschermingsbewindvoerder en een schuldhulpverlener, zijn de verweersters niet verschenen. De rechtbank overwoog dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald, maar dat een schuldeiser onder bijzondere omstandigheden gedwongen kan worden om in te stemmen met een schuldregeling. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare was, gezien de financiële situatie van verzoekster en haar psychische klachten.

De rechtbank oordeelde dat de verweersters in redelijkheid niet konden weigeren in te stemmen met de schuldregeling, en heeft het verzoek tot het bevelen van instemming met de schuldregeling toegewezen. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling werd afgewezen, omdat verzoekster geen belang meer had bij dit verzoek na de toewijzing van de schuldregeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummers: C/09/605835 / FT RK 21/25 en C/09/605836 / FT RK 21/26
vonnis van 22 april 2021
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [adres],
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
tegen

1.NVA en Balans,

gevestigd te Delft,
en
2. [X] Apotheek,
gevestigd te [vestigingsplaats],
vertegenwoordigd door Van Es Gerechtsdeurwaarders & Incasseerders
gevestigd te Rotterdam,
verweersters,
Verweersters zullen afzonderlijk van elkaar worden aangeduid als respectievelijk ‘NVA’ en ‘[X]’.

1.De procedure

1.1
Op 13 januari 2021 is door verzoekster tegelijk met het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling een verzoek ingediend om verweersters te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw).
1.2
Ter terechtzitting van 15 april 2021 is verzoekster, vergezeld van haar beschermingsbewindvoerder, E. Langendoen, en haar collega K. Honders, en van {A], schuldhulpverlener, hierover (telefonisch) gehoord.
1.3
Verweersters zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter terechtzitting.
1.4
[X] heeft bij e-mail van 13 april 2021 schriftelijk verweer gevoerd.
1.5
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Volgens de overgelegde schuldenlijst heeft verzoekster een totale schuld van € 17.926,52 aan 13 schuldeisers.
2.2
De vorderingen van NVA en [X] op verzoekster bedragen respectievelijk € 49,- en € 3.261,77. Dit is respectievelijk 0,27 % en 18,2 % van de totale schuldenlast.
2.3
Namens verzoekster is een schuldregeling aangeboden, in de vorm van een prognoseakkoord. Dit voorstel houdt in dat aan preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 14,77 % en 7,39 %, te reserveren in een periode van 36 maanden, tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
2.4
De aangeboden schuldregeling is door verweersters geweigerd en door de andere schuldeisers aanvaard.

3.Standpunt van de partijen

3.1
De verzoekster stelt dat verweersters in redelijkheid niet hebben kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die zij heeft aangeboden, nu de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
3.2
NVA heeft naar aanleiding van het verzoek haar standpunt niet aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
3.3
[X] heeft aan haar weigering, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Ondanks dat verzoekster wist dat de door [X] verstrekte medicatie niet vergoed werd (dit staat op de medicatie zelf) en zij deze niet zou (kunnen) betalen heeft zij gebruik gemaakt van de medicatie en daarmee willens en wetens kosten berokkend voor de apotheek. Kosten die [X] niet terugkrijgt. Mocht er alsnog een aanbod van minimaal 50% van het bedrag zijn dan gaat [X] bij wijze van uitzondering akkoord.

4.De beoordeling

4.1
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Een schuldeiser kan alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze schuldregeling leidt er toe dat de schuldeisers afstand moeten doen van een deel van hun vordering. Een verzoek om weigerende schuldeisers te bevelen toch met de aangeboden schuldregeling in te stemmen, zal alleen dan worden toegewezen als deze schuldeisers in redelijkheid de schuldregeling niet hebben kunnen weigeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen enerzijds het belang van verweerster bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en anderzijds de belangen van verzoekster of van de schuldeisers die met de schuldregeling hebben ingestemd. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het aanbod, inhoudende een prognosevoorstel, dat namens verzoekster is gedaan het maximaal haalbare is. Verzoekster heeft een WIA-uitkering en wordt thans begeleid door Impegno. Verzoekster heeft psychische klachten (borderline en ADHD) waarvoor zij onder behandeling is, en zal – in verband met traumaverwerking – op korte termijn een nieuw traject starten. Het ziet het er niet naar uit dat verzoekster binnen afzienbare tijd in staat zal zijn om te werken om zo haar afloscapaciteit te vergroten.
4.3
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het nu voorliggende buitengerechtelijk akkoord op grond van de huidige inkomsten van verzoekster – vergeleken met de wettelijke schuldsaneringsregeling – tot een gunstiger resultaat leidt in verband met de kosten die samenhangen met de wettelijke schuldsaneringsregeling, waaronder de vergoeding van de bewindvoerder.
4.4
Ook is het belang van de overige schuldeisers, evenals de belangen van verweersters, gelegen in de betere vooruitzichten bij de aanvaarding van de aangeboden schuldregeling dan bij verwerping daarvan. Het belang van verzoekster is gelegen in het feit dat zij buiten het wettelijk traject haar schulden kan regelen. Dat is in overeenstemming met wat de wetgever met de gedwongen schuldregeling heeft beoogd.
4.5
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verweersters in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.
4.6
Verzoekster heeft ook een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Het verzoek tot het bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt toegewezen. De verzoekster heeft dan ook geen belang meer bij haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat verzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beveelt verweersters in te stemmen met de onder 2.3 bedoelde schuldregeling;
5.2
wijst af het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2021 in tegenwoordigheid van D.D. Elsayed-Vorst, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.